De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1450 Van Rudbert von Mosham
| |
[pagina 220]
| |
iets niet verdiend heb ligt niet zozeer aan luiheid van mij en mijn ietwat boerse schroom, die mij tot nu toe verhinderd heeft u te schrijven, als wel aan de stormwinden waarmee bepaalde werkzaamheden gepaard gingen die door de dood van een verwant bij mij terechtkwamen. Daar heb ik het zo druk mee gehad dat ik in die periode van drie jaren noodgedwongen niet alleen de gewoonte om te schrijven maar bijna elk soort van wetenschappelijk werk links heb laten liggen. Het werkje over het grootbrengen en verzorgen van honden dat ik uit het Grieks had vertaald en dat ik u in Keulen heb laten zien,Ga naar voetnoot5. heb ik nog steeds niet kunnen publiceren, deels vanwege diezelfde werkzaamheden en ook omdat er enkele duistere woorden in voorkomen uit het vakgebied der geneeskunde, waarvan ik de betekenis moeilijk kan achterhalen. Maar als het u nu nog niet begint te dagen wie ik ben, zult u zich het volgende voorval toch wel herinneren: toen ik aan het hof verbleef van zijne Eminentie de kardinaal van Gurk,Ga naar voetnoot6. die toen bekend was door de meer geluk brengende titel van Salzburg en met wie u nooit kennis had gemaakt behalve door zijn reputatie, had u om een onderhoud met hem gevraagd. Eerlijk gezegd heb ik er vaak spijt van gehad dat ik dit voor u geregeld heb, omdat de kardinaal slechts een paar woorden met u wisselde, beneden uw waardigheid, en u ook nog zonder geschenk liet vertrekken, geheel tegen de gewoonte van andere vorsten. Daarom ben ik altijd een beetje bang geweest dat hier enige antipathie jegens mij uit voortgekomen is, hoewel ik dit onfatsoenlijke en onvriendelijke gedrag van de kardinaal zwaarder heb opgenomen dan u zelf. Dus toen ik uiteindelijk ontslag genomen had bij dit hof en me ook had weten te bevrijden van die gecompliceerde werkzaamheden, besloot ik me tot priester te laten wijden; hoewel dit tegenwoordig niet zo best klinkt, wilde ik toch liever zorgen voor rust in mijn leven dan gebukt gaan onder voortdurende dienstbaarheid aan het hof. Een van de dingen die mij de durf geven u met deze brief te storen, is ook het feit dat u in uw brief aan Lauwerijns vaker melding maakt van de dekens met wie u bevriend bent.Ga naar voetnoot7. Omdat ik zelf nog niet zo lang geleden het decanaat van Passau verworven heb en door dit ambt, u zo goed bekend door uw omgang met zulke mensen, meer durf heb gekregen, wens ik voor de tweede keer bijgeschreven te worden op de lijst van uw vrienden. Ten slotte wees de Neurenbergse patriciër Willibald Pirckheimer mij met klem erop dat ik | |
[pagina 221]
| |
het niet kon maken om niet met een briefje u een hartelijke groet te zenden (als aan een godheid met wie ik dag en nacht gesprekken voer via uw belangrijkste werken, die ik zorgvuldig bestudeer). Toen ik vorige maand naar hem toe ging vanwege mijn ambt en om kennis te maken, was hij in alle opzichten vriendelijk: hij deed mij zelfs de eer aan dat hij me veel brieven van Erasmus liet zien, die hij als het ware uit zijn schatkist opdiepte; ik heb ze met ongelooflijke vreugde gezien en gelezen, dat verzeker ik u. Terwijl ik nog eens zuchtte, benijdde ik hem meer om dergelijke sieraden dan om zeldzame geschenken van goud of zilver. Daarom vraag ik met klem, allervriendelijkste Erasmus, om deze brief goed op te vatten: hierin verzoek ik u alleen te geloven dat ik u zeer vriendelijk gezind ben, goed op uw eigen gezondheid te letten en met grote en ongebroken geest verachting te tonen voor de beledigingen van mensen die echt niet deugen. Nooit moet u vergeten dat u jaren geleden al bij alle mensen die er verstand van hebben, alle afgunst en elke mogelijke smet op uw reputatie overwonnen en weggevaagd hebt door de roem van uw geleerdheid en uw schitterende stijl van schrijven. Vaarwel uit Passau in Beieren, 20 mei 1524 Voordat ik deze brief sloot, viel uw naam bij de zeereerwaarde zeer doorluchtige heer Ernst, onze bisschop, hertog van Beieren etc.; denkend aan de fraaie lofprijzing die u aan hem wijdt in een van uw brieven,Ga naar voetnoot8. verzocht hij mij u de hartelijkste groeten van hem te doen. Nogmaals vaarwel. Rudbert von Mosham, doctor in de beide rechten, deken van Passau en aan u zeer toegewijde vriend |
|