De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 330]
| |
1504 Aan William Warham
| |
Desiderius Erasmus van Rotterdam groet de hoogwaardige vader in Christus, heer William Warham, aartsbisschop van Canterbury, primaat van heel EngelandDegenen die mensenzaken vergelijken met de zee, excellente monseigneur, zijn volgens mij doorgedrongen tot hun essentie; maar nog duidelijker is die tot uitdrukking gebracht door de vergelijking met de Euripus. Want de overige zeeën golven hier en daar niet en ondergaan geen bewegingen tenzij de kracht van de winden hen in beroering brengt. Maar de Euripus, ik bedoel de zee tussen Phocis in Boeotië en het eiland Euboia, trekt zich zeven keer per etmaal terug met ongelooflijke snelheid en komt even vaak en even snel weer op. De Euripus bij Taormina doet dit nog vaker: daarom hebben de Grieken hem die naam gegeven, van de snelle opkomst. Want hoe grote en veelvuldige veranderingen hebben we hier in de laatste paar jaren gezien bij de voornaamsten van beide standen, zowel van de geestelijke stand als de wereldlijke! Wat een noodweer trof het christelijke geloof, wat een onrust in de wetenschap is daarop gevolgd! Wat een overstroming van alle soorten ellende dreigt er ten slotte: het lijkt de laatste dag wel! Ik zou uit geen enkel geschiedenisboek geloven wat ik hier nu zie en hoor, dat weet ik zeker. Maar laten we de zaak van oorlog en religie maar aan Christus zelf in beheer geven. Hoe voorspoedig waren binnen een paar jaren de humaniora in bloei komen te staan! Hoe weinig heeft het anderzijds gescheeld of de barbarij had opnieuw gewonnen en alle echte wetenschap bedolven! De grootste bedreiging hiervoor zijn zij die op onzuivere gronden wetenschap bedrijven. Overal kun je duistere figuren zien opkomen die zodra ze tien Latijnse woorden, twee Griekse en zes paradoxen geleerd hebben, brutale boekjes schrijven en met verbazingwekkende hoogmoed een afkeer hebben van schrijvers die door het unanieme oordeel van eeuwen geheiligd zijn; ik weet niet eens of dit meer een kwestie is van gebrek aan dankbaarheid of aan eerbied. Zij moeten het wel overal een achterlijke bedoening vinden waar ze die zes paradoxen niet aantreffen; sommige mensen zijn tegenwoordig helemaal hoteldebotel van paradoxen. Natuurlijk moeten we de meesterwerken van de grote mannen verwerpen, om in plaats daarvan de provocerende rommel te lezen van weet ik welke rebbelende letterknecht. | |
[pagina 331]
| |
Met des te meer genoegen heb ik de taak op me genomen om onze Hieronymus, die voorheenGa naar voetnoot1. al in volle pracht ter wereld was gekomen, nu nog schitterender te laten verschijnen. In deze band staat niets van mijn hand behalve de kritische opmerkingen. Men moet zich evenwel niet meteen vol afkeer afwenden van wat niet van Hieronymus is; want de eerste afdeling bevat veel dat zo lezenswaard is dat ik heel blij ben dat het bewaard is gebleven, al is het onder Hieronymus' naam. In de derde afdeling heb ik bijna niets gevonden dat verdient dat een vrome en geleerde lezer er tijd aan besteedt. Als iemand het niet met mijn oordeel eens is, heeft hij toch geen reden boos op me te zijn. Want hij heeft hier niet alleen alles wat verschenen is in eerdere edities van anderen, maar ook nog veel dat eraan toegevoegd is; en dat heeft hij nu zowel in een mooiere druk als met een betere tekst dan ooit tevoren. Wat mij betreft mag iedereen zijn eigen oordeel koesteren. Wie tot oordelen bevoegd zijn, heb ik gewaarschuwd; wie het vervelend vindt als er iets weggelaten wordt, heb ik niet teleurgesteld. Ik bid dat de heer Jezus zorgt dat uw ouderdom, die uitzonderlijk godvruchtig is, even zo bloeiend en langdurig mag zijn ten bate van zijn kerk. Bazel, 10 oktober 1524 |