De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 222]
| |
Aan de hoogvaardige vader in Christus William Warham, aartsbisschop van Canterbury, vaste gezant van de apostolische Stoel, primaat van heel Engeland, zendt Erasmus van Rotterdam zijn hartelijke groetWat betrekking had op de inrichting van het christelijke leven - iets wat toch onze eerste zorg moet zijn - heb ik verzameld in de eerste band;Ga naar voetnoot1. wat de onderwerpen betreft heb ik de volgorde aangehouden dat ik begin met de volmaakt christelijke brieven en langzaamaan trapsgewijs afdaal naar lagere regionen en vervolgens naar de afvallige christenen en ten slotte beland bij de waarschuwende voorbeelden. De catalogus van auteursGa naar voetnoot2. heb ik als appendix aan deze band toegevoegd omdat de lijst op zichzelf niet zo omvangrijk is en omdat ik er elders geen betere plaats voor zag. Voorlopig althans wil ik alles achterwege laten wat ik in de eerste editieGa naar voetnoot3. in band twee bijeengezet had, want dat hoort hier eigenlijk helemaal niet thuis en sommige dingen zijn het lezen niet waard. Deze band twee zal twee soorten onderwerpen bevatten, die echter wel verwant zijn, namelijk weerleggingen en verdedigingen. In het eerste gedeelte staan de weerleggingen van ketters, in het tweede de reacties op valse aantijgingen. In beide delen is Hieronymus heftig en scherp; meer dan eens wordt hij witheet en gaat hij zo tekeer met scheldwoorden en sarcasme dat menigeen kan vinden dat hij de christelijke matigheid uit het oog verliest. Maar dit kan gemakkelijk ten goede uitgelegd worden door iedereen die ten eerste rekening houdt met zijn vurige en van nature heftige aard, die niet zozeer wil beledigen als wel vrijuit wil spreken, en vervolgens met zijn zuivere karakter en zijn onberispelijke leven. Enerzijds doet hij niemand enig onrecht aan, maar anderzijds is zo iemand bijna altijd allergisch voor onrecht dat hem wordt aangedaan! Bovendien moet men bedenken dat beschuldiging van ketterij te gruwelijk is om te verdragen, ook voor iemand die heel zachtaardig is: om het maar niet meer te hebben over zijn volle vertrouwen in de leer, waarmee hij zo ver uitstak boven alle tijdgenoten dat hem vergelijken met wie dan ook een belediging zou zijn. Het is natuurlijk ook zo dat het verwijt van ketterij zo ernstig is dat doen alsof je niets merkt, een doodzonde is terwijl in alle andere kwesties lijdzaamheid een deugd is. De hele eeuw waarin Hieronymus leefde, was een ongelooflijke vuurzee van ruzies van ketters en richtingenstrijd, zo erg dat het in die tijden een hele opgave was christen te zijn. Er waren zoveel namen, bijnamen en leerstellingen van leidende ketters, dat het de geleerden moeite kostte dit alles | |
[pagina 223]
| |
alleen al op te sommen. Maar de cataphrygiërs,Ga naar voetnoot4. borborianen, ophiten, basilidianen,Ga naar voetnoot5. manicheeërs en dergelijke ketters werden natuurlijk gewoon seniel, zoals dat vanzelf gaat, want zij joegen eerder monsterlijke nachtmerries na dan leerstellingen, monsters die mijlenver afstaan van de Heilige Schrift en niet eens te rijmen zijn met gezond verstand. Maar de ketterij van de arianen werd in geschrifte verdedigd en steunde naar het leek toch op heel sterke stutten die ook uit de Heilige Schrift afkomstig waren. Zij werd bovendien geholpen door het enthousiasme en de rijkdom van keizers en hele volksstammen en heeft de christelijke wereld aan het wankelen gebracht met gevaarlijke schokken, zo erg dat het lange tijd twijfelachtig was naar welke kant de weegschaal van de kerkelijke orthodoxie zou doorslaan. Zodoende ging het meer om een politieke richting en een schisma dan om een ketterij, omdat de vijand in aantal bijna gelijk was en een voorsprong had op het gebied van literaire en wetenschappelijke prestaties. Toen deze besmettelijke ziekte eindelijk ingeslapen was, is ze weer herboren in de volgelingen van Origenes, weliswaar onder een andere naam maar het bleef dezelfde kwaal, alleen nog erger: precies zoals een periodieke ziekte hardhandiger hen aanpakt die er opnieuw aan ten prooi gevallen zijn. Daar is bitter tegen gestreden, met synoden en decreten en met honderden geloofsbelijdenissen, dus geenszins de meest geschikte wapens volgens mij om een ketterij tegen te gaan, tenzij de kwestie op gezag steunt; want anders geldt: hoe meer dogma's, des te vruchtbaarder de grond voor ketterij. Nooit was het christelijke geloof zo zuiver en zo puur als toen de wereld tevreden was met die ene heel korte geloofsbelijdenis.Ga naar voetnoot6. Maar in die periode stond het geloof eerder geschreven op papier dan in harten; er waren bijna evenveel belijdenissen als gelovigen. Zoals dat gaat raakten persoonlijke ambities hiermee vermengd en werden duivelse veten uitgevochten onder het mom van geloof. Geen onheil heeft de stoel van Petrus, die tot dan toe ongeschonden was, dichter bij de rand van de afgrond gebracht: deze ketterij heeft hem dan wel niet omgegooid maar hem toch zeker gemaltraiteerd en labiel gemaakt. Want onder paus Liberius was Rome niet geheel vrij van de dwaling der arianen; onder keizer Constantijn heeft Rome zich niet goed gehandhaafd op de steenrots waarop de katholieke kerk gebouwd is. Maar vooral het Oosten werd door deze ramp getroffen en heel Griekenland. Hoe meer men daar Origenes' genie koesterde, des te moeilijker verdroeg men de veroordeling van leerstellingen van deze onvergelijkelijke man, zoals soms ook | |
[pagina 224]
| |
lichamelijke onvolkomenheden van een geliefde voor bevallig gehouden worden.Ga naar voetnoot7. Door al deze dingen is onze Hieronymus zo opgejaagd dat hij nergens een rustig verblijf kon vinden en hem geen tijd gegund werd om aan zijn studies te besteden. Door toedoen van Rufinus kwam hij zelfs onder verdenking van ketterij te staan en werd hij vals beschuldigd omdat hij vroeger, onder de indruk van Origenes' genie, enkele werken van hem in het Latijn vertaald had en daarbij de auteur uitbundig had geprezen. Dat hij over zo veel verschillende zaken schreef, stelde hem nog meer bloot aan bijtende aanvallen van critici. Zijn uitzonderlijke kennis riep jaloezie op; velen stoorden zich ook aan de zeldzame strengheid van zijn levenswijze, nog meer aan zijn ongeremdheid bij het laken van anderen. De waarheid is bitter; wie een slecht geweten heeft, voelt zich al snel aangevallen. Hierdoor kwam het dat deze heilige man tot zijn laatste levensdag heeft moeten vechten tegen de slang van afgunst; die slang is met tong en pen zo razend tegen hem tekeergegaan dat er mensen zijn geweest die een brief, zogenaamd van Hieronymus zelf, hebben verspreid waarin hij betreurde dat hij vroeger de dwaling van Origenes aangehangen had. Maar wie kun je mij noemen die zo rustig van aard is dat hij niet gloeiend kwaad wordt wanneer dergelijke ellende hem tergt? Toch zal eenieder die de boeken beter bekijkt en bestudeert waarin hij ongeremd uitvaart tegen bepaalde personen, Vigilantius bijvoorbeeld, Rufinus of Jovinianus,Ga naar voetnoot8. opmerken dat er meer humor in zit dan venijn, en temidden van dat boze getier zal hij op duidelijke sporen stuiten van een zeer vriendelijke persoonlijkheid. Wanneer Demea in de komediesGa naar voetnoot9. tegen zijn natuur in vriendelijk en vrolijk wil zijn, heeft zijn gevlei toch ook iets van boerse bitterheid: wanneer daarentegen Mitio in strijd met zijn zachte aard Aeschinus stijfvloekt, heeft zijn strengheid toch nog heel wat zachtheid. Christelijke naastenliefde lijkt het meest op honing: juist wanneer zij streng is, handhaaft zij haar natuurlijke zoetheid en matigt zij de dwingende bitterheid van de wijn met de zachtheid van olie. Zoals Cicero nergens fraaier spreekt dan waar verdriet als het ware de kracht van zijn welsprekendheid prikkelt, zo spreekt ook de heilige Hieronymus. Hoewel hij overal erudiet is en altijd welbespraakt, schrijft hij toch nergens beter dan waar hij ketters of critici vervloekt: als dit vervloeken heet, tenminste, wat in feite fanatiek de waarheid verdedigen is. Dus band één heeft ons de welsprekende Hieronymus laten zien; in de | |
[pagina 225]
| |
tweede band zal hij in de weer zijn met donder en bliksem. De eerste bewees zijn buitengewone heiligheid, deze zal zijn onoverwinnelijke geestkracht laten zien tegenover alle stormlopen van het kwaad. Zo is het nu eenmaal van nature, dat grote moed zijn schittering pas vertoont wanneer hij door ellende geplaagd is; zo wordt goud in vuur gezuiverd; zo krijgt een steeneik, met harde bijl gesnoeid, een veel dichtere takkenkruin, en zoals Horatius zegt: ‘juist uit het ijzer haalt hij kracht en leven’.Ga naar voetnoot10. Stormen leveren het bewijs van stuurmanskunst en moed. Niemand is ooit beschouwd als groot veldheer als niet tegenspoed zijn moed aan het licht heeft gebracht. En als ik even iets uit de mythologie van de ouden mag invoegen in een serieus betoog: terwijl Juno Hercules blootstelde aan allerlei gevaren, bereikte ze slechts roem voor zijn dapperheid en zo bezorgde zij hem zelfs goddelijke eerbewijzen. Zo ook heeft de Heer toegestaan dat de duivel Gods dappere dienaar Job kwelde, om ons door middel van hem een voorbeeld te geven van onoverwinnelijk uithoudingsvermogen; zo stelde hij Abraham op de proef,Ga naar voetnoot11. die hij liefhad, om te bereiken dat de wereld met een staaltje van buitengewoon vertrouwen in God kennis zou maken. Wij zouden de grootheid van Hieronymus niet beseffen als hij niet zo beroemd was geworden door beledigingen van ketters en critici. Het feit verder dat u, hoogwaardige monseigneur, ook al bent u druk bezig met uiteenlopende en moeilijke zaken, in uw hele levensloop tot in uw bloeiende en krachtige oude dag nog nooit in dergelijke tragedies terecht bent gekomen, zou iemand anders misschien toeschrijven aan uw eerlijkheid of uw wijsheid: ik schrijf dat liever toe aan Gods gunst, aan wie u al uw geestesgaven te danken hebt. Toch was u niet helemaal gevrijwaard voor moeilijke problemen, zodat er duidelijke bewijzen geleverd werden van uw standvastigheid en, gepaard daaraan, een even grote wijsheid. Kanselier zijn van EngelandGa naar voetnoot12. is enerzijds zeer moeilijk, maar het brengt je wel heel dicht bij de koningstroon. Het vervullen van dat ambt hebt u weliswaar zo voortreffelijk gedaan dat het voor uw opvolger,Ga naar voetnoot13. hoe uitstekend hij ook was, nog heel moeilijk was die taak over te nemen, maar ik weet niet in welk van de twee dingen uw voortreffelijkheid het helderst uitkomt, in het neerleggen van het ambt of in het vervullen ervan. Wie zou niet treuren wanneer hij van de hoogte van zo'n prestigieuze positie afdaalt? Wie zou niet jaloers zijn op zijn opvolger? Maar zoals u zonder met uw ogen te knipperen het hoogste ambt vervuld hebt, zo hebt u het zonder enig teken van droefenis neer- | |
[pagina 226]
| |
gelegd, zodat iedereen begreep dat u die functie aanvaard had niet voor uzelf maar voor het nut van het algemeen, omdat u bij de eerste de beste fatsoenlijke gelegenheid zo vrolijk die eervolle last aflegde. U vond het een geweldige winst dat de tijd die u moest besteden aan grotendeels wereldse zaken, nu ten goede kwam aan bijbelstudie, iets waarin een bisschop onvermoeibaar moet zijn. Want u stond uzelf niet toe om ook maar een uurtje van deze studietijd verloren te laten gaan, zelfs in tijden waarin u bedolven werd onder zeeën van zoveel bezigheden, Maar ik zal een einde maken aan deze brief als ik eerst heb verteld wat mij overkwam bij het herlezen van Hieronymus' geschriften: iets wat normaal gebeurt bij het kijken naar schilderijen. Als een schilderij van middelmatige kwaliteit is, vind je het wel aardig op het eerste gezicht; als je het vaker, van dichterbij en langer bekijkt, verliest het langzaam zijn aantrekkelijkheid. Maar bij een schilderij vervaardigd door een uitstekende kunstenaar gaat het zo: hoe vaker en aandachtiger je kijkt, des te meer groeit je bewondering. Hieronymus vond ik leuk om te lezen toen ik jong was, en ook nog als volwassen man, maar nooit vond ik het leuker dan nu, bij herlezing. Lieve hemel, wat krijg ik een hekel aan mezelf wanneer ik de heiligheid van deze man uit zijn geschriften zie opstijgen, wanneer ik zijn gloeiende ijver zie, zijn excellente deskundigheid en feilloze geheugen op het gebied van de Heilige Schrift! En ten slotte: zo'n vloed van schrijftalent, zo'n intellectuele kracht op een zo hoge leeftijd! Alle liefhebbers van de christelijke literatuur danken het aan uw goedgeefsheid dat ze een Hieronymus hebben die niet alleen leesbaar is maar ook begrijpelijk doordat fouten verbeterd zijn en aantekeningen toegevoegd: nu zullen zij u nog meer moeten danken omdat hij in alle opzichten fraaier uitgevoerd is. Het ga u goed, zeer doorluchtige monseigneur. Bazel, 1 juni 1524 |
|