ding roept voor de dood van onze broeders, om wie wij ons niet bekommerd hebben, en dat wij schuldig geacht worden aan het achterstellen van Gods glorie, zal het zeker de moeite waard zijn het kwalijke fanatisme van bepaalde lieden te bestrijden; voor mijn gevoel had u dat als allereerste al lang moeten proberen, of u moet het in elk geval niet verder op de lange baan schuiven. Geloof me gerust, zodra u reveille blaast, zult u zien dat velen nu ook iets durven te ondernemen en u in enig opzicht navolgen en terdege hun inspanningen leveren voor het algemeen belang. Ik vraag u: weet u een betere bijdrage te leveren aan de redding van de christelijke wereld? Want als ik me niet vergis terwijl ik in de toekomst kijk, zult u door deze ene inspanning uw reputatie geweldig opvijzelen. Want van alle dingen die u openlijk en tot in het onmetelijke hebt gedaan, beste Erasmus, komt niets terecht als u niet met uw inzet deze storm weet te bedaren, vooral omdat veel mensen ten onrechte zeggen dat die storm van uw kant is gekomen, terwijl de meesten van ons intussen u verdedigen en uit alle macht zich daartegen verzetten.
Maar of u de kerk te hulp komt of niet nu zij zo zwaar getroffen is, ik ben er zeker van dat deze nieuwe bewegingen, als werk van goddelozen, niet kunnen blijven bestaan ook al mag het dan zo zijn dat de hemel ook voor hen helder straalt en een voorspoedig lot hen toelacht, zoals men meent. Daarom, allervriendelijkste man, denk aan de generaties die na ons komen; want ik twijfel er niet aan dat de eeuw waar wij naar uitzien in aantocht is, een eeuw die veel gunstiger over het christendom zal denken dan de huidige tijd. Maar als u niet geïnteresseerd bent in uw eigen reputatie, zoals het eigenlijk ook hoort, moge dan tenminste het belang van onze Verlosser en van het evangelie u ertoe brengen zijn heilzame leer te vrijwaren tegen onrecht en de volmaakte en onbedorven kennis van Christus aan de wereld te laten zien. Hierbij zal ik me in elk geval zorgvuldig inspannen - als anderen dat al niet eveneens doen - om u de helpende hand te bieden of, als ik niet kan helpen, zal ik niet ophouden het althans te willen. Intussen zal ik niet nalaten om voor zover ik dat vermag hulp te bieden aan de glorie van Christus, aan de gezonde leer van het evangelie en aan het geweten van onze misleide broeders. Datzelfde zult u op uw hoge leeftijd eveneens doen als u naar mij luistert, opdat u onberispelijk de komst van onze heer Jezus Christus kunt afwachten: ik bid dat hij u een gelukzalig eeuwig leven zal schenken. Het ga u goed. Verwaardig u alstublieft mij een brief ten antwoord te sturen.
Uit Neurenberg, 17 februari 1524
Uw Johann Haner
Aan de hooggeachte en vooraanstaande heer Erasmus van Rotterdam, hersteller en beschermheer van de onbedorven theologie. Te Bazel