De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdErasmus van Rotterdam aan Maarten LutherHartelijk gegroet. Nee, ik ben het helemaal niet met u eens dat uw verlangen naar de zuiverheid van het evangelie dieper is dan het mijne: er is niets dat ik niet te lijden heb juist omwille daarvan; en ik jaag nog steeds op elke kans dat het evangelie iets wordt dat allen gemeenschappelijk is. Overigens, wat u zwakheid of onwetendheid noemt, is deels mijn geweten deels mijn weloverwogen oordeel. Bij bepaalde dingen die ik van u lees, word ik bang dat de duivel u misleidt met zijn trucages: maar andere dingen pakken mij zo dat ik wens dat deze vrees van mij ongegrond is. Ik zou weigeren iets te verkondigen waarvan ik zelf nog niet volledig overtuigd ben, en zeker iets wat ik nog niet begrijp. Tot nu toe heb ik beter gezorgd voor de zaak van het evangelie dan velen die zich beroemen op het woord ‘evangelie’. Ik zie dat er in deze situatie veel lieden tevoorschijn komen die aan de grond zitten en rebels zijn. Ik zie dat de schone letteren en de wetenschappen verloren gaan. Ik zie dat vriendschappen afgebroken worden en ik ben bang dat er een bloedige strijd op komst is. Als uw hart oprecht is, bid ik dat Christus zijn zegen geeft aan wat u doet. Mij zal niets zo verzwakken dat ik willens en wetens het evangelie overlever aan menselijke voorkeuren. Nog steeds heb ik niets geschreven om u aan te vallen;Ga naar voetnoot1. als ik dat zou doen | |
[pagina 208]
| |
zou dit een flink applaus oogsten van de vorsten, maar ik heb ingezien dat zo'n aanval onmogelijk is zonder schade voor het evangelie. Het enige wat ik gedaan heb is diegenen verjagen die alle vorsten ervan trachtten te overtuigen dat ik uw bondgenoot ben, dat ik het in alles met u eens ben en dat al wat u leert, in mijn boeken te vinden is. Deze opvatting is nog steeds slechts met de grootste moeite uit te roeien. Over het feit dat u iets schrijft dat tegen mij gericht is, maak ik me niet zo druk. Als ik op de wereld zou letten, kon me niets overkomen dat meer geluk brengt. Maar ik wens mijn ziel zuiver aan Christus terug te geven, en ik zou willen dat iedereen dat nastreeft. Als u bereid bent aan iedereen rekenschap te geven van het geloof dat u zelf hebt,Ga naar voetnoot2. waarom hebt u er dan problemen mee als iemand met u in discussie gaat om iets van u te leren? Misschien kan een Erasmus die u in geschrifte aanvalt, het evangelie wel meer bevorderen dan al die dommeriken die schrijven te uwer verdediging: door hun schuld is het mij niet mogelijk slechts toeschouwer te zijn bij die tragedie, die - zo mag ik hopen - geen tragische afloop krijgt! Zij jagen mij naar de andere partij, zelfs al zouden de vorsten me niet in die richting duwen. Het onbehoorlijke gedrag van die lieden maakt het evangelie verdacht bij verstandige mensen, en de vorsten zullen zich gedwongen zien hun rebelse rellerigheid in toom te houden. Maar dit zal niet gaan zonder schade te berokkenen aan onschuldigen. Zij luisteren naar niemand, zelfs niet naar u. Zij overvoeren de wereld met woedende pamfletten, en vinden het daarom beter al die oude orthodoxe kerkvaders te veronachtzamen. Maar het zou te ver voeren hierover meer te schrijven. Ik bid dat de Heer alles richt op zijn eigen glorie. In mijn Spons mist u bescheidenheid, hoewel ik in die hele Spons geen woord vuilgemaakt heb aan Huttens leven, dat hij geruïneerd heeft door zijn uitspattingen, hoererij en goklust; ook heb ik geen woord besteed aan zijn domme grootspraak, die zelfs voor zijn meest lijdzame vrienden niet te verdragen was; geen woord aan zijn bankroet, of aan het geld afgeperst van de kartuizers, of aan de twee dominicanen bij wie de oren afgesneden werden, of aan de roofoverval waarbij drie abten aangevallen werden op de openbare weg, een misdaad waarvoor een van zijn bedienden onthoofd is; en evenmin aan andere algemeen bekende wandaden.Ga naar voetnoot3. Hoewel door mij met geen woord geprovoceerd, verried hij onze vriendschap ten gunste van de ellendigste schurkGa naar voetnoot4. die er bestaat; hij zocht zoveel valse beschuldigingen tegen mij bij elkaar als de eerste de beste boef zou gebruiken om een andere crimineel te bedreigen. Ik verwijs wel even naar het | |
[pagina 209]
| |
verraderlijk laten drukken van mijn briefGa naar voetnoot5. naar Mainz, maar ik laat zijn naam daar weg; ik zwijg over het andere verraad dat hij mij geleverd heeft. Hij had afgedwongen dat hij in veel brievenGa naar voetnoot6. van mij aanbevolen werd voor een positie aan het keizerlijke hof, hoewel hij al tegen de keizer had samengezworen, want hij wilde alleen maar misbruik maken van het woord ‘keizer’ om een echtgenote te strikken. Zo uitgedaagd door iemand voor wie ik zo veel gedaan heb, had ik dan eigenlijk niet het volste recht over deze zaken uit te weiden? En toch noemt u mij onbescheiden! Wat had OttoGa naar voetnoot7. met Hutten? Ook Otto is nooit met één woord gekwetst door mij, maar wat gaat hij tekeer! Deze mensen noemt u mensen zoals ik ben. Ik vind hen niet eens mensen, maar furiën, laat staan dat ik ze erken als mensen zoals ik. Door middel van deze wanproducten zal het evangelie hersteld worden, denkt u? Zijn dit de zuilen die de herboren kerk stutten? Moet ik afspraken maken met zulke lieden? Maar nu meer dan genoeg hierover. JoachimGa naar voetnoot8. vond ik een prima kerel. Jammer dat ik Melanchthon niet kon ontmoeten. Moge de heer Jezus uw geest richten op plannen die zijn evangelie waardig zijn. Bazel, voor de vuist weg, 8 mei 1524 Erasmus van Rotterdam |
|