De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdOtto Brunfels groet Erasmus van Rotterdam, grijsaard en groot schriftgeleerdeHet woord voorafGa naar voetnoot1. dat ik aangaande de zaak Hutten aan u gericht had, was beknopter dan de zaak zelf vereiste en dan nodig was om mijzelf te kunnen verdedigen tegenover mensen die misschien denken dat ik deze taak onbesuisd op me genomen heb. Hoewel dit eigenlijk aan het begin dient te gebeuren, heb ik dat met opzet niet gedaan: ten eerste om met zo min mogelijk woorden over te gaan tot het echte werk; ten tweede omdat het drama bekend was en ik maar één ding wilde, namelijk die mensen voldoening schenken die - zo berichtten vrienden mij - door uw Spons ernstig beledigd waren; ten slotte moest u niet denken dat u gewoon straffeloos elke leugen mag debiteren en niet moed vatten alsof u al winnaar bent omdat degene die de oorlog is begonnen, door het doodslot weggenomen is. Maar niet iedereen is die mening toegedaan, en zelfs u zou kunnen menen dat ik hiertoe gebracht ben door lichtzinnigheid of ijdele roem; daarom vertel ik u vanaf het begin in het kort hoe ik tot mijn reactie gekomen ben en wat ik in uw betoog mis. | |
[pagina 120]
| |
Uw Spons kwam mij de eerste keer onder ogen in Neuenburg, terwijl Hutten nog leefde;Ga naar voetnoot2. ik kan niet beschrijven hoezeer het mij pijn deed te zien dat mijn vriend door u met zo veel minachting en zo veel spot aangevallen en in mootjes gehakt werd. Spoedig daarna kwam het bericht van het overlijden van deze welbespraakte en goudeerlijke man; mijn verdriet nam met de dag toe en nu begon niet zozeer de dood van mijn beste vriend mij pijn te doen als wel uw zotte Spons, omdat ik het al zag gebeuren dat u nu over hem alle leugens zou verspreiden die u maar wilde, zonder enige terughoudendheid. Daarom kwam het idee bij me op om zijn taak over te nemen. Ik prepareerde mijn pen, maar uw welsprekendheid schrikte mij toch af; want ik dacht dat het vergeefs is iemand uit te dagen die in zo hoge achting staat bij kardinalen en bisschoppen: ik leek wel een mug die een olifant steekt.Ga naar voetnoot3. Ik legde mijn pen neer, ik vergaf het onrecht mijn vriend aangedaan, die nu leeft in vrede en die zelf dat onrecht ook vergeven had toen hij de geest gaf, ook al was het onrecht niet slechts hem aangedaan, maar alle goede mensen, en ook Christus. Want wat u doet, raakt niet alleen Hutten, maar u schept een grote chaos door hier alles bij te storten wat u ergens aan leugenachtigheden bijeen hebt kunnen schrapen en wat maar negatief klonk voor het evangelie en voor de lutherse zaak; dit alles om de man wiens tegenwerpingen u niet kon weerleggen omdat die op waarheid berusten, te bedelven onder uw retorische vuurwerk, ironie, aannamen, vooronderstellingen, verdachtmakingen en gissingen; uw gebruikelijke goocheltoeren om alle bedrog te verhullen en alle waarheid te verduisteren. Intussen publiceert u voor de tweede keer die noodlottige, ellendige Spons, niet meer om vlekken te verwijderen maar om alles wat er aan ultieme vuiligheid en drek te vinden was, bijeen te vegen en op te zuigen: wanneer er dan flink in geknepen wordt, spuit al dat vuil eruit. Bij wijze van reclame laat u deze editie vergezeld gaan van een bijtende, lasterlijke en giftige brief.Ga naar voetnoot4. Ook een derde druk staat op stapel, in Keulen; ik weet niet of u daarachter zit of mensen die smullen van dergelijke schouwspelen en die hopen te zien dat mensen van goede wil, mensen van het evangelie, overal aan de schandpaal worden genageld. Nog steeds peins ik er niet over te reageren. Toevallig kom ik bij vrienden op bezoek. Die oefenen druk op mij uit, ze bezweren me, ze vuren me aan en doen een appèl: of ik soms zo staalhard ben dat ik zelfs het onrecht verdraag dat mijn vriend is aangedaan die zo veel voor mij heeft betekend; zij verzekeren me dat zij wel vol goede bedoelingen zitten maar dat deze taak niemand beter past dan mij, of liever dat niemand het beter kan | |
[pagina 121]
| |
doen dan ik omdat ik nu eenmaal het beste op de hoogte ben van Huttens zaken, vooral van de kwestie die tussen hem en u speelt. Ik weiger de taak om de reden die ik al genoemd heb. Intussen komt het bericht dat ook Von dem Busche een antwoord weliswaar overweegt, een man even geleerd als integer en tevens absoluut niet gediend van goddeloosheid en onrechtvaardigheid, maar dat hij deels werd opgehouden door andere bezigheden en deels wachtte op hetzelfde als ik, namelijk dat er iemand naar voren zou komen die even goed kon schrijven als Hutten. Van beide zijden wordt er in brieven op aangedrongen, ook van de kant van mijn vrienden in elk geval, dat er helemaal geen antwoord moet komen: want het is toch ongepast te antwoorden op iets wat volgens iedereen uit louter verzinsels bestaat; anders had Luther zelf of Melanchthon al lang een antwoord geschreven; niets zou u beter beschamen dan zonder enige prikkel daartoe uzelf te kijk te zetten als de man die u werkelijk bent: en dat is precies wat u hier zonder blikken of blozen aan het doen was. Ook u schreef u aan uw vrienden in Straatsburg en elders, dat daar een anoniem pamflet tegen u werd vervaardigd en dat daar een monster vetgemest werd dat niet in de openbaarheid zou durven komen:Ga naar voetnoot5. dit was trouwens zeker niet het geval, maar misschien droomde u van een toekomstig kwaad; want de mensen daar durven ofwel gerust in uw gezicht te zeggen wat zij aan het doen zijn (zo zijn ze wel), of ze zijn helemaal niet bezig met heimelijke valstrikken tegen wie dan ook. Rond die tijd kom ik weer in Bazel. Daar hoor ik van een vriend dat u letterlijk gezegd hebt (en ik geloof het graag, want ik doorzie deze geniale sluwheid): ‘Als er iemand een antwoord zal schrijven, is het Otto.’ U maakte ook nog een spottende opmerking, bedoeld voor mensen die niet zo onprincipieel zijn als u. Maar mij maakt het niet uit of dit waar is of niet. Hoewel u toen stilletjes een profetisch woord sprak, voelde ik nog steeds geen neiging om te antwoorden. Uiteindelijk, op eigen initiatief, terwijl ik veel klachten over u hoorde van mijn vrienden, las ik uw Spons, om in elk geval toch te kunnen beoordelen wat dit allemaal te betekenen had. Ik lees een betoog dat lieflijk, vleiend, erudiet en elegant geschreven is, maar vol dodelijk gif; het weerspiegelde ongetwijfeld eenzelfde inborst: giftig, nors, arrogant, beledigend en bloeddorstig. Want elk vogeltje zingt zoals het gebekt is. Ik lees ook hoe oneerbiedig en spottend u oreert over het geloof, de bijbel, over de geloofsgeheimen en de sacramenten die wij tegenwoordig als de belangrijkste beschouwen; tegelijk houdt u ons een soort oppermachtig pontificaat voor, waarvan wij de besluiten, decreten en voorschriften moeten naleven, benadrukkend hoezeer wij dit niet behoren te verachten, en dat schrijft u zo vol eerbied en vol lof als precies past bij zo'n spreekbuis van zulke mensen. | |
[pagina 122]
| |
Ik vatte weldra weer een beetje moed, die me eerst in de schoenen was gezonken, en het is niet te beschrijven hoezeer ik in het diepst van mijn hart begon te walgen van uw koele benadering van de bijbel en van het feit dat u in het kamp van de vijand uw toevlucht had gezocht. Mijn vrienden hoefden me niet verder te stimuleren: mijn eigen geloofsijver dreef me voort. Terwijl ik mezelf moed inspreek probeer ik me ervan te overtuigen dat iemand die een goede en rechtvaardige zaak behartigt, niet bang moet zijn; dat hij geen respect hoeft te hebben voor personen als het zo ver is gekomen dat niet slechts zijn vrienden beledigd worden maar ook God; ja zelfs dat hij het onrecht, zijn vriend aangedaan, niet moet laten passeren aangezien het overvloeit in honen van Christus; dat vroomheid belangrijker is dan welsprekendheid en dat bij de mensen klingklang van woorden weliswaar indruk maakt, maar dat bij de vromen en de christenen toch de waarheid overwint: langzamerhand vond ik dat het ook weinig christelijk zou zijn als ik een godslasteraar niet zou trachten te weerleggen. Daarom pakte ik wat papier en noteerde wat mij allemaal mishaagde. Tot zo ver over de reden die me tot schrijven bracht: nu leg ik uit hoe trouwhartig ik geantwoord heb. Hoewel u immers door deze zotheid een andere behandeling verdiend zou hebben, van iemand met een uitgebreider taalvermogen of liever met een sponsachtig taalvermogen net als u, en met genoeg tijd om allerlei details ter discussie te stellen, heb ik toch mij zo onthouden van hatelijkheden en emoties en mij zo gematigd in mijn verwijten dat ik u alleen nagedragen heb wat zelfs een lomperik uit uw Spons kan opmaken. Ik hanteer een zeer eenvoudige stijl, zoals u ziet, opdat u niet de verdenking koestert dat dit pamflet een paar maanden geleden tegen u vervaardigd zou zijn, of probeert onschuldige mensen dit wijs te maken. Er zijn hier wel mensen die doorwrochte geschriften tegen u zouden kunnen schrijven, maar zij hebben wel wat nuttigers te doen dan met u concurreren in schrijfvaardigheid. U vergist zich dus dubbel als u mij achteraf ervan gaat beschuldigen dat ik deze taak op me genomen heb om een beetje roem te vergaren: ten eerste omdat ik niet zo goed ben dat ik wat mijn schrijfstijl betreft ook maar op het minste aanspraak kan maken; ten tweede omdat als ik al had willen doen wat ik kan, het toch over een ander onderwerp zou moeten gaan. Waarom zou ik overigens zo gek zijn de strijd aan te binden met iemand die mij vroeger niet slecht behandeld heeft, en onsterfelijke roem trachten te verwerven ten koste van de reputatie van de ander? Ik ben niet zo kortzichtig en dom dat ik niet weet hoe weinig dit allemaal voorstelt, hoe vreselijk stom mensen zijn die zich in het zweet werken en zich blootstellen aan gevaren alleen maar om naam te maken en roem te oogsten, iets wat, als zij het bereikt hebben, | |
[pagina 123]
| |
snel weer vergaat. Ik zou wel de allerdomste zijn, als ik in plaats van een goede naam te krijgen ongenade en schande over me zou afroepen: als het tenminste een schande is om een slechte naam te hebben omdat je de waarheid verdedigd hebt. Want ik weet het zeker: eens zult u doen wat u aan het slot van uw briefGa naar voetnoot6. belooft, namelijk dat als degene die u verdenkt zich verraadt, hij zal merken hoe onwaar het is dat u Hutten haat uit de grond van uw hart; overigens weet ik echt niet op wie u doelt met deze woorden. Het is dus niet verlangen naar roem dat mij aanzette tot schrijven; wat het dan wel is, heb ik zojuist gezegd. Daarom ben ik er volstrekt gerust op dat ik als u niet openlijk bepaalde dingen terugneemt en ophoudt daarin te volharden, u zal dwingen tot herroeping, of u zult moeten verduren dat ik openlijk het bewijs lever van uw goddeloosheid. En de ergste vergissing die u kunt begaan is denken dat dit eenzelfde kwestie is als die met Lee of met Zúñiga, of dat ik een even grote domkop of lummel ben als Zúñiga. Niets zal ik minder van u verdragen dan dat ik me laat bedriegen alleen door het kaf van uw woorden. Ook al bent u zeer scherpzinnig in het debat, als u niet strijdt met het tweesnijdende zwaard dat het woord van God is,Ga naar voetnoot7. ben ik helemaal niet bang voor de loden dolk van uw welsprekendheid. Veel scherpzinnigheid of prachtige verleidingskunsten heb ik er niet voor nodig om in de gratie te komen bij mijn lezers; ik zal slechts de naakte waarheid zelf aan het licht brengen, in simpele bewoordingen en zonder klatergoud. Iedereen van goede wil heeft voldoende onderscheidingsvermogen om te weten wat hij van uw persoon moet vinden, aangezien u alles op een sluwe, zwalkende en glibberige wijze doet, zodat ik dat niet met de vinger hoef aan te wijzen; want er is vandaag de dag niemand, hoe vlot van pen ook, die u zo lijntjes kan schilderen als u dat zelf kunt: een groot geleerde en een eersteklas schrijver, maar wispelturig en arrogant, die - zo blijkt - met een stukje brood al van de juiste weg en van de voorgenomen koers afgebracht kan worden; er is geen zaak zo slecht of u kunt die nog veel slechter maken, geen ding zo hopeloos of u kunt er iets schitterends van maken. Toen ik dit antwoord aan het schrijven was, waren er natuurlijk personen die mij waarschuwden dat het niet echt bevorderlijk was voor de zaak van het evangelie als ik u een erg grimmig antwoord zou geven: want die Camarina moest ik maar niet beroeren, die bij aanraking grote hoeveelheden gif uitwasemt en verspreidt,Ga naar voetnoot8. tenzij ik zou willen dat veel mensen afvallig worden van het evangelie, omdat u hen met uw sluwheid op een andere weg | |
[pagina 124]
| |
kunt brengen. Ook deze personen steunden op de menselijke rede en hen overviel een hevige angst, een redeloze angst:Ga naar voetnoot9. want ook als u het zou kunnen (maar u kunt het helemaal niet, zoals ook niemand kan meenemen wat eenmaal door de Vader aan Christus is gegeven), waarom zou u zoiets frivools en ijdels willen proberen? Wij moesten bij u maar geen beklag doen wanneer u dat stokje van censor ter hand neemt om uw oordeel te geven niet alleen over mensen die dat niet verdienen maar over alle goede mensen. Lang genoeg hebben wij tegen u opgezien, en uw geleerdheid verdiende dit ook (in Duitsland bent u de gangmaker van de wetenschap), en uw verdiensten leverden meer op dan die van velen, zelfs die beschouwd worden als van de eerste rang. Maar u, die eens de bron van onze redding was, zou ons nu vergif willen schenken en een bron van onze dood zijn. Vindt u dat wij dit moeten accepteren? Dat doen wij niet. Want zoals gifschenkers hun gif mengen met lekkere zoete drankjes, zo betoverde u ons aanvankelijk met uw literaire talent: in uw ban waren wij, barbaren, woest en ongetemd, en u wees ons de weg waarlangs wij niet alleen geleerd maar ook godsdienstig konden worden. Maar toen u velen deze weg op zag gaan en merkte dat er mensen bij waren die u op dit terrein de palmtak ontrukten, bent u overwonnen door trots of omgekocht met geschenken of verblind door jaloezie (zo willen sommigen het zien) en daardoor druppelt u in plaats van de honing van weleer, of erdoorheen gemengd, nu vergif en ten slotte steekt u als een schorpioen met uw angel. Als u dat niet gedaan had, zou er tot op de dag van vandaag niemand zijn die niet uit eerbied voor u opstond, die u niet gelukwenste, loofde, verheerlijkte en met respect bejegende. Maar doordat u zelf een schandvlek aanbrengt op uw blazoen van welsprekendheid, doordat u uw eigen reputatie bezoedelt, wie kijkt dan nog tegen u op, wie zal dan nog respect voor u hebben? Als u zondigt tegen uw eigen ziel, wie zal u dan recht verschaffen, en als iemand zijn eigen leven veracht, wie zal hem dan eren?Ga naar voetnoot10. Ik in elk geval betreur het ten zeerste dat uw zaken er nu zo voorstaan en dat ik, een onbetekenende en niet onderlegde man, de strijd moet aanbinden met u; ik zou willen dat deze gelegenheid zich niet voorgedaan had, maar ik kon met geen mogelijkheid weigeren en tegelijk mijn gemoedsrust bewaren. Ik zou willen dat u niet afgegleden was naar een zo grote waanzin dat u, die nu de spreekbuis van Christus behoorde te zijn en het uitverkoren vat om Gods naam te dragen ten overstaan van de zonen van Israël, ten overstaan van koningen en prinsen en alle volkeren ter wereld, nu de beschermheer bent geworden van mensen die geheime besprekingen hebben belegd | |
[pagina 125]
| |
en samengespannen hebben tegen de Heer en zijn gezalfde.Ga naar voetnoot11. Want het is algemeen bekend dat niemand van alle vijanden van het evangelie het ooit meer schade heeft toegebracht dan u; want ook al viel u het nooit openlijk aan, u maakt alles verward met uw rare verhullingen en zwalkende verbeeldingen, doordat u tegelijk het pausschap en het evangelie tracht te funderen: kaf en koren, licht en duisternis. Wat u aan het doen bent is compleet alles vernielen wat u vroeger opbouwde, verdedigde en verspreidde. Kan het evangelie iets slechters overkomen dan deze pest, aangezien er tegenwoordig nergens minder overeenkomst bestaat dan tussen Christus en de paus, dan tussen Rome en de kerk van Christus? Daar voegt u dan nog aan toe dat wij soms dingen een beetje verbitterd doen en dat ook wij niet volmaakt zijn. U zegt wel heel mooi dat het evangelie met zachtheid gehanteerd moet worden; ja, wanneer het gaat om zwakken, om kleingelovigen, om hen die melk nodig hebben en vast voedsel niet kunnen verdragen; maar niet wanneer het gaat om koppigen en hardnekkigen, om mensen die opgegeven zijn en zonder hoop, om schaamteloze en verstokte schriftgeleerden en farizeeen, die de sleutel van kennis hebben en toch niet naar de wet willen luisteren, die hun oren dichtstoppen om maar niet te hoeven horen.Ga naar voetnoot12. Het feit bijvoorbeeld dat Luther geërgerd enkele boze dingen zegt over bisschoppen en monniken, is helemaal geen kwestie van wreedheid; hun eigen hardheid, slechtheid en dolzinnigheid maken dit juist noodzakelijk: net als het feit dat ik nu tegen u zeer vrijpostig ben. Voor een harde knoop heb je een harde wig nodig.Ga naar voetnoot13. Maar u beschuldigt ons er ook nog van dat wij zondaars zijn: ik snap niet wat dat ermee te maken heeft, daar niemand geheel vrij van zonden kan leven. Belangrijk is dat wij onze zonden niet koesteren: wij zullen juist ons best doen om niet zo te zijn zoals u ons tekent. Tot zo ver terloops over mijn beweegredenen, hoewel het veel verstandiger was als ik gewoon vol minachting over u gesproken had: want waarom zou ik zo vriendelijk moeten zijn tegen u? Alleen al door deze Spons verdiende u het dat de Duitsers, die voor het eerst hebben leren schrijven onder uw leiding, nu in gesloten gelederen en kolonnes hun zwaarden slijpen tegen hun besmette leraar. Want acht u het een kleinigheid om zich zo te draaien en te wenden, een gespleten geest te zijn en twee heren te dienen, zoals dat heet?Ga naar voetnoot14. Zoiets strookt niet met de trouw en eerlijkheid van de Duitsers, laat staan met onze christelijke religie. Ook met betrekking tot Hutten kan ik me niet genoeg verbazen over uw | |
[pagina 126]
| |
hardvochtigheid en over de echte venijnigheid waarmee u, zo zegt men, alle goede en te goeder naam bekende Duitsers zo achtervolgt, maar dan met heimelijke haat. Want hoewel Hutten ook tegen u erg grimmig is geweest, is het verschil dat zijn boosheid rechtvaardig is, terecht, vroom en christelijk: uw lasterlijke aantijgingen zijn verdorven, vol onrecht en vol leugens. Terwijl u eigenlijk uw fout zou moeten toegeven of op zijn minst te uwer verdediging zou moeten bewijzen dat u geen vijand van het evangelie bent, brengt u daartegen in dat u nooit iets te maken wilt hebben met mensen die onder Luthers naam het evangelie omarmen: misschien om volledig te voldoen aan de norm van de paus, wiens slaaf u bent. Ook het volgende heeft hiermee te maken, dat u ook onschuldigen betrekt in die kwestie, zoals de Duitse ridder Heinrich Eppendorf,Ga naar voetnoot15. een zeer achtenswaardig man, niet zozeer door zijn afstamming en voorouders, maar veeleer door de rechtschapenheid van zijn leven, zijn karakter en zijn literaire talent: omdat hij nauwe banden had met Hutten, ontving hij van u dezelfde lof, een erasmiaanse dankbetuiging, gelijk die waarmee u zo vaak de slechtsten pleegt te prijzen of juist de besten zwart te maken. Ook hij zou wel iets hebben om zijn beklag te doen en u te besprenkelen met verwijten. Juist daarom wilde ik hem erbuiten laten en niet zijn zaak bepleiten, om niet de verdenking bij u te wekken dat hij of wie dan ook mij geholpen heeft. Om nu maar een einde te maken aan mijn brief: ik heb deze dingen gezegd opdat u hierna andere Sponzen gaat schrijven of liever minder onchristelijke. Want deze Spons viel zelfs bij uw beste vrienden niet in de smaak; dat sommigen om een exemplaar van dit boek vochten en dat het zeer gewild was, betekent niet dat het gekocht werd met het idee dat het gewoon interessant leek, maar om te zien hoe u de smet op uw reputatie zou wegwassen die Hutten u bezorgd had, die echter zelfs niet door karren vol sponzen weg te vagen is tenzij u tot bezinning komt. Want een andere remedie zal er niet zijn, geen reinigend volderskruid dat u weer kan genezen.Ga naar voetnoot16. Maar dat u weer tot bezinning komt, smeek ik u met de genegenheid van Jezus Christus. Keer op uw schreden terug, denk eraan dat u al oud bent, denk aan uw roeping en aan de dank die u gebracht is ten overstaan van zo veel getuigen; want het is heel schandelijk om genoten dankbetuigingen te misbruiken om de gever ervan kapot te maken. Maar u maakt er misbruik van, doordat u niet uit alle macht strijdt voor het evangelie, doordat u de tegenstanders ervan helpt en versterkt, doordat u veler zielen in onzekerheid houdt die onder invloed van uw dubbelhartigheid voorlopig niet gelovig zijn en dus niet gered worden. U kunt hierdoor een veel grotere roem verwerven (als dat echt uw | |
[pagina 127]
| |
bedoeling is) dan door die valse geveinsde vriendschap met mensen die geen hoop meer hebben, die misbruik willen maken van uw schrijftalent om met uw gezag mooi weer te spelen. Bovendien verdient u beter dan beschermheer te moeten zijn van mensen die totaal geen hoop meer koesteren. U hoeft het alleen maar te doen! Het zal uw reputatie niet schaden als u zich terugtrekt uit een oneerbare zaak, het is geen schande te vluchten of u een tijdje rustig te houden, als u opnieuw wilt gaan strijden. Wij koesteren geen vijandige gevoelens jegens u en we zijn zelfs bereid alles te herroepen wat er ooit gedaan is om u vijandelijk of smadelijk te bejegenen. Maar als u bij uw plannen blijft, fout op fout stapelend, dan zullen ook wij blijven protesteren en u in uw gezicht tegenwerken, zonder enig ontzag voor uw welsprekendheid of de hoge achting die u bij de pausen geniet. En dan horen we wel wat u doet: woedend worden, pralen met uw woordkunst en bombast verspreiden,Ga naar voetnoot17. beurtelings pochen op uw vrienden en op de gunst van vorsten, spelen en spotten met de Heilige Schrift, leunen op de geknakte rietstengel van Egypte,Ga naar voetnoot18. allerlei laster rondstrooien, de muren van Babylon stuttenGa naar voetnoot19. en het ruïneuze Rome restaureren, in triomf vertrouwend op wagens en paarden.Ga naar voetnoot20. Maar wij vertrouwen op de naam van de Heer, onze God, en zullen ervoor zorgen dat we dingen zeggen en schrijven die helemaal waar zijn (want de taal van de waarheid is waar en eenvoudig): zelfs zo dat we de pseudoprofeet die zich door Baäl laat leiden,Ga naar voetnoot21. uit zijn legerkamp verjagen, misschien niet met fraaie woorden maar wel met de Heilige Schrift. Het kan ons niet veel schelen hoeveel haat wij te verduren zullen krijgen van bepaalde zijde, met welke gebaren de drek van het pauselijk hof ons bespot, en evenmin hoe u over ons spreekt en ons omvormt tot scheldwoord, tot spotlied en tot spreekwoord voor de wereld en voor allen die niet het zegel van het woord op hun voorhoofd hebben.Ga naar voetnoot22. Maar wij zullen doen wat onze plicht is en ervoor zorgen de glorie van onze God zuiver en ongeschonden te bewaren. Vaarwel. |
|