De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1444 Van Heinrich Stromer
| |
[pagina 206]
| |
de mensen mits die niet in strijd geacht worden met Gods woord, maar stelt wel vast dat Christus voor ons de enige bewerker van onze redding is; menselijke geboden wil zij niet afschaffen, maar zij ontkent dat deze geboden onderhouden moeten worden op straffe van zogenoemde doodzonden; dit is slechts een bepaling die afkomstig is van de bisschoppen, die om de lichtste en belachelijkste redenen mensen getroffen hebben met de angstaanjagende bliksem van de excommunicatie. Onlangs heeft bij ons een leek - om de terminologie van de geestelijken te gebruiken - een priester die hem licht beledigde, een vuistslag tegen zijn hoofd gegeven: hij werd geëxcommuniceerd! Een ander vermoordde met een dolk drie boeren: hij is niet uit de gemeenschap der christenen gegooid; want Christus heeft wel geboden ‘Gij zult niet doden’Ga naar voetnoot5. maar de bisschop ‘Gij zult geen geestelijke slaan’. Veel mensen gehoorzamen aan het gebod van de bisschop, niet aan dat van Christus. Maar als te Wittenberg op influistering van de duivel een canoniek wetboek in brand is gestoken,Ga naar voetnoot6. genieten als gevolg daarvan de geestelijken bij jullie naar men zegt niet meer zulke grote privileges als vroeger; misschien dat ook bij ons binnenkort alle christenen gezalfd zullen zijn, niet alleen degenen die voorzien zijn van zo'n vreselijk habijt of kaal zijn op hun kruin. Ik vraag u, help de evangelische waarheid, zoals u ook doet, en laat u door hen niet tot de opvatting brengen van lieden die niet Christus' glorie zoeken maar hun eigen roem, of die bang zijn voor hen die wel het lichaam maar niet de ziel kunnen doden.Ga naar voetnoot7. Het is de taak van de christenen om onverschrokken Gods woord te verkondigen en hierbij niet steeds de goedkeuring van de mensen te zoeken maar Christus' glorie na te streven, door wie aan allen het eeuwige heil wordt geschonken. Dit heb ik geschreven niet omdat de omstandigheden daartoe dwongen maar vanuit mijn vriendschap en eerbied voor u. Er zijn mensen die u graag iets op de mouw willen spelden. Zij zeggen dat Maarten en Philipp kwaad van u spreken en zo zoeken zij zelfs met leugens ruzie te stoken tussen jullie om de grootsheid van het evangelie te schaden. Ik verzoek u om aan zulke klikspanen geen willig oor te bieden. Philipp was na het paasfeest bij mij in Leipzig; hij denkt heel anders over u dan die waardeloze kerels beweren, en ook Maarten wenst u niets kwaads toe, als ik het wel heb. Want het bestaat toch niet dat degene die genegenheid en respect voelt voor alle voorvechters | |
[pagina 207]
| |
van het evangelie, u hatelijk zou bejegenen: u bent toch een van die voorvechters, en zelfs degene die helemaal vooraan staat en de beste van allen. Hierover heb ik nu meer geschreven dan ik van plan was. Vergeef me mijn breedsprakigheid. Vaarwel in Jezus Christus, die u nog heel lang moge bewaren voor ons, in een goede gezondheid en werkend in zijn wijngaard door uw geschriften. Weet dat ik me aanbevolen houd en dat ik u vereer. Leipzig, in grote haast, 1 mei 1524 Uw vriend Heinrich Stromer, medicus Aan de geleerdste man van alle geleerden en van alle welsprekenden de welsprekendste, Erasmus van Rotterdam, een waarachtig theoloog, zijn heer en voortreffelijke vriend |
|