De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1463 Van Lieven van den Zande
| |
[pagina 243]
| |
moedigd door deze gedachte: mensen die mij helemaal niet kennen, zouden de indruk kunnen krijgen dat ik ernaar streefde via u bekendheid te verwerven; want dat er mensen zijn die dat zo gedaan hebben is zo klaar als een klontje. Wat een domme mensen, die geloven dat ze als een ster kunnen stralen met andermans heldere licht zonder zelf licht te geven! Bovendien was er nog die kleine berisping, uitgedeeld door uw vriend More,Ga naar voetnoot1. waarmee hij - helemaal terecht - iemand, ik geloof van mijn orde, ontmoedigt een brief te schrijven omdat sommigen (en echt niet de eersten de besten) van mening zijn geweest dat het kluizenaars ten strengste verboden moet zijn om brieven te versturen en te ontvangen. Ik wist heel goed dat dit inderdaad zo is en om niet futiele redenen. Maar ik was van plan een heel ander onderwerp aan te pakken om u een brief te schrijven dan degene die terecht berispt was omdat hij zijn brief begonnen was met lasterpraat, en ik dacht dat ik More's bedoeling goed begreep. Het was inderdaad typisch iets wat een arrogante vent doet, dat hij wilde doorgaan voor rechter over zaken waar hij absoluut nog geen verstand van had. Ik hoop in elk geval dat uw vriend More daarover in mijn geval niets te klagen zal hebben. Ook zal ik niet een erg bloedige strijd hoeven te voeren met de vroegere stichters van mijn orde, die mij in de statuten misschien verboden hebben om brieven te schrijven - althans, dat zou men kunnen denken. Hadden zij er maar voor gezorgd dat in de afgelopen vijfhonderd jaren waarin die regel van kracht was, geen enkele monnik de pen ter hand genomen had om iets te schrijven voor de oren van het grote publiek! Zeker zouden dan de zaken der stervelingen er nu heel wat beter voorstaan. Maar omdat ze dat niet gedaan hebben en wij anderzijds zien dat onbenullige teksten, van lichter gewicht zelfs dan Siciliaans vlechtwerk,Ga naar voetnoot2. ons van alle kanten opgedrongen worden, hebben zij toch alle grond verspeeld om op mij te kijven? Ik zag goed dat in vroegere tijden, voordat dit nieuwe type monniken (Joden, had ik bijna gezegd) zijn opwachting had gemaakt, aan die echte monniken niet alleen door geen enkele bepaling briefwisseling verboden was maar dat hun zelfs dringend verzocht werd te schrijven - vaak gold zo een brief als een flink geschenk - en dat sommige van die brieven de zaak van het christendom op cruciale wijze geschraagd hebben: dit kunt u natuurlijk zelf ook weten, daar u in Hieronymus' oeuvre op buitengewone wijze thuis bent, waarvoor u van de hele wereld eeuwige lof krijgt. Deze overwegingen raakten mij dus slechts weinig. Maar die eerste die ik boven noemde heeft mij tot nu toe zo binnen de perken opgesloten gehou- | |
[pagina 244]
| |
den dat mijn hart, dat anders tijdens het lezen vaak door vurig enthousiasme meegesleurd werd om u dank te zeggen, meteen bekoelde zodra ik daar weer aan dacht. Intussen schaamde ik me er evenwel geenszins voor om Christus te bidden dat hij u in mijn plaats zwaar zou overladen met blijken van dank, want ik kon u slechts met woorden dank betuigen. Hoewel ik dus zo over u dacht, heb ik toch uit angst voor de naam van praalhans tot nu toe mezelf ingehouden, om dit risico gewoon te vermijden, hoewel mijn vrienden er wel vaak op aangedrongen hebben. Toch zien we - niet zonder zuchten - dat de meeste mensen plannen beramen die veel kwalijker zijn: door uw zeer eerbiedwaardige werken aan te vallen willen ze een beetje roem voor zichzelf najagen, een beetje dat echt niets voorstelt, om niet te zeggen dat het voortkomt uit schandalig gedrag. Zo bent u behandeld door onder anderen Lee, SteenGa naar voetnoot3. en Kameel.Ga naar voetnoot4. Maar die mentaliteit heb ik altijd vreselijk gehaat en vervloekt als volstrekt strijdig met het christelijke geloof. Dus zoiets hoeft u van mij niet te verwachten, want ik zou niets anders willen dan dat u weet dat ik u deze brief alleen gestuurd heb om u een bewijs te leveren van mijn vriendelijke gevoelens voor u, die ik geput heb uit uw geschriften, en van mijn dankbaarheid. Gaarne had ik me zelfs van deze lastige taak onthouden als mijn enthousiasme op een andere manier aan u bekend had kunnen worden. Maar inmiddels heb ik mijn beschroomdheid wel voldoende geuit, lijkt me. Ik ga u nu in het kort vertellen - want ik moet het er maar op wagen - wat ik met deze brief wil. Integere Erasmus, omdat ik zie dat u met onvermoeibare ijver hard werkt om door uw geschriften bij te dragen aan een christelijke wereld en dat de meeste mensen onevenredig weinig dank betuigen voor dingen waarvoor geen mens u voldoende dankbaarheid kan betonen, kan ik niet (zo moet ik bekennen) mijn gevoelens voor u verborgen houden. Want ik meende dat het ongepast zou zijn als iemand die u dankbaar is, tegenover u niet erkent dat u hem welgedaan hebt, terwijl hij ziet dat die ondankbare lieden heel voortvarend u met laster in plaats van dank terugbetalen. Wat bedoel ik nu? Mag ik soms niet evenveel tegenover u of tegenover de wereld als zij mogen? Zij nemen de vrijheid om al wat hoog boven het maaiveld uitsteekt, te belasteren en tegenover onwetenden of zelfs tegenover domme vrouwtjes Erasmus bespottelijk te maken met hun verschrikkelijke geschreeuw; heb ik dan niet de vrijheid om van mijn dankbaarheid te getuigen, desnoods met een slecht geschreven brief? U hebt zich aangewend hun scheldpartijen geduldig en zachtzinnig te verteren; zult u dan bezwaar maken tegen het lezen van een niet zo wetenschappelijke brief van een be- | |
[pagina 245]
| |
vriend persoon? Zij worden getolereerd door de bisschoppen en hoogwaardigheidsbekleders van het christendom, ja zelfs zeergeleerde heren tolereren hen, hoewel niet zonder pijn; zullen zij ons dan verhinderen onze plicht te doen als fatsoenlijke mensen? Ten slotte durven zij voor zichzelf de vrijheid te nemen om kwaad te spreken, hoewel zij monniken zijn; zullen zij mij dan, monnik zo veel je wilt (waarvoor ik me nog nooit geschaamd heb en waar ik nooit spijt van heb gehad) de vrijheid ontzeggen om positief te spreken? Nee, als ze naar mij luisteren, zullen al die mensen die echt van goede wil zijn, hoog, laag of ertussenin, doen wat in ieders vermogen ligt en hun blijken van dank jegens u bij u achterlaten, in de vorm van gebeden en zegeningen en van cadeautjes, op papier, van zilver en van goud. Want wat is eerlijker dan dat? Dus hoewel het mij niet ontgaan is dat u tevreden bent over uw besef van wat juist is, met behulp waarvan u slechts Christus' glorie zoekt, twijfel ik er toch niet aan dat het u een beetje aan het hart gaat dat u door de blinde halsstarrigheid van die lieden uit goed zaad toch zo'n slechte oogst binnenhaalt. Want ik weet best dat u met uw goede karakter het lot van die lui zeker zult betreuren; ze zijn natuurlijk eerder te beklagen omdat ze door hun eigen slechtheid te gronde gaan, dan met haat te overladen omdat ze niet weten wat goed is en een ontvangen weldaad niet als zodanig herkennen. Toch wordt u hier getroost door het feit dat er overal ter wereld zovelen zijn - en daarbij bijna al degenen met wat meer gezond verstand - die tegen Erasmus opzien, hem hartelijk verwelkomen en hem in hun brieven uit elk deel van de wereld dank betuigen. Als u die ondankbare schepsels vergelijkt met deze beloning, bestaan zij niet eens: met boeven rekening houden is nergens passend ook al lijken ze in de meerderheid te zijn. Want ik kan meer waarde hechten aan de juiste steun van één persoon van goede wil dan aan desnoods vele duizenden die uit blinde onwetendheid protesteren tegen uw eerbiedwaardige inspanningen.Ga naar voetnoot5. Trouwens, als we het over aantallen hebben denk ik dat de boeven spoedig zullen moeten wijken voor de goeden; men kan zoveel mensen horen die Erasmus niet alleen volledig steunen maar hem ook alle voorspoed toewensen. Ik wil graag dat u er heilig van overtuigd bent dat ook ik altijd bij deze groep heb gehoord, er nog lid van ben en dat ook altijd zal blijven. Toch kan ik dit niet zeggen omdat ik geloof dat u gecharmeerd zult zijn door mijn brief of omdat er enig materieel voordeel te verwachten valt van mijn kant waardoor uw middelen flink zouden toenemen; hier stelt u zelf | |
[pagina 246]
| |
geen prijs op en anders zou u uw tijd verdoen, als u iets meer zou verwachten dan een dankbare en u toegewijde ziel, zuivere gebeden tot Christus en dergelijke dingen, die ik zelf in de hand heb. Vergeefse moeite is het water te halen uit een brok puimsteen, omdat die zelf dorstig is, zoals Plautus zegt.Ga naar voetnoot6. Toch zou ik, als iets van mijn kant u welkom zou zijn, niet aarzelen dit met beide handen volgaarne aan te bieden. Ik dank evenwel onze verlosser Christus dat hij u ertoe heeft aangezet de ellendige dwalingen der stervelingen te verhelpen en dat hij door u veler ogen heeft geopend om de godsdienst te omhelzen die een christenmens past. Ook u ben ik dankbaar, zo dankbaar als ik kan, omdat ik uit uw prachtige geschriften de inspiratie opgedaan heb voor het streven naar een juiste mentaliteit en ten tweede voor de schone letteren van beide talen, wel niet om die echt helemaal tot in de puntjes te leren - dit zou ook moeilijk, zo niet onmogelijk zijn voor een monnik - maar dan toch om ervan te proeven. Want ik zeg altijd dat ik de eerste vonkjes van verlangen naar de klassieke talen uit u geput heb, en God zij dank ben ik inmiddels zo ver gevorderd dat ik absoluut geen spijt heb van het werk dat ik op me genomen heb. Daarom zou ik u heel terecht mijn leermeester kunnen noemen: dat doe ik ook, ondanks protesten van velen die bezwaar maken tegen mijn loftuitingen aan u. Want ook u weet (dat weet ik) hoe lastig de groep monniken is. Maar aan hen heb ik nog niets toegegeven, voor zover dat met hun goedvinden mogelijk was, hoewel ze soms geprobeerd hebben er een groot drama voor mij van te maken; verder prima mensen, oprecht toegewijd aan Christus maar met weinig consideratie voor liefhebbers der letteren. Maar ik ga mijn brief beëindigen: het zou ongepast zijn u, die hard aan het werk bent in het gemeenschappelijke belang, nog langer bezig te houden met deze onwetenschappelijke praat. Een ding wil ik nog zeggen: er is niets zo vervelend en zo moeilijk dat ik het niet omwille van u vrolijk op me zou nemen, wat het ook moge zijn waarmee ik u mijn dank kan betuigen. U hebt hier iemand die u echt helemaal toegewijd is en die u kunt inzetten zoals u wilt. Het ga u goed, Erasmus, en ik verzoek u om Van den Zande op te nemen onder de geringsten van uw volgelingen. Vanuit mijn verblijf in Sint-Maartensbos, 4 juli 1524 | |
AppendixIk kreeg het idee om de tijd dat onze brievenbestellerGa naar voetnoot7. bij zijn familie verblijft, waardoor ik nog wat meer kan schrijven, te gebruiken om het volgende | |
[pagina 247]
| |
toe te voegen. Met hoeveel genot, beste Erasmus, denkt u dat ik me verdiep in zowel uw HandboekGa naar voetnoot8. en Zotheid alsook in uw andere geschriften (die ik bijna allemaal onder handbereik heb, voor zover uit uw CatalogusGa naar voetnoot9. valt op te maken)? Ik zie dat u in de werkjes die ik met hun titel noemde, met een wonderlijk plan compleet hetzelfde doet: bijvoorbeeld waar u echt fraai die bijgelovigen schildert in hun ware kleuren. Wat een schone en blinkende spiegel hebt u hun voorgehouden, als ze wijs willen worden en uiteindelijk eens tot bezinning komen. U hebt werkelijk grote dank van mijn kant geoogst en niet alleen alle ware christenen maar ook Christus zelf door deze boeken aan u verplicht. Als Michael Bentinus, een zeer geleerde jongeman, bij u verkeert, doe hem dan alstublieft mijn hartelijke groeten. Een paar maanden geleden was hij zo aardig me te schrijven en me een bezoekje te brengen. Wat ik u bidden mag, beste Erasmus: als het mogelijk is, laat dan iets drukken van de heilige Chrysostomus, in het oorspronkelijke Grieks, zodat wij een beetje kunnen proeven van zijn stijl.Ga naar voetnoot10. Want hier bij ons zijn Griekse boeken die bijdragen tot het christelijke geloof heel zeldzaam en duur; alles wat ik ooit toevallig te pakken heb gekregen door de welwillendheid van vrienden (die ik helemaal niet zoveel heb), verwelkom ik met des te meer waardering omdat het mij zoveel kostte. Moge Christus u in goede gezondheid bewaren tot vrucht en tot nut van zijn kerk. |
|