De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 100]
| |
1400 Aan Frans I
| |
Aan de allerchristelijkste koning van Frankrijk, Frans, de eerste van deze naam, zendt Erasmus van Rotterdam zijn groetAls ik tot op heden niet veel gebruik heb gemaakt van de bereidwillig toegezegde steun van uwe Majesteit,Ga naar voetnoot1. allerchristelijkste koning Frans, ligt dat noch aan mij noch aan u: verscheidene andere redenen hebben dit tot nu toe steeds tegengewerkt, maar voornamelijk heeft de onrust van deze tijden mij dit geluk misgund. Altijd verwachtte ik namelijk dat in die langdurige oorlogsstormen ons ergens enige heldere perioden van vrede stralend zouden toelachen. Maar nooit meende ik dat ik ook maar een haartje minder verschuldigd was aan uw weldadigheid dan indien ik al wel aanvaard zou hebben wat zij mij heeft aangeboden. Nog altijd is er goede hoop dat ik binnenkort in staat zal zijn deze gezindheid jegens u te staven met duidelijke bewijzen. In afwachting van de juiste gelegenheid hiervoor leek het mij goed om u als onderpand van deze belofte alvast iets toe te sturen, de Parafrase van het evangelie van Marcus. Toen ik de neiging voelde dit plan uit te voeren en er uit mezelf al in volle vaart op afstevende, gaf de gedachte dat dit een toepasselijk gebaar was, de doorslag. Want toen ik Mattheus aan mijn vorst Karel had opgedragenGa naar voetnoot2. en Johannes, die ik meteen na Mattheus hertaald heb, aan Karels broer FerdinandGa naar voetnoot3. en Lucas, die ik ten derde aangepakt heb, aan de koning van Engeland,Ga naar voetnoot4. was het duidelijk dat Marcus voor u was overgebleven, zodat de vier evangeliën aan de vier voornaamste monarchen van de wereld gewijd zouden worden. En zo passend als het boek met evangeliën uw vier namen met elkaar verbindt, zo hecht moge de geest van het evangelie uw harten aaneensmeden! Sommigen schrijven aan de paus van Rome zelfs zeggenschap toe in de | |
[pagina 101]
| |
onderwereld, sommigen macht over de engelen; dit gezag misgun ik hem absoluut niet, integendeel: ik zou wensen dat het zich nog verder uitstrekte. Maar liever nog zou ik zien dat de aarde zelf merkt dat zijn macht heilzaam is voor haar, in het tot stand brengen en in stand houden van eensgezindheid onder de koningen! Die maken al zo lang onderling ruzie, in afschuwelijke en verderfelijke oorlogen, tot zeer grote schade voor de christelijke zaak. En intussen vervloeken en verwensen wij de Turken. Welk aangenamer schouwspel echter kunnen wij de Turken bieden, of eventueel anderen die het nog slechter voorhebben met alles wat christen heet, dan het drama dat de drie machtigste vorsten van heel Europa zich samen overgeven aan rampzalige ruzies? Ik kan nauwelijks geloven dat er een Turk bestaat die zo grof is dat hij de christenen meer rampspoed toewenst dan zij zelf elkaar beurtelings aandoen. En voorlopig is er niemand te bekennen die vrede sticht en die met zijn gezag de goddeloze golven van onrust kan bedaren; anderzijds is er geen gebrek aan mensen die stoken en die olie op het vuur gooien, zoals dat heet.Ga naar voetnoot5. Het is niet aan mij om de zaak van enige partij met mijn voorlopige mening te belasten of te verlichten. Ik weet dat ieder zijn eigen zaak het rechtvaardigst vindt, en ik geef toe dat bij oordelen over dergelijke kwesties degene die aangedaan onrecht uit de wereld helpt, altijd meer bijval krijgt dan degene die onrecht aandoet. Toch zou ik graag willen dat de christelijke vorsten voor zichzelf een eerlijke afweging maken hoe ontzettend veel winst er te behalen is als iemand liever een onrechtvaardige vrede omarmt dan een uiterst rechtvaardige oorlog doorzet. Wat is er brozer dan dit leven van ons, wat is korter, wat meer geplaagd door ongeluk? Ik heb het niet over allerlei soorten ziekten, het onrecht, al die ongevallen, al die catastrofale rampen, pest, bliksems, aardbevingen, branden, overstromingen en overig onheil, waarvan noch maat noch getal bestaat. Want onder alle kwaden waardoor het mensenleven gekweld wordt, is er geen dat misdadiger is dan oorlog, geen dat meer schade aanricht; oorlog is funester voor de waarden en normen van de mensen dan voor hun bezit of hun lichaam. Wie iemand het leven beneemt, richt minder schade aan dan wie hem zijn redelijkheid ontneemt. Ook hierom is oorlog verwerpelijk omdat het grootste deel van de ellende neerkomt op de hoofden van armen en machtelozen zoals boeren, ambachtslui en reizigers. Ons aller heer Jezus Christus heeft niet minder zijn bloed vergoten voor hun verlossing (hoe op hen ook neergekeken wordt) dan voor de hoogste vorsten. Wanneer men voor Christus' rechterstoel komt, waarvoor binnen afzienbare tijd alle satrapen van deze wereld, hoe machtig ook, moeten verschijnen, zal die strenge rechter even nauwkeurig rekenschap eisen voor die arme lui als voor de satrapen en de groten der aarde. Dus | |
[pagina 102]
| |
degenen die denken dat het maar een gering verlies is wanneer armen en machtelozen beroofd, neergeslagen, buitengesloten, verbrand, onderdrukt en gedood worden, betichten Jezus Christus, die de wijsheid van de Vader is,Ga naar voetnoot6. van dwaasheid omdat hij zijn kostbare bloed vergoten heeft om die mensen te redden. Daarom vind ik geen soort van mensen verderfelijker dan die de zaden van oorlog aandragen voor vorsten: hoe hoger het vorstelijke ambitieniveau, des te gemakkelijker wordt oorlog hun opgedrongen. Grootmoedigheid wordt gerekend tot de belangrijkste deugden voor een koning. Vroeger werd die aan Julius Caesar toegeschreven, vandaag de dag met algemene stemmen aan Frans. Verder is er geen zekerder bewijs voor echte grootmoedigheid dan aangedaan onrecht kunnen negeren. De dapperheid van antieke generaals is geprezen, die om macht streden, niet om hun leven: maar geprezen bij heidenen en door heidenen. Voor een christelijke vorst is het roemrijker met een gering verlies van gebied rust en vrede voor de staat af te kopen dan spectaculaire vette triomfen te behalen ten koste van ontzettend veel menselijke ellende. Daarom, zij die in vorsten het enthousiasme aanwakkeren om hun rijk uit te breiden, hebben niets minder gevonden dan een eeuwige bron van oorlogen. Een even desastreuze aanslag op de belangen van de stervelingen doen zij die vorsten voorzien van brandstof voor hun woede en die hun aanpraten dat het van koninklijke kracht getuigt om een losse opmerking - die misschien wel foutief overgebracht is of zwaarder aangezet dan in feite gezegd - met wapens en oorlog af te straffen. Hoeveel moediger is het als je uit bekommernis om de rust in het openbare leven beledigingen weet te negeren! Als een belediging kwetst, kwetst die een persoon als individu; en beledigen kwetst helemaal niet als men er geen acht op slaat. In andere aangelegenheden is het koningen misschien wel gepermitteerd even niet op te letten - als dat althans ooit geoorloofd is aan wie waken over zo velen; maar als het gaat om het wel of niet beginnen van oorlogen moeten zij klaarwakker zijn, om onbesuisdheid te voorkomen. Ik zeg deze dingen niet, allerchristelijkste vorst, om de vorsten het zwaard uit handen te slaan. Het is misschien de plicht van een goede vorst om soms oorlog te voeren, maar pas wanneer uiterste nood hem dwingt, nadat alles geprobeerd is maar niet gelukt. De heer Jezus ontzegde aan Petrus het gebruik van zijn zwaard,Ga naar voetnoot7. niet aan de vorsten. Paulus onderschrijft hun gezag ook in zijn voorschrift dat wie in Rome van Christus getuigden, het gezag van vorsten, ook al waren het heidense vorsten, moesten erkennen:Ga naar voetnoot8. daaron- | |
[pagina 103]
| |
der verstaat hij ook dat hun noch directe noch indirecte belasting noch respect onthouden wordt, want zij zijn dienaren van God. Hij zegt: ‘De overheid voert het zwaard niet voor niets.’Ga naar voetnoot9. Ontneemt hij haar dan het zwaard? Hetzelfde leert Petrus, de voornaamste van de groep apostelen: ‘Erken omwille van de Heer het gezag van de bestuurders die door de mensen zijn aangesteld: van de keizer, de hoogste autoriteit, en van de gouverneurs, die hij heeft afgevaardigd om misdadigers te straffen en om te belonen wie het goede doen.’Ga naar voetnoot10. Jezus wilde dat Petrus geen wapens gebruikte behalve het zwaard van het evangelie, dat het woord uit de hemel is; dit is, zoals Paulus leert in zijn brief aan de Hebreeën, ‘levend en krachtig, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest elkaar raken.’Ga naar voetnoot11. Want wie opdracht geeft het zwaard op te bergen maar het niet afneemt, doet meer dan wie het zou afnemen. Want waarom geeft hij opdracht het weer in de schede te steken? Natuurlijk omdat een herder van het evangelie geen oorlog moet voeren. Maar het zwaard afleggen, waarom beveelt hij dat niet en verbiedt hij het evenmin? Natuurlijk om ons te doen inzien dat er zelfs dan geen wraak genomen moet worden wanneer wij de krachten voorhanden hebben om onrecht te wreken. De evangelische herders hebben dus het zwaard van het evangelie dat Christus hun gegeven heeft, om ondeugd te kelen en menselijke begeerten te besnoeien. Koningen hebben hun zwaard dat Christus hun toegestaan heeft, om de kwaden angst aan te jagen en de goeden te eren. Het zwaard is hun niet ontnomen, maar het gebruik is aan voorschriften onderworpen: zij hebben het voor de verdediging van de algemene vrede, niet voor de bescherming van hun eigen eerzucht. Er zijn twee soorten zwaarden, er zijn twee soorten koninkrijken. Bisschoppen hebben hun eigen zwaard en hun eigen rijk; in plaats van een diadeem en een helm hebben zij een mijter, in plaats van een scepter een herdersstaf. Zij hebben ook een harnas, een draagriem, kortom de hele wapenrusting die de sterke strijder Paulus meer dan eens van hen beschrijft.Ga naar voetnoot12. Evangelische koningen worden herders genoemd, maar bij Homerus heten ook wereldlijke koningen herders van hun volk.Ga naar voetnoot13. Priesters en koningen streven naar hetzelfde maar hun rollen verschillen, zoals in hetzelfde toneelstuk de ene deze rol speelt en de andere die. Maar als beide partijen altijd hun eigen zwaard in de aanslag zouden hebben, dat wil zeggen de hun gegeven macht gebruiken zoals dat moet, dan zouden wij (die | |
[pagina 104]
| |
veeleer christenen genoemd worden dan christen zijn) volgens mij niet zo vaak een goddeloos zwaard heffen en dat richten op de lijven van onze broeders. Verder, doordat beide partijen hun eigen taak verwaarlozen maar zich wel bemoeien met die van de andere, bewaren zij noch hun eigen waardigheid noch de rust in voldoende mate. Wanneer bezit een koning meer koninklijke majesteit dan wanneer hij zittend op zijn rechterstoel recht spreekt, onrecht inperkt, ruzies beslecht en de onderdrukten verlichting geeft, of als hij zittend in de raad zorg draagt voor het welzijn van de staat? En een bisschop, wanneer heeft die meer bisschoppelijke waardigheid dan wanneer hij vanaf de kansel de leer van het evangelie verkondigt? Want dan is hij waarlijk een evangelische koning op zijn troon. Voor Nero was het ongepast om zich in het theater te meten met citerspelers en zangers of in de circus met wagenmenners;Ga naar voetnoot14. evenzo is het ongepast voor een koning zich in te laten met ordinaire en louche zaakjes die te maken hebben met zijn persoonlijke belangen maar die de veiligheid van de staat schaden. Verder zou het toch ongepast zijn als een filosoof met mantel en baard een dansje uitvoerde vooraan op het toneel, of in de arena sikkel en net hanteerde onder het zingen van het gladiatorenliedje ‘Jou moet ik niet hebben, de vis moet ik hebben; waarom vlucht je voor mij, Galliër?’Ga naar voetnoot15. Evenzo ongepast is het dat een evangelische koning oorlog voert of in de handel zit, om geen onfatsoenlijker dingen te noemen. Waarom kan men tegenwoordig een bisschop tegenkomen die het fraaier vindt zich te laten begeleiden door driehonderd ruiters voorzien van blijden, speren en kanonnen, dan om vergezeld van vrome en geleerde diakens de heilige boeken bij zich te dragen? Waarom vinden zij zichzelf grote mannen als zij pronken met dingen die door de grote mannen wier opvolgers zij zijn, juist geweldig veracht werden? Waarom klinken trompetten en jachthoorns hun zoeter in de oren dan een lezing uit de Heilige Schrift? Vooruit, veronderstel dat een koning in plaats van zijn diadeem en staatsiekleed een mijter opzet en een pallium omdoet, en anderzijds een bisschop in plaats van zijn mijter en pallium zich tooit met een diadeem en een staatsiekleed: lijkt dat niet iets monsterlijks? Zoveel effect heeft de verwisseling van de tekens van waardigheid; waarom heeft dan de verwisseling van rollen niet nog meer effect? Als een koning of een bisschop op zijn eigen terrein iets doet, moet hij alleen het heil van zijn volk beogen. Want óf hij vermaant de dwalenden, corrigeert de gevallenen, of troost de verworpenen; óf hij oefent druk uit op de verhevenen, spoort de luiaards aan, of verzoent de ruziemakers. | |
[pagina 105]
| |
Dit is de taak van koningen, maar vooral van evangelische koningen, wie het niet past te streven naar een koninkrijk van deze wereld. Maar aangezien Jezus Christus beide soorten koningschap in zich omvat heeft, hoewel hij op aarde slechts het kerkelijke koningschap tot uitdrukking heeft gebracht, moeten beide groepen koningen proberen naar vermogen hun Vorst na te volgen. Hij heeft zich totaal opgeofferd voor de zijnen. Kan iemand die zich plaatsvervanger van Christus noemt, met een stalen gezicht alleen voor zichzelf leven? Heel zijn leven heeft Christus niets anders gedaan dan redder, trooster, weldoener zijn. Of hij nu in de tempel verkeerde of in synagogen, of hij in het openbaar reisde of bij iemand in huis was, of hij op het water voer of in de woestijn verbleef: hij onderrichtte de menigte, genas zieken, reinigde leprozen, maakte lammen, kreupelen en blinden weer gezond, dreef kwade demonen uit, wekte doden tot leven, bevrijdde mensen in gevaar, voedde hongerigen, weerlegde farizeeën, nam het op voor zijn leerlingen en voor de zondares die kwistig was met haar balsem,Ga naar voetnoot16. troostte de Kanaänitische zondaresGa naar voetnoot17. en de betrapte overspelige vrouw.Ga naar voetnoot18. Haal het hele leven van Jezus voor uw geest. Geen sterveling heeft hij ook maar iets kwaads aangedaan terwijl hij zelf zoveel kwaad ondervond en gemakkelijk wraak had kunnen nemen als hij gewild had. Overal was hij redder, overal weldoener. Malchus zette hij zijn oor weer aan, dat Petrus afgeslagen had.Ga naar voetnoot19. Hij wilde niet dat zijn veiligheid op zo'n manier gered werd, ook al was de schade gering. Herodes en Pilatus bracht hij tot verzoening.Ga naar voetnoot20. Toen hij aan het kruis hing redde hij een van de twee misdadigers.Ga naar voetnoot21. Toen hij gestorven was, bracht hij een honderdman tot het belijden van Christus.Ga naar voetnoot22. Dit was waarlijk een koning zijn: allen helpen, niemand tekort doen. Alle vorsten moeten ernaar streven zo dicht mogelijk bij dat voorbeeld te komen. U echter, koning Frans, moet vooral ook door uw titel ‘allerchristelijkste’ zich aangespoord voelen om naar uw vermogen een evenbeeld te zijn van uw vorst Christus. Overigens, wat een onbeschaamdheid van diegenen die, terwijl ze zo graag plaatsvervangers van Christus heten, eisen dat onmetelijk veel mensenbloed vergoten wordt ter verdediging, ik zeg niet van hun leven of waardigheid maar van hun hebzucht en trots? Deze dingen schrijf ik niet, beroemde | |
[pagina 106]
| |
koning, om welke bisschop dan ook te brandmerken of te hekelen (het is te hopen dat er geen bisschoppen komen tegen wie zulke dingen terecht gezegd kunnen worden!) maar om aan te geven in welke dingen de echte waardigheid van koningen en bisschoppen gelegen is, opdat beide groepen gelukkig leven doordat zij beide hun eigen waardigheid begrijpen en beschermen. Maar nog verder van hun plicht verwijderd zijn evangelische herders die uit eigen beweging fakkels aandragen voor de oorlogsvuren, terwijl zij eigenlijk de onderling ruziënde koningen tot eensgezindheid zouden moeten brengen. Als het ooit de tijd was voor een goede herder om met verlies van zijn eigen leven voor zijn kudde te zorgen, als zij ooit het evenbeeld moesten zijn van die goede Herder wiens plaatsvervangers zij zijn, dan was dit bij uitstek het moment om hun taak uit te voeren, nu een geweldige zee van misdaden en rampen de wereld overspoelt. Waarom komt er uit de grote groep van abten, bisschoppen, aartsbisschoppen en kardinalen niet één naar voren om voor rust te zorgen in zulke bewogen tijden, zelfs met gevaar voor eigen leven? Hoe gelukkig sterft hij die door zijn eigen dood zoveel duizenden het leven redt! Niets is wreder of onmenselijker dan tweekampen en onderlinge slachtpartijen van gladiatoren. Toch was in de oudheid dit schouwspel zo waanzinnig populair dat het - het schandelijkste voorbeeld dat door de heidenen nagelaten is - nog lang is blijven bestaan, ook bij de christenen, en vooral in de stad Rome, waar men het oude heidendom maar niet kon afleren. Maar de afschaffing van de tweegevechten, zoals de zogeheten Historia tripartita vertelt,Ga naar voetnoot23. danken wij aan een zekere Telemachus, een van diegenen die vroeger door de mensen monniken genoemd werden vanwege de eenvoud van hun christelijke leven, hun streven naar eenzaamheid en het ontvluchten van de onreine menigte. Hierom had hij het Oosten verlaten en was hij naar Rome gekomen; hij ging daar een theater in en toen hij zag dat er twee gewapende mannen optraden die elkaar naar het leven stonden, sprong hij op en wierp zich tussen de razende vechters terwijl hij riep: ‘Broeders, wat zijn jullie aan het doen? Waarom stormen jullie als wilde beesten op elkaar af om elkaar af te maken?’ Om kort te gaan, terwijl die vrome man zijn best deed beider leven te redden, verloor hij zijn eigen leven, met stenen bekogeld door het publiek. Zoveel waarde hechtte de dwaze menigte toeschouwers aan dit wrede amusement. En toen? Het gebruik om paren gladiatoren te laten optreden werd op bevel van keizer Honorius afgeschaft toen hem dit ter ore was gekomen. Alstublieft, bedenkt u nu toch eens hoe afschuwelijk die spelen waren en hoeveel duizenden daardoor aan een treurig eind gekomen zijn, en u zult | |
[pagina 107]
| |
begrijpen hoeveel de wereld verschuldigd is aan de dood van één man. Vanwege dit optreden is Telemachus terecht heilig verklaard. Met hoeveel meer recht zou die eer hem verschuldigd zijn die een einde maakt aan de onderlinge conflicten van de grote vorsten van de wereld? Want het is geen zwaar verlies als de ene gladiator de andere doodt en de ene misdadiger als beul optreedt van de andere. En ook al gaat een botsing tussen vorsten gepaard met de grootste ellende van de hele wereld, toch kunnen zij met minder risico uit elkaar gehaald worden dan die man liep toen hij zich tussen de gladiatoren wierp. Ten eerste gaat het om christenvorsten, en naarmate zij edelmoediger zijn, stellen zij zich flexibeler op indien een bisschop of iemand die anderszins begiftigd is met evangelisch gezag, met hen onderhandelt op basis van oprechte argumenten. Als iemand dan eventueel op een vorst stuit die onverbiddelijk is en gewelddadig wordt, is de dood tenslotte het ergste kwaad dat zelfs de grimmigste vorst hem kan aandoen. Waar zullen de opvolgers van de apostelen in 's hemelsnaam een voorbeeld van apostolische geest geven als zij dat hier niet doen? Men zal zeggen: ‘Wat voor nut heeft het als ik sterf maar ik bereik niet mijn doel?’ Christus zal het als scheidsrechter niet zover laten komen dat de prijs deze atleet ontgaat. Trouwens, de dood krijgt vaak gedaan wat het leven niet gedaan kon krijgen: want het sterven van vrome mensen heeft wel zijn uitwerking. Ik zal hier geen voorbeelden uit de oudheid aanhalen, die niet te tellen zijn. In Engeland hield de heilige Thomas,Ga naar voetnoot24. aartsbisschop van Canterbury, in een niet zo zwaarwegende zaak de evangelische vrijheid hoog tegenover de koning, die hij lange tijd had gediend en met behulp van wiens steun hij die waardigheid verkregen had als beloning voor die lange dienst. Het ging niet om het verzoenen van vorsten: trouwens, in die tijd waren er helemaal geen vorsten wier gebied zich zo ver uitstrekte als van hen die nu al zoveel jaren onder elkaar conflicten uitvechten, en zelfs andere, kleinere vorsten meesleuren in de besmettelijke ziekte die oorlog heet. Hier ging het slechts om een zomerverblijf, dat meer geschikt was voor een dienaar Gods dan voor een koning. De plaats heet Otford. Zelfs ik zou deze plaats niet zo aantrekkelijk gevonden hebben voordat de eerwaarde heer William Warham, aartsbisschop van Canterbury en primaat van heel Engeland, een man die het op vele gronden verdiende de opvolger te zijn van de veelgeprezen Thomas, daar een zodanige verbouwing had laten uitvoeren dat het eerder leek dat hij een nieuw gebouw had opgericht dan een oud gerestaureerd: hij liet bijna niets staan van het oude bouwsel behalve de muren van een zaal en van de kerk. Hoewel het verschil van mening dus op tamelijk onbelangrijke zaken be- | |
[pagina 108]
| |
trekking had en hoewel die heilige man werkelijk alles geprobeerd had, bereikte hij in deze kwestie niets zolang hij leefde. Maar zijn dood gaf de priesterstand in dat land zoveel aanzien en bezorgde die zoveel rijkdom, dat zij hierom nu nog steeds kampen met zware afgunst. Johannes werd onthoofd vanwege de vrijmoedigheid waarmee hij sprak:Ga naar voetnoot25. maar niet alle vorsten zijn een Herodes en niet allemaal hebben zij een vrouw als Herodias. Ambrosius, bisschop van Milaan, durfde keizer Theodosius buiten de kerk te sluiten vanwege zijn wrede en overhaaste veroordeling van de inwoners van Thessaloniki en hem na ernstige berisping en na het opleggen van straf tot de boetelingen te rekenen.Ga naar voetnoot26. De majesteit van die grote vorst week zo voor het gezag van de bisschop. Babylas, bisschop van Antiochië, probeerde hetzelfde tegen een koning die zich bezondigd had aan moord op een onschuldige. Hij werd ter dood gebracht; maar na zijn dood begon hij angst te wekken, niet alleen bij een heidense keizer maar zelfs bij de geesten die toen nog als goden vereerd werden.Ga naar voetnoot27. Grote koning, ik ben zozeer overtuigd van de bezonnenheid van keizer Karel, van u en van de koning van Engeland, dat ik er niet aan twijfel dat u alle drie al lang de heilzame raad opgevolgd zou hebben als er een raadgever was geweest die op bescheiden wijze vrijuit en in alle vrijheid bescheiden u adviseerde. Voorlopig zijn er overal mensen in overvloed die de vorsten prikkelen om oorlog te voeren: namelijk de mensen die garen spinnen bij politieke onrust. De ene komt aan met ‘Die man veracht u’ of ‘Die heeft u bespot’; de andere ‘Als u dit stuk aan uw gebied toevoegt, kunt u desgewenst gemakkelijk ook dat stukje erbij nemen.’ O ondoordachte raadgever! Waarom breng je te berde tot hoever de grenzen van het gebied opgeschoven kunnen worden, in plaats van te memoreren hoe eng de grenzen van het rijk vroeger waren? Waarom benadruk je niet op welke manier het huidige gebied rechtvaardig bestuurd kan worden in plaats van uitgebreid? Het opschuiven van grenzen kent geen einde. Absoluut waar is wat Seneca heeft geschreven: ‘Vele keizers hebben anderen hun grenzen afgepakt, geen heeft zichzelf grenzen gesteld’.Ga naar voetnoot28. Maar de ware lof van vorsten berust in goed regeren. Toen Alexander de Grote de Oceaan bereikt had, verlangde hij naar een andere wereld; deze wereld was namelijk te klein voor zijn eerzucht.Ga naar voetnoot29. Hercules is niet verder gegaan dan Cadiz.Ga naar voetnoot30. Tegenwoordig bestaat er voor | |
[pagina 109]
| |
onze eerzucht geen Cadiz en geen Oceaan. Tegen de verderfelijke stemmen van die mensen moeten christelijke vorsten vooraf goed gewapend zijn met de geboden van Christus als tegengif en zij moeten al hun plannen richten naar de evangelische richtlijn, als het doel waarop ze mikken. U vraagt misschien waarom ik steeds maar hetzelfde liedje laat horen aan u, een zeer drukbezet persoon. Maar ik zou zelfs wensen dat dit liedje uit den treure voor alle vorsten gezongen werd, alleen omdat de algehele rampspoed van de wereld mij pijn doet en omdat ik vurig verlang dat de toestand van de christenen overal tot rust komt maar speciaal in Frankrijk: volgens mij is er nooit een gebied geweest eerbiedwaardiger en bloeiender dan dit. Als dergelijke rampen zeldzamer zouden zijn, zoals overstromingen, aardbevingen of hongersnood, zou het allemaal beter te verdragen zijn. Nu komt er maar geen einde aan die wereldschokkende ruzies. Als een onbekende ziekte de kop opsteekt, gaan artsen die lichaamskwalen behandelen, met heel hun kunde op zoek naar de oorzaken van de kwaal; wanneer ze die ontdekt hebben, kost het niet zo veel moeite meer om de patiënten te genezen. Hiermee nog niet tevreden bedenken zij maatregelen die moeten voorkomen dat deze ziekte opnieuw uitbreekt. Waarom zijn er bij die grote en steeds terugkerende rampen geen onderzoekers met verstand van zaken en met praktijkervaring die nagaan uit welke bronnen deze onlusten zo vaak de wereld overstromen, opdat men ze bij de wortels kan doorsnijden en zo de grote rampspoed kan genezen? Waarom zien wij zo scherp in relatief onbelangrijke zaken en zijn wij in die zaak van de hoogste importantie zo blind? Het komt mij voor dat het merendeel van de oorlogen ontstaat uit een aantal ijdele woorden, als het ware uitgevonden om de menselijke roem te voeden: alsof er onder de stervelingen te weinig eerzucht zou zijn als wij dit kwaad, dat uit zichzelf al zo hard groeit in ons, niet met steeds nieuwe benamingen zouden voeden. Deze en dergelijke zaken zijn de wortels van oorlogen; wanneer die afgesneden worden, kan het niet moeilijk zijn vredesverdragen te sluiten tussen de christenvorsten om te voorkomen dat deze onrust in de wereld steeds weer uitbot. Langs deze weg zou het kunnen gebeuren dat de rijkdom van de vorsten groeit, die namelijk door hun vriendschap inmiddels gemeenschappelijke rijkdom is geworden, en tevens dat het christenvolk een heerlijke tijd van vrede beleeft onder koningen die helemaal opgebloeid zijn. Zo zouden wij de zegen verkrijgen van de ware koning van de hele wereld, onze heer Jezus, en dan zou hij ons welvaart schenken. Zo zouden wij vrees wekken bij de vijanden van de christenheid, tegenover wie wij nu nauwelijks ons | |
[pagina 110]
| |
gebied kunnen handhaven, laat staan dat we hen kunnen terugdringen. Overigens zou ik liever zien dat zij op het rechte pad gebracht worden dan teruggedrongen worden. Maar hoe kunnen wij anderen op het rechte pad brengen als wij zelf (zou ik bijna zeggen) corrupter zijn dan zij? Want ik beoordeel christenen nu niet op de geloofsartikelen die wij met de mond belijden, ik beoordeel hen op hun gedrag. Overal waar eerzucht, hebzucht, arrogantie, woede, wraak en de lust de ander te benadelen de overhand hebben, concludeer ik dat geloof in het evangelie daar ontbreekt. Aan de andere kant, hoewel deze pest ook hen aangetast heeft wier belangrijkste taak het is zich te bekommeren om wat in verval is, geeft het mij toch enige hoop als ik zie dat de Heilige Schrift, maar vooral het Nieuwe Testament, zo veelvuldig bestudeerd wordt door iedereen, ook door leken, dat professionele bijbelkenners in een debat vaak niet tegen hen opgewassen zijn. Dat zeer velen de boeken met het Nieuwe Testament lezen blijkt voor mij al uit het feit dat al die drukkerijen niet kunnen voldoen aan de gretige vraag van kopers, ook al zetten de drukkers elk jaar vele duizenden exemplaren in de markt. Gewilde koopwaar is het tegenwoordig, al wat wie dan ook publiceert over het evangelie. Wanneer dit werkzame medicijn eenmaal ingenomen is, moet het wel effect hebben, dat kan niet anders. Daarom lijkt mij de wereld er nu precies zo aan toe te zijn als een mens die ernstig ziek is en die met spoed nieskruid of een ander snelwerkend geneesmiddel heeft ingenomen: want het hele lijf raakt in de war en begint te schokken, vaak precies als bij een stervende. Moge dit evangelische nieskruid, nadat het eenmaal alle aderen van onze geest gereinigd en doordrongen heeft, zo uitbarsten dat het de zaden van alle kwaad eruit gooit en ons gezond en gezuiverd teruggeeft aan Jezus Christus, en ons allen, na zoveel politieke onrust en een bijna opgegeven ziekte van deze wereld, een blijde rust en vurig gewenste vrede brengt! Maar ik zou nog meer hoop koesteren dat deze algemene wensen van alle goede mensen niet vergeefs zullen zijn indien de leiders van de wereld bereid zouden zijn als betrouwbare artsen de wereld van haar lijden te verlossen; ik bedoel, als de vorsten, van wier beslissingen het lot der mensen nu in hoge mate afhangt, eraan zouden denken dat zij binnenkort (want wat duurt lang in dit leven?) aan de hoogste vorst Christus rekenschap moeten afleggen van de wijze waarop zij hun gebied hebben bestuurd. En als verder de bisschoppen, theologen en monniken eraan zouden denken dat zij niet de opvolgers zijn van Annas en KajafasGa naar voetnoot31. of van de schriftgeleerden en farizeeën: in een goddeloze poging hun eigen rijk te handhaven, probeerden die het rijk van het evangelie te onderdrukken; terwijl zij hun eigen roem veilig- | |
[pagina 111]
| |
stelden, streefden zij ernaar Christus' roem te begraven en terwijl zij zich inspanden hun eigen rechtvaardigheid ingang te doen vinden, maakten zij God onrechtvaardig. Nee, zij zijn veeleer de opvolgers van de apostelen, die zelfs ten koste van hun leven met vreugde Christus' rijk, zijn glorie en zijn rechtvaardigheid veiligstelden. Christus heeft eenmaal geleden en hij is weer tot leven gekomen om nooit meer te sterven. Maar wat hij toen geleden heeft, lijdt hij opnieuw telkens wanneer de waarheid van het evangelie veroordeeld, bespuwd, gegeseld, gekruisigd en begraven wordt. Kortom, hij vindt dat hemzelf aangedaan wordt al het kwaad dat zijn ledematen aangedaan wordt. Deze dingen heb ik misschien vrijpostiger en uitgebreider besproken dan passend is, allerchristelijkste koning; maar de grootte van mijn liefde maakte mij zo spraakzaam en vol zelfvertrouwen. Als christen ben ik alle christenen welgezind. Maar jegens uwe Majesteit en uw bloeiende koninkrijk Frankrijk voel ik een bijzondere genegenheid. In mijn gebeden evenwel vraag ik dat Jezus, de onsterfelijke koning van de wereld, aan wie van Godswege alle macht gegeven is op aarde en in de hemel,Ga naar voetnoot32. zowel de volkeren als de vorsten laat delen in zijn Geest: de vorsten opdat zij alle onder hun gezamenlijke vorst Jezus eensgezind en daardoor gelukkig leven; de volkeren opdat zij genieten van de toestand van vrede onder hun zeer eerbiedwaardige en florissante koningen. Moge het zo dan geschieden dat de evangelische vroomheid stevig in ons verankerd is en zo ruim mogelijk verspreid wordt, niet door invasies en verwoestingen van andermans land - want zo wordt de ander armer gemaakt, niet beter - maar door wereldwijde prediking van de ware leer van het evangelie door mannen die de evangelische geest bezitten, en door zo te leven dat de geur van onze godsdienstigheid vele anderen aanlokt tot het belijden van dezelfde leer. Zo is het rijk van het evangelie ontstaan, zo is het gegroeid, zo is het wijd en zijd verbreid, zo is het gevestigd: maar wij zien dat het nu om verschillende redenen flink gekrompen is en dat het nagenoeg is verdreven als je de uitgestrektheid van de wereld in ogenschouw neemt. Daarom moeten wij het met dezelfde krachten waardoor het vroeger ontstaan, gegroeid en gevestigd is, weer overeind zetten waar het ingestort is, verruimen waar het gekrompen is en stutten waar het wankel is. Dit schrijf ik met zuivere bedoelingen, allerchristelijkste koning Frans, zonder iemand te kwetsen, want ik sta welwillend tegenover allen, maar ook zonder iemand te vleien, want ik verlang voor mezelf van niemand iets. Het ga u goed. 1 december 1523 |
|