De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1402 Aan John More
| |
Erasmus van Rotterdam groet de veelbelovende jongeman John MoreLeuke cadeautjes hebben jullie mij gegeven, veel vriendelijke brievenGa naar voetnoot1. hebben jullie mij gestuurd: om niet de indruk te wekken dat ik daar helemaal niets tegenover te stellen heb, beste John, stuur ik jou de Notenboom, een klein maar niet te versmaden geschenk, want een heel verfijnde boom, namelijk van Ovidius: overigens, als iemand je een hele boom stuurt, kun je toch eigenlijk niet vinden dat hij een klein geschenk stuurt, en ook geen alledaags geschenk als de boom zo welbespraakt is. Verbaas je niet dat bij Ovidius een notenboom Latijn spreekt: bij Lucianus voeren klinkers welsprekend een procesGa naar voetnoot2. en bij Homerus spreekt het schip Argo, nog wel in versmaat.Ga naar voetnoot3. Ondertussen moet je tijdens het lezen van dit boek even pythagoreeër zijn en | |
[pagina 114]
| |
geloven dat ook bomen een ziel hebben; Ovidius Naso gaf hun ook nog een tong, of liever, gaf die hun terug: want in de oudheid gaven ook de eiken in Dodona al orakels.Ga naar voetnoot4. Hoewel ik me al lang verre houd van dit type onderzoek, leek het me leuk dit gedicht, zo vrolijk en goed geschreven, te voorzien van enig commentaar en het zo onder aandacht te brengen van het ontwikkelde publiek. Ik wist van te voren dat sommige mensen onmiddellijk zouden gaan roepen, indachtig het oude spreekwoord van de Grieken, dat de kindse grijsaard teruggekeerd was naar het spelen met noten.Ga naar voetnoot5. Ik ben evenwel van mening dat het voor jongelui niet onnuttig en voor een oudere niet ongepast is om met dergelijke noten te spelen en zo door geestelijke ontspanning de vermoeidheid te verjagen die door serieus studeren opgelopen is. Overigens maak ik me niet zo druk over wat anderen zeggen. Ik wil wel graag dat jij ervan overtuigd bent, beste John, dat een vooraanstaand kunstenaar overal en altijd zichzelf gelijk blijft, of hij nu een kolossaal beeld maakt of een beeldje van een halve voet, of hij nu Jupiter schildert of Thersites, of hij nu een afbeelding snijdt in brons en in gewone steen of in edelstenen of in goud; alleen is de bewondering voor zijn vakmanschap groter als hij werkt in materiaal van geringe waarde of van geringe afmeting. De Medea van Ovidius is alom geroemd, maar je zult zien dat ook in de Notenboom Ovidius wel degelijk aanwezig is. In de Medea gaf de stof aanleiding tot welsprekendheid en een goed deel van de lof zou eigenlijk de Grieken toe moeten vallen, die al zo vaak dit onderwerp behandelden. In de Notenboom komt alle lof toe aan het talent van de dichter zelf. Ik ben er de man niet naar om twee vliegen in één klap te slaan: maar jij zult voor vriendelijk doorgaan en ik tegelijk voor minder ondankbaar als jij deze Notenboom, waarvan de vrucht door de natuur zo gemaakt is dat hij gevierendeeld kan worden (als je geen zin hebt om de boom in vieren te hakken), wilt delen met je lieve zussen Margaret, Elizabeth en Cecily en met Giggs, die het geluk heeft hun huisgenote te zijn; want zij dagen mij vaak uit met hun brieven,Ga naar voetnoot6. met zinnige en scherpe gedachten, in een zo zuiver Latijn dat ik mijn vrienden hier maar met moeite ervan kan overtuigen dat zij dit op eigen kracht gedaan hebben, terwijl ik dat toch uit eigen ervaring zeker weet. | |
[pagina 115]
| |
Wat heeft het dus voor zin, beste John, jou aan te sporen tot studie van de letteren of tot deugdzaamheid? Want zelf begiftigd met schitterende talenten heb je thuis een vader die boven allen uitsteekt in geleerdheid en bovendien een volmaakt voorbeeld is van goedheid en eerlijkheid: het zou toch een grote schande zijn een ontaarde zoon te worden? Vooral omdat hij ruimschoots alles doet wat ertoe kan bijdragen dat jij zult uitblinken in alles wat een man kan sieren. In de luwte blijven kun je niet, de glans van je vaders reputatie schijnt voor jou uit: je moet ofwel met de hoogste lof zijn voorbeeld volgen ofwel met de grootste schande iedereen teleurstellen in zijn verwachtingen omtrent jou. Overigens, als je zou verslappen, kan ook de rivaliteit met je zussen je een flinke stimulans geven. Als iemand zich hun vriendelijkheid voor ogen haalt, hun bescheidenheid, hun ingetogenheid, hun eenvoud en hun eensgezindheid, zou hij zweren dat zij de drie Gratiën zijn; als iemand ze bezig ziet terwijl ze perfect verschillende soorten muziekinstrumenten bespelen, als hij beziet hoe zij als bijtjes van de ene auteur naar de andere vliegen, naar elk literair genre, zowel Grieks als Latijn - hier iets noterend om na te volgen, daar een opvallend motto plukkend om toe te passen op hun eigen gedrag, elders weer zich een leuke anekdote inprentend om die later in gezelschap te vertellen -, zou hij zeggen dat zij de Muzen waren, die in de lieflijke velden van Aeonia heerlijk aan het spelen zijn en bloempjes en marjolein plukken om kransjes te vlechten. In elk geval zijn zij zo gezegend met alle gaven van de geest dat de charme van hun schoonheid, al is die niet gering, nauwelijks nog bijdraagt aan hun aantrekkelijkheid. Alsof zij het erom doen rennen zij zo hard op deze atletiekbaan van lofwaardigheid dat zij hun broer achter zich lijken te willen laten. Des te meer moet jij alle spieren spannen voor de wedstrijd om hen met intensief studeren in te halen: want hen heeft de natuur veel eerder naar deze baan gebracht dan jou, omdat zij een beetje ouder zijn dan jij. Later zullen zij wedijveren met Cornelia, de moeder van de Gracchen, die haar sekse sierde met dubbele roem, zowel van ingetogenheid als van welsprekendheid, en jij met je vader; hem evenaren zal je al volop roem opleveren, maar hij zou niets liever willen dan dat jij hem verslaat. Maar over deze dingen misschien beter een andere keer. Nu op naar de Notenboom. |
|