De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1426 Aan François Du Moulin
| |
Desiderius Erasmus van Rotterdam groet de hoogwaardige vader François Du Moulin, bisschop designatus van CondomGa naar voetnoot1.Hoogwaardige monseigneur, toen mijn HilariusGa naar voetnoot2. mij uw briefGa naar voetnoot3. bracht, die gevuld was met een zeldzame eerlijkheid en met uitzonderlijke welwillendheid jegens mij, zorgde hij inderdaad ruimschoots voor de vrolijkheid die men met zijn naam associeert. Aangezien u zich verwaardigd hebt me te berichten wat voor dingen u ginds aan het doen bent, zal ik er op mijn beurt voor zorgen dat u weet wat voor dingen ik hier aan het doen was toen uw brief bezorgd werd. Toen Horatius eens nadacht over de dingen die van belang zijn voor een deugdzaam leven schreef hij het volgended: ‘Ik berg dingen op en orden ze om ze later zo voor de dag te kunnen halen’.Ga naar voetnoot4. Deze dichtregel kan ik me met enig recht toe-eigenen, want op dat moment zat ik midden in de voorbereidingen van een goede dood. Want dit is het belangrijkste onderdeel van de filosofie en het meest serieuze. Hoewel alle mensen dit eigenlijk gedurende hun hele leven moeten doen, zijn de meesten van ons toch in zekere zin PhrygiërsGa naar voetnoot5. en gaan wij ons bijna alleen beter gedragen als we een | |
[pagina 165]
| |
paar flinke tikken krijgen. Ik heb vaak last van pijn aan de nieren, maar einde juli kreeg ik zulke felle aanvallen dat ik ernstig rekening moest houden met mijn vertrek uit deze wereld; tegen Kerstmis kreeg ik weer van die aanvallen maar nu zo hevig dat ik aan mijn leven wanhoopte en zelfs wenste dat ik dood was. Niersteen geeft bot en boers zijn waarschuwingen, en is zelf nog wreder dan de dood. Toch heb ik daaraan, of beter gezegd daardoor aan de heer Jezus te danken dat ik nu goed zorg dat de dood mij niet overvalt terwijl ik onvoorbereid ben, ook als hij mij geen tijd geeft voor De Biecht; mijn Biecht stuur ik u nu toe, als het ware als aanhangsel van mijn brief. Als u vindt dat uw eigen brief hiermee ruimschoots gecompenseerd is, heb ik reden tot bijzondere vreugde. Want ik weet dat ik uw enthousiasme voor mij met geen enkele dienst ooit kan evenaren. Vooruit, rechtschapen monseigneur, laten wij voorlopig op deze wijze van onze vriendschap genieten in de Heer totdat wij de rust der tijden teruggekregen hebben die het ons mogelijk maakt elkaar in levenden lijve te ontmoeten. Het ga u goed. Bazel, 24 februari in het jaar 1524 na Christus' geboorte |
|