De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1479 Aan Haio Herman
| |
[pagina 279]
| |
op de afzonderlijke delen van je brief:Ga naar voetnoot1. ik ben erg blij dat Lazare de Baïf met zijn studie van kledingGa naar voetnoot2. hetzelfde gedaan heeft als Budé in zijn De asse. In het bijzonder verwelkom ik zijn ongekunsteldheid gepaard aan uitgelezen geleerdheid - een zeer zeldzame combinatie bij geletterden. Ik wist wel dat laena ‘mantel’ een soort kledingstuk was, en ik vermoedde dat het overeenkwam met het Griekse chlaina; maar ik meed het woord eerst omdat het niet zo bekend was, later omdat de betekenis niet vast stond. Iedereen weet wat een penula hiberna is, ‘een wintermantel’. Maar ik zal mijn tekst op deze plaats wijzigen zodra ik het boek van Lazare ingezien heb (ik hoop zo spoedig mogelijk).Ga naar voetnoot3. Wat betreft anaxyris dacht ik dat subligar hetzelfde was als ‘lange broek’ of althans nagenoeg hetzelfde. Volgens mij heb ik bij Iuvenalis ooit gelezen et subligar Acci ‘en de lange broek van Accius’.Ga naar voetnoot4. Maar hoe dit ook zij, als iemand zich vergist heeft in de benaming van een kledingstuk, vind jij dan dat dit onmiddellijk gelaakt moet worden met scheldwoorden? Het verbaast me echt als iemand nu stellige uitspraken kan doen over de juiste woorden voor antieke kledij, want tijdens mijn eigen leven zie ik al zo veel wijzigingen in de kledingmode! Om die critici over wie je schrijft,Ga naar voetnoot5. lach ik: als zij ook eens iets van hun eigen werk publiceerden, zouden ze waarschijnlijk zelf eveneens strenge recensenten treffen. Desondanks kan ik het goed lijden dat me lof onthouden wordt want ik matig me absoluut geen lof aan. ErgensGa naar voetnoot6. heb ik geschreven, meen ik, dat Budé zich kan handhaven in wedijver met mensen als ErmolaoGa naar voetnoot7. en Poliziano en dat hem waarschijnlijk de eerste prijs wordt toegekend voor teksten schrijven in het Grieks. Ik zie nog niet meteen iemand die dat voor de vuist weg ook zo goed kan. Want dikwijls schrijft hij me brieven die geheel of gedeeltelijk in het Grieks gesteld zijn, over van alles en nog wat, en dit voor de vuist weg. Toen ik in Italië verbleef heb ik alle geleerden daar gewaardeerd en geen is er door mij geminacht. De naam Angelo ColicioGa naar voetnoot8. heb ik zelfs nooit gehoord; | |
[pagina 280]
| |
dus ik vraag me af welk argument die gevonden heeft voor zijn smaadrede.Ga naar voetnoot9. Over de talenten van de Italianen heb ik altijd heel eerlijk geoordeeld en dat ook uitgesproken. Zelfs Casali ken ik niet: had hij zelf maar de juiste uitleg gegeven van die spreekwoorden, als hij die uitleg bij mij mist.Ga naar voetnoot10. Over ‘het slechte ei van een slechte raaf’ vertel ikGa naar voetnoot11. wat er in de commentaren van de Grieken staat; door ‘de ogen van de kraai’ werd ik flink geplaagd, en ondanks navraag links en rechts kon ik geen informatie krijgen die me bevredigde. Ik vind het geen schande voor mezelf als iemand anders iets ontdekt wat een betere oplossing biedt, gezien de omvang van de stof, die vaak ook nog erg duister is. Wat die oude man betreftGa naar voetnoot12. verbaas ik me nergens over; door een aangeboren hekel aan de letteren misgunt hij zichzelf het genot ervan. Zo was hij vijfentwintig jaren geleden al, en zo'n ziekelijke trek wordt met de jaren zelden zachter. Maar wat hij opgemerkt heeft over anes (wat zou betekenen remitte, ‘stuur terug’) en aphes (wat zou overeenkomen met dimitte, ‘stuur weg’) is waardeloos:Ga naar voetnoot13. dit wordt bijvoorbeeld bewezen door hoofdstuk 5 en 7 van Lucas, waar dezelfde vertaler die anders met genoegen het werkwoord dimittere gebruikt, apheontai vertaalt met remittuntur en niet met dimittuntur.Ga naar voetnoot14. Verder is in het lied van Zacharias in remissionem peccatorum ‘voor de vergeving van hun zonden’ in het Grieks aphesei gebruikt.Ga naar voetnoot15. Zo ook in hoofdstuk 3, eis aphesin.Ga naar voetnoot16. Verder wordt in Leviticus 25 annus remissionis ‘het jaar van de kwijtschelding’ apheseoos geheten, niet aneseoos.Ga naar voetnoot17. Hetzelfde zul je vaak vinden in hoofdstuk 15 van Deuteronomium.Ga naar voetnoot18. Zo ook staat in Ezechiël hoofdstuk 46 aphesis en niet anesis.Ga naar voetnoot19. Hieruit blijkt duidelijk dat de vertaler niet keek naar het onderscheid dat die oude man als een geheim verkondigt. Maar het is een beetje pedant om plaatsen te verzamelen waar aphesis vertaald is als remissio omdat hij het nergens met een ander woord vertaalt. In 2 | |
[pagina 281]
| |
Korinthiërs 8 is anesis vertaald als remissio maar hier betekent het ‘ontspanning van het leven’ en niet ‘vergeving der zonden’.Ga naar voetnoot20. Maar laten we toegeven dat er verschil is tussen aphes en anes; maakt dat het nodig gebrekkig Latijn te gebruiken, dimitte in plaats van remitte, terwijl er zoveel andere Latijnse woorden voorhanden zijn, condona, ignosce, remitte? Je ziet hoe oppervlakkig die lui denken over de Heilige Schrift. Wat betreft de haast die ik maak met mijn studies, deze zonde heb ik al gebiecht en ik ben nu boete aan het doen. Op dit moment worden de brieven van Hieronymus gedrukt,Ga naar voetnoot21. waarin ik veel plaatsen verbeterd heb. Een jaar geleden zijn de Spreekwoorden uitgekomen,Ga naar voetnoot22. op niet weinig plaatsen aangevuld of verbeterd, en er is alweer een nieuwe editie van voorbereid.Ga naar voetnoot23. Ik beloof dat ik dit zal doen zolang ik leef. Deze inspanningen verricht ik voor het algemene nut van de wetenschap, zonder de steun van handschriften en van andere geleerden, terwijl die mensen intussen, in zo'n grote overvloed, alles wat ze hebben voor zichzelf houden. Als zij vinden dat er niets gepubliceerd moet worden als er misschien iets in staat wat niet perfect is, laten ze dan eens een Italiaan noemen die dat gepresteerd heeft. Theodorus Gaza is bij verschillende passages terecht op zijn vingers getikt door TrapezuntiusGa naar voetnoot24. en de grote geleerde schaamde zich er niet voor om die plaatsen te veranderen. Ermolao heeft bij het vertalen van het voorwoord van Themistius flinke averij opgelopen,Ga naar voetnoot25. als het ware nog in de haven (zoals men dat zegt).Ga naar voetnoot26. Glijdt Lorenzo Valla niet overduidelijk uit op heel wat plaatsen? Om het nu maar niet te hebben over mannen als Valla,Ga naar voetnoot27. Pio,Ga naar voetnoot28. Beroaldo en Raffaele!Ga naar voetnoot29. Het doet hun pijn dat de dingen die ze met grote inspanningen voor zichzelf hebben gemaakt, onder de mensen verspreid worden. Ik herken de stem die past bij die ene oude man. Eerder zou hij moeten wensen dat ook het volk er deel aan krijgt, omdat dit voorkomt dat werkzaamheden van vele jaren verloren gaan. Maar ik heb de indruk dat ik nu pas geniet van al mijn gezwoeg, | |
[pagina 282]
| |
nu ik als oude man voorbijgestreefd word door zoveel jongemannen: dit is precies waarvoor ik immers zoveel nachtrust heb opgeofferd. Er zijn er die stank voor dank geven na bewezen diensten; dat is gewoon zo en ik ondervind het steeds vaker. Maar het is niet billijk om wegens de ondankbaarheid van sommigen allen teleur te stellen. Ik vind het wel passend voor een goede man om zelfs ondankbare lieden een weldaad te bewijzen, en nog veel meer voor een christen. Die mensen publiceren niets, maar intussen misleiden ze ook niemand, zeggen ze. Wie misleidt er hier? Iemand die een corrupte passage aanwijst en die wanneer er geen goed manuscript is dat hulp biedt, zijn eigen gissing toevoegt? Of hebben de geleerden maar weinig te danken aan de gissingen van Ermolao Barbaro voor de tekst van Plinius? Ik doe dat werk niet zonder de steun van oude handschriften wanneer die te verkrijgen zijn: wie denken dat ik me slechts met gissen bezighoud, moeten zich daarin niet vergissen! In het geval van Seneca heeft een vriendGa naar voetnoot30. mij bedrogen: wat hij op zich genomen had wilde hij niet afmaken, of hij kon het niet - want zelf was ik bij deze editie niet betrokken; toen hij besefte dat hij slecht werk geleverd had heeft hij ten slotte een manuscript gestolen met eigenhandige aantekeningen van mij. Het verheugt me dat de beroemde Hongaarse geleerdeGa naar voetnoot31. zoveel fouten uit mijn tekst van de Naturales quaestiones van Seneca heeft gehaald. Want er stond mij geen enkel oud handschrift ter beschikking voor dit werk; ik heb slechts tot een heruitgave bijgedragen en alleen veranderd wat duidelijk corrupt was door onzorgvuldigheid van kopiisten. Mijn gissingen heb ik in de marge toegevoegd; ik moet me al erg vergissen als hij niet een gedeelte ervan zal goedkeuren.Ga naar voetnoot32. Dus als hij fouten aan het licht heeft gebracht, waren dat geen fouten van mij. Over de editie van Plautus die ik bij Aldo gecorrigeerd heb voor veertig goudgulden, heeft de uitgever echt een beetje gelogen: slechts twintig kronen zijn mij uitbetaald; maar ik had ook alleen maar op me genomen de metrisch corrupte versregels te corrigeren en dit heb ik alleen gedaan in passages waar het metrum hetzelfde bleef. Voor het verwijderen van fouten in de tekst had ik niets ontvangen. Overal waar voor Cyprianus' tekstGa naar voetnoot33. de hulp van een oud manuscript voorhanden was, heb ik niet zitten dommelen; men | |
[pagina 283]
| |
kan zien dat er niet slechts regels toegevoegd zijn maar hele boeken. Als er fouten gemaakt zijn door onzorgvuldigheid van de drukker, kan ik daar niet verantwoordelijk voor zijn want ik vertoefde toen in Brabant. In de tekst van SuetoniusGa naar voetnoot34. heb ik niets bedorven maar getrouw de versie van een zeer oud handschrift gevolgd; daarmee is nog niet de weg geblokkeerd voor wie meer bruikbare suggesties kunnen bieden! Het is dus helemaal niet zo dat ik bang ben in mijn eer aangetast te worden door hun werk als ze hun resultaten publiceren; het is zelfs zo dat ik aanspraak zal maken op een paar complimenten, in elk geval het compliment dat ik hen gewekt heb toen ze zaten te dommelen. Over de schoonheid van mijn stijl heb ik me nooit echt druk gemaakt. Het is mooi genoeg als iedereen me begrijpt en ik geen gemene taal uitsla. Welke antieke schoonheid van de Latijnse taal missen zij in mij, terwijl er tussen de antieke auteurs zoveel verschillen in stijl zijn? Wat is de overeenkomst tussen Seneca en Quintilianus? Wat is de overeenkomst tussen Quintilianus en Cicero? Wat tussen Valerius Maximus en Sallustius, tussen Livius en Quintus Curtius, tussen Ovidius en Horatius? Ik heb er geen bezwaar tegen dat anderen vol bewondering zijn voor de stijl van Pontano, maar ik bewonder niets speciaal in hem, afgezien van de lieflijke woordenstroom en de klinkklank van zijn woorden. Ik vind dat Marullus niets anders laat weerklinken dan zijn heidendom. Juist hierom is Marullus hun liever dan Mantuanus. Zij haten de naam Christus: mochten wij barbaren die naam maar net zo oprecht en fanatiek omhelzen! Maar ik dwaal af. Zoals de oordelen van het verhemelte over smaak altijd verschillen, zo lopen ook oordelen over talenten altijd al uiteen: dus iedereen kan vrij oordelen. Er bestaan mooie grappen met ‘porrofaag’ (prei-eter), alsof ik het woordje porro zo vaak gebruik of zo onhandig. Dat de een dit mist in mijn taalgebruik en de ander dat, maakt het voor mij dubbel moeilijk; ten eerste omdat mensen van één schrijver alles eisen, ten tweede omdat ze van een schrijver iets eisen wat hij niet in de aanbieding heeft. Voor mij is het voldoende als ik in een eenmaal gekozen onderwerp zo goed mijn draai vind dat ik mijn voorgangers voorbijga. Ook al zou je de manGa naar voetnoot35. bij zijn naam genoemd hebben die in alles de voorkeur geeft aan Aleandro boven Erasmus, liep je geen gevaar. Want ik erken zelf ook altijd Aleandro's vele verdiensten, vooral in de letteren, en ik acht me niet gekwetst indien hij geleerder is dan ik, net zo min trouwens als hij rijker of knapper is: tenzij ze mij zo jaloers achten dat ik niet tegen mensen kan die vromer zijn dan ik. Als Aleandro mijn vriend is (en ik heb voor zijn kwaliteiten zeer zeker een hoge waardering) kan ik mezelf alvast | |
[pagina 284]
| |
persoonlijk gelukwensen, want al wat mijn vriend heeft, is ook van mij, vind ik. Maar als hij niet zo mijn vriend is, kan ik toch publiekelijk de wetenschap feliciteren, want er is hoop dat hij eens die rijke schatten van zijn geleerdheid zal delen met de hele wereld. Wat hoor ik nu? Beweren ze dat Hecuba en Iphigeneia niet door mij vertaald zijnGa naar voetnoot36. maar dat ik die vertalingen ergens gevonden heb en me die heb toegeëigend? Waar dan gevonden? In Italië? Bade had mijn werk al gedrukt voordat ik naar Italië zou gaan. In mijn eigen land dan? Wie heeft daar ooit iets dergelijks gezien? Maar goed dat er nog steeds mensen zijn die voortdurend bij me waren toen ik aan die vertalingen werkte: Jean Desmarais, Mountjoy, Thomas More, Thomas Linacre, William Grocyn, William Latimer. Andermans werk laten doorgaan voor eigen werk is niets voor mij: ik heb mijn eerlijkheid immers voldoende bewezen in andere zaken en in plaats van aanspraak te maken op andermans vruchten verdraag ik het rustig dat ik door mijn eigen pennenvruchten van alle kanten rake klappen oploop. Als datgene wat ik vertaald heb voor mijn Spreekwoorden niet vlekkeloos is, zal niemand de oorzaak daarvan beter kunnen geven dan Aleandro, die gezien heeft dat ik de vertalingen voor de vuist weg opschreef en evenveel tekst leverde als zij per dag drukten.Ga naar voetnoot37. Maar ze drukten elke dag zes bladen, dus een dubbel drietal aan pagina's. Als ik in de tragedies een gelukkiger hand lijk te hebben gehad dan in mijn Spreekwoorden, ligt de oorzaak voorde hand: toen ik de treurspelen vertaalde was ik uitsluitend hiermee bezig, hoewel ik ook toen vaak honderd versregels in één ruk vertaalde. In de Spreekwoorden heb ik poëzie met dezelfde snelheid vertaald als het proza. Wat betreft het ontkennen van mijn orthodoxie tot slot: op deze beschuldiging zal ik reageren als zij me een definitie geven van wat orthodoxie precies is en ze ook hun eigen christendom duidelijk maken. Indien iemand die iets aan te merken heeft op bisschoppen of priesters niet orthodox is, zal noch Hieronymus noch Cyprianus orthodox zijn. Wie had evenwel verwacht dat zij zouden vinden dat ik niet vroom genoeg ben? Wie had overigens kunnen vermoeden dat een generatie als deze op zou komen? De Heilige Stoel in Rome moet zijn rampzalige toestand (als daarvan sprake is) eerst en vooral wijten aan die mensen, die zo verliefd zijn op de heidense literatuur dat ze minder christendom in zich hebben dan de auteurs zelf voor wier boeken zij zich doodwerken. Dit moeten mijn antwoorden zijn aan mijn kleingeestige critici en kwaadaardige knabbelaars. Hun haat maak jij - hoop ik - niet nog heviger door | |
[pagina 285]
| |
voortdurend in debat te gaan. Met graagte heb ik de lijst gelezen van mensen die mij welgezind zijn. De enige namen die me bekend voorkwamen zijn Sadoleto, Alcionio en Corycius. De passages waar je me zo vriendelijk op wijst, heb ik drie jaar geleden al hersteld, maar niet alleen die, beste vriend! Aan Mindesius zal ik schrijven als ik even tijd heb. In het vervolg zie ik dus uit naar een in het Grieks geschreven brief van jou: dat zal ik ten zeerste op prijs stellen, wees daarvan overtuigd. Ik zie dat je gelukkige vorderingen hebt gemaakt op dit terrein; maar je moet je alsjeblief niet doodwerken: ik zou je aanraden je aandacht te richten op de studie van de filosofie. Want ik weet hoe ver diegenen van het christendom af staan die hun hele leven besteden aan de schone letteren, alsof ze bij de klippen van de Sirenen zijn blijven staan, door hun zang betoverd (wat vooral bij Italianen voorkomt). In Padua leeft men wat ingetogener en daar heb je de Venetianen als buren: onder hen zul je uitstekende geleerden vinden die met hun kennis niet te koop lopen, op de eerste plaats Leonico.Ga naar voetnoot38. Ik had wel besloten de winter in Italië door te brengen maar de pest deed me ervan afzien. Op dit moment wordt mijn boek over de vrije wilGa naar voetnoot39. gedrukt. Het is me hier niet ontgaan aan welke agressieve horzels ik mijn hoofd blootgesteld heb, lieden die Christus en het evangelie vooraan in de mond hebben maar de duivel in hun hart. Ook Luther zelf tracht hen in toom te houden, maar zonder succes. Het ga je goed. Bazel, 31 augustus 1524 |
|