De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdErasmus van Rotterdam groet de theoloog Melchior van ViandenIk had juist mijn Parafrase van de Handelingen van de Apostelen voltooid,Ga naar voetnoot1. beste Vianden, en ik had niet het idee dat er hierna iemand zou verschijnen met het nadrukkelijke verzoek om nog een parafrase te maken. Maar kijk, als uit een hinderlaag komt daar jouw briefGa naar voetnoot2. om mij dat rustige gevoel te ontnemen; want jij laat geen enkele steen op de andere om mij over te halen voor de mystieke psalmen hetzelfde te doen als wat ik voor het Nieuwe Testament gedaan had. Wat een geweldige slaglinie van argumenten breng je hier in het veld, bereid om mij als je me niet kunt overhalen, dan maar te dwingen | |
[pagina 166]
| |
jouw zin te doen! Terwijl je de rechtervleugel laat optrekken, overlaad je mij met alle denkbare loftuitingen! Iemand loven is inderdaad eerst en vooral geweld gebruiken, ook al is het vleiend. Jouw manier van loven is mij ervan trachten te overtuigen dat alles wat jij zegt helemaal waar is en dat ontkennen verboden is. Maar op de linkervleugel treed je heel wat agressiever tegen mij op! Je bedelft me onder de projectielen van je argumenten, wat ik lanceer laat jij afketsen op je schild, of - nog gewelddadiger - je schiet het terug naar mij. Je sluit alle wegen af om mij geen vluchtmogelijkheid te bieden. Tot slot, om echt niets achterwege te laten, dring je aan, je bezweert mij en ‘aan je smeekbeden voeg je op koninklijke toon wat bedreigingen toe’, zoals de dichter zegt.Ga naar voetnoot3. Je wijst op het risico de dank voor heel mijn vroegere werklust te verspelen als ik dat verzoek weiger, en op het gevaar dat ik zelfs in plaats van alle nagejaagde roem gestraft word met schande. Natuurlijk, die fraaie uitweiding over de lof die mij op grond van mijn parafrasen wereldwijd is toegezwaaid, was alleen bedoeld om voor mij het risico van verlies van een zo prachtig bezit nog angstaanjagender te maken; precies zoals een tiran tegen een vader zou zeggen: ‘Kijk eens naar je kinderen: hoe mooi ze zijn, hoe deugdzaam, hoe goed opgeleid in de vrije kunsten, in de wieg gelegd voor een schitterende toekomst. Ik ga ze allemaal ombrengen als u niet doet wat ik u zeg.’ Om te zorgen dat ik het niet kan maken dit verzoek te weigeren indien ik niet beschouwd wil worden als een heidens moeilijke man, laat jij de hele christenheid dit eenstemmig van mij vragen terwijl allen mij te voet vallen. Daarom ook verkondig jij alvast wat er zal gebeuren als ik niet gehoorzaam: terecht zullen allen mij dan beschouwen als een rare smoesjesmaker, een arrogante weigeraar, een sluwe wegsluiper. Waar zijn nu die befaamde overdrijvingen van Demosthenes, waar de bekende donder en bliksem van Pericles? Dat lijkt allemaal koel en slap vergeleken bij de heftigheid van jouw manier van spreken. Maar mijn beste Melchior, zoiets is geen overreding meer maar bijna dwang! Wie had evenwel kunnen geloven dat Melchior, die bijna versleten is van logische en filosofische scherpzinnigheden, zoveel welsprekendheid in huis had? Maar wat mij aangaat, beste Vianden, als ik op dit punt van mijn leven, in deze gezondheidstoestand, in deze verbitterde tijd waarin je niets veilig op papier kunt zetten, eervol ontslag en vrijheid zou eisen - ik zal niet zeggen om verlost te zijn van de parafrasen, maar in het algemeen van elke schrijfplicht - dan kan toch niemand met enig gevoel voor verhoudingen vinden dat ik brutaal ben als ik dit eis of onverstandig als ik dit gewoon doe? Maar hoewel ik duidelijk zie dat dit onderwerp totaal niet geschikt is voor een parafrase, wil ik wel voorkomen dat op deze heftige en dreigende | |
[pagina 167]
| |
brief nog een veel woestere volgt; daarom heb ik bij de derde psalm een staaltje van parafraseren gegeven dat meteen bewijst hoe vergeefs iedereen die dat probeert, hierop zweten zal. Want in deze korte psalm komen meteen zoveel problemen voor, eerst al met betrekking tot de omgekeerde historische volgorde - want vele psalmen hebben een onderwerp dat qua tijdsvolgorde eerder ligt dan het verhaal van Absalom die zijn vader David beoorloogt; dan het probleem van het ingevoegde ‘sela’;Ga naar voetnoot4. vervolgens het probleem of deze psalm in zijn geheel op de persoon David betrekking kan hebben - wat Hieronymus niet ontkent, want hij leert dat hij betrekking kan hebben op David en op Christus en door hem op alle heiligen,Ga naar voetnoot5. terwijl Augustinus hier bezwaar tegen heeft;Ga naar voetnoot6. verder, wat zal men over de titel zeggen, wat over de gelaagdheid van betekenis, die vaak drievoudig is, omdat het niet mogelijk is een persoon die eenmaal opgenomen is weer los te laten? Toch zal ik bij één psalm een proefje van mijn poging geven, opdat je begrijpt dat mij de wil niet heeft ontbroken om je een plezier te doen. Ik vroeg jou een beetje moeite te doen om te laten zien wat voor een verderfelijke invloed de logica en de filosofie hebben die met veel moeite en veel tijdverlies op universiteiten aan de studenten wordt onderwezen, en om een onderwijsmethode aan te geven die effectiever is; ik heb je dit daarom gevraagd omdat ik zie dat veel geboren talenten huiveren voor uiterst nuttige vakken vanwege de armzaligheid en onaangepastheid van het onderricht. Aan heel veel universiteiten worden dergelijke vakken ook niet meer samen met theologie zelf gegeven. Intussen gaat het ook niet goed met de oude talen en de schone letteren. De jeugd van de studenten gaat verloren aan ruzieachtige debatten en bittere pamfletten. Deze rampzalige situatie kan niemand beter verhelpen dan jij, die al zoveel jaren in die oefenschool verkeerd hebt, en dat met veel lof. Beide partijen zullen jou dankbaar zijn. Want zij die alleen maar die vakken, hoe ook gegeven, geleerd hebben, zullen liever zien dat deze vakken op de universiteit op een andere manier worden gegeven dan dat ze helemaal uitsterven; en de studenten, verzot op een meer literaire vorming, zullen erkennen dat ze jou dankbaar moeten zijn omdat jij een doelmatige methode hebt gewezen. Het ga je goed. Je wilt zeker wel de hartelijke groeten van mij doen aan jouw eminente mecenasGa naar voetnoot7. en aan je schitterende en uiterst beschaafde vriendenkring: hier- | |
[pagina 168]
| |
mee wens ik je van harte geluk. Omdat jij in je brief mijn Colloquia familiaria ter sprake brengt kan ik me er alleen maar over verbazen hoezeer het toeval in alles regeert. Wat is lichtere kost dan dit werkje? Toch is het bijna niet te geloven dat de kooplust nog steeds niet verzadigd is, in hoeveel duizenden exemplaren het ook verspreid is. Dit jaar verschijnt het opnieuw,Ga naar voetnoot8. met een uitbreiding aan het eind. Dergelijke gekkigheid schrijf ik om mijn vrienden te plezieren, hoewel er ernstige theologen zijn die verkondigen dat er in die kleine gesprekjes serieuze zaken aangesneden worden.Ga naar voetnoot9. Mijn Spons kun je tegenover mij nooit zo prijzen dat ik het werkje niet verafschuw en me weer boos maak op de drijvende krachten achter die arme man.Ga naar voetnoot10. Zo onbezonnen zijn sommige mensen in hun oordeel. Hij is overleden voordat hij de Spons gelezen had, meen ik. Nogmaals vaarwel. Nu ga ik aan die psalm beginnen.Ga naar voetnoot11.
Nu heb je je voorbeeld, beste Vianden, maar wel geïmproviseerd. Als het je niet bevalt, kan ik me dat goed voorstellen. Ik verwachtte niet anders. Maar intussen moet je wel, of je wilt of niet, mijn gehoorzaamheid waarderen. Het ga je goed, samen met allen die oprecht onze heer Jezus liefhebben. Bazel, 25 februari 1524 |
|