De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1464 Van Christoph von Utenheim
| |
[pagina 248]
| |
ren, zodat een ander terug had kunnen schrijven, noch zelf schrijven; nu het evenwel een beetje beter met me gaat, mag ik in elk geval spreken, op mijn eigen ongepolijste manier, zodat een ander het kan opschrijven in een brief. Wat het ook zij, moge u, voortreffelijk als u bent, het goed opvatten. Intussen heb ik voornoemd werk Misericordiae overdacht, en het beviel me buitengewoon. Het wil mij voorkomen dat het echt verstandig zou zijn - ik vraag u dan ook met klem hiervoor te zorgen - dat er, als het werk gepubliceerd moet worden, geen materiaal toegevoegd wordt dat buiten mijn opmerkingen valt, vooral niets wat bij de volgelingen van Luther of de aanhangers van het echte oude geloof woede of zelfs walging zou kunnen wekken en zou betekenen dat ik deze of die sekte aanhang. Mij lijken althans sommige opmerkingen die aan het slot zijn toegevoegd, van dien aard te zijn, als u mij deze woorden niet kwalijk wilt nemen. Daarom vraag ik u dringend dat u die schrapt en verwijdert.Ga naar voetnoot3. Ik ken mijn beweegredenen en ik zal u die bij gelegenheid vertellen. Moge uwe voortreffelijkheid in deze zaak handelen in overeenstemming met mijn hoogste vertrouwen in u; als u een wens hebt, kunt u mij altijd bevelen geven. Vaarwel in de Heer, tot wie wij voor elkaar bidden, zo wens ik. Uit mijn kasteel van Porrentruy, 13 juli 1524 Aan de onvergelijkelijke man, ons zeer dierbaar als broeder in Christus, doctor Erasmus van Rotterdam, theoloog |
|