De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1470 Aan Pierre Barbier
| |
[pagina 264]
| |
aan mijn centen’. Het is toch het toppunt van wreedheid als je van een naakt iemand de kleren wegpakt en een slachtoffer van roof nogmaals berooft! Je kent toch het simpele vertrouwen en de eerlijkheid waarmee ik deze hele zaak heb toevertrouwd aan jou, als bij uitstek betrouwbaar, aan wie ik met evenveel fiducie ook mijn leven zou toevertrouwen. Diegenen onder Luthers volgelingen die mijn gezworen kameraden waren, zijn nu meer dan mijn ergste doodsvijanden. Maar als Barbier mij bedriegt, wens ik hierna geen sterveling meer te vertrouwen. Maar jij beloofde me toch goudklompen uit Paria?Ga naar voetnoot4. En nu pak je me deze piepkleine korreltjes af? Maar zonder grappen, beste Barbier: wat betreft het jaargeld van de keizerGa naar voetnoot5. is er geen hoop als ik me niet naar huis begeef; en ik weet niet of ze, als ik inderdaad terugga, zullen doen wat ze beloven. Ken je dat stukje uit een komedie (eigenlijk iets wat aan het hof gezegd wordt): ‘Nee, nou niet! Kom morgen maar!’ ‘Waar was je gisteren nu?’Ga naar voetnoot6. Je kent me goed genoeg om te weten dat ik geen brutale zeurkous ben. Jaargeld van drie jaren heb ik tegoed. Hier is het leven duur; geloof me, met minder dan zeshonderd goudgulden kan ik hier niet leven. Ik moet een heel huishouden voeden: drie dienaren,Ga naar voetnoot7. en de paarden. Altijd is er iemand voor me op pad; mijn gezondheid gaat met de dag achteruit. In juni was ik op sterven na dood: nooit ben ik uit diepere wanhoop er weer bovenop gekomen. Op mijn vermogen is voldoende ingeteerd, ook al wordt er niets meer van opgenomen. Ik weet dat ik heel deze fortuinlijke positie aan jou te danken heb; maar een goede mecenas pleegt zijn steun te vergroten, niet terug te pakken wat hij heeft gegeven. Vrienden van me schrijven dat de zaak van het jaargeld niet zorgvuldig genoeg geregeld is, dat ik een mensje van een dag ben, dat jij regelmatig met pestepidemieën te maken hebt: de zaak zou steviger staan als je er een derde zuil onder zou zetten. Bij mij woont Lieven, met de achternaam Algoet (‘goed voor elk’); hij is al meer dan vijf jaren mijn dienaar. Ik zou graag zien dat het jaargeld op hem wordt overgedragen als mij zou overkomen wat alle mensen eens overkomt. Hij is ook anderszins een jongeman die een goede uitgangspositie verdient. Hij heeft zulke vorderingen gemaakt in de beide klassieke talen, de schone letteren en de wetenschappen dat hij mij achter zich laat. Om aan deze aanbeveling nog een toppunt toe te voegen: hij is geboren in Gent. Als je die overdracht zo snel mogelijk in orde maakt, zul je me een heel groot plezier doen. Morillon heeft me geschreven over de kei- | |
[pagina 265]
| |
zerlijke benoemingsrechten; ik heb goedgevonden dat hij mijn aanspraken overdraagt aan je broer Nicolas.Ga naar voetnoot8. Ik heb het laatste broed van Zúñiga ontvangen.Ga naar voetnoot9. Die man is echt een concurrent van PasquinoGa naar voetnoot10. en hij is vast een aanhanger van Luther; in feite maakt hij duidelijk dat pauselijke besluiten totaal geen gewicht hebben: hij gaat gewoon door met zijn spel hoewel het hem in vele edicten verboden is. Ik heb besloten hem en al zijn flauwekul voortaan te negeren. Hier slingeren mensen van het nieuwe evangelie elke dag opnieuw een of ander rabiaat pamflet naar mijn hoofd.Ga naar voetnoot11. Ik maak me daar niet zo ongerust over, want onlangs hebben ze de paus op de korrel genomen met woorden zo walgelijk dat een vuilbek ze nog niet zou uitslaan tegenover een pooier. Ik word gedwongen mijn boekje over de vrije wil uit te brengen omdat er al geruchten over gaan:Ga naar voetnoot12. anders denken ze misschien dat het iets heel gruwelijks is. Het spijt me dat de gezant van de pausGa naar voetnoot13. geen zaken heeft kunnen doen met de Engelsen. Ik vraag me wel af wat die vorsten willen bereiken. Doe de hartelijke groeten van mij aan Hezius en ook aan de overige vrienden. Bazel, <1525> |
|