De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1386 Aan Theodoricus Hezius [?]
| |
[pagina 79]
| |
uit te dagen, eerder bereid te sterven dan mee te helpen aan onenigheid. Schrijven tegen Luther is voor mij niet het probleem; maar ik ben bang dat mijn geschrift gevaar voor mijn eigen leven betekent en nieuwe schermutselingen veroorzaakt. Want alle haat zal op mij gericht worden; het wordt immers ook nu al vooral mij aangerekend dat de zaken niet helemaal lopen zoals zij willen: wij hadden al gewonnen, zeggen ze, als Erasmus de vorsten niet tegen ons in het harnas gejaagd had. Uit Huttens pamfletGa naar voetnoot3. kan men een idee krijgen met welke scheldpartijen zij mij te lijf zullen gaan. Von dem Busche is nog giftiger dan Hutten; ook hij is tegen mij aan het schrijven,Ga naar voetnoot4. en intussen noemen de theologen en monniken in Brabant en in Keulen mij openlijk een ketter. Maar ik heb me door al die smadelijke beledigingen niet van het juiste standpunt laten afbrengen. Voorlopig heb ik me in mijn geschriften zo in toom gehouden dat alle eerlijke mensen er positief over zijn en dat vorsten mij zelfs bedanken omdat zij profijt hebben gehad van mijn boeken. Kort geleden heeft de koning van Engeland me een brief geschreven en ook de kardinaal van YorkGa naar voetnoot5. en vele bisschoppen;Ga naar voetnoot6. onlangs nog ontving ik er een van de koning van Frankrijk, die eigenhandig twee regels aan de briefGa naar voetnoot7. had toegevoegd; eerder al een briefGa naar voetnoot8. van de keizer, van Ferdinand pas geleden twee brieven,Ga naar voetnoot9. terwijl deze me bovendien een eergeschenk stuurde. In Duitsland zou ik een god zijn als ik het gezag van de paus zou aanvallen, dat men daar in meerderheid openlijk besloten heeft te ondermijnen. Ik respecteer zijn gezag altijd, in woord en geschrift. Daarom, voor al deze inspanningen, voor mijn standvastige doorzettingsvermogen, voor het verwaarlozen van mijn vele vriendschappen met zoveel geleerden in Duitsland, voor de over mijzelf afgeroepen gevaren: moet ik als dank daarvoor krijgen dat ik in Rome blootgesteld word aan mensen als Zúñiga en dergelijke lasteraars? Wat er ook zal gebeuren, ik verander de oprechtheid van mijn geweten niet en ik zal naar geen enkele factie buigen; ik zal mij niet afscheiden van de Roomse kerk en ik zal van geen enkele mensenvorst hulp afsmeken. Ik zou de reputatie van de paus hebben kunnen beschadigen, maar het zij verre van mij om gebruik te maken van de macht van Satan. Ik wens - moge ik er ook toe in staat zijn - anderen te helpen, en vooral hen wier gezag allen behulpzaam is. | |
[pagina 80]
| |
Over mijn financiële situatie ben ik niet vreselijk bezorgd. De Engelsen schenken mij zoveel als ik wil; de koning van Frankrijk biedt mij tweeduizend ponden per jaar in een brief die hij deels eigenhandig geschreven heeft.Ga naar voetnoot10. In de oprechtheid van onze Heilige Vader heb ik het volste vertrouwen; hem kunt u namens mij beloven dat ik - of ik nu naar Rome kom of niet - standvastig van de katholieke partij zal blijven.Ga naar voetnoot11. Eén ding is zeker: mijn gedachten zijn in Rome; nergens anders zal ik liever de last van dit zwakke lichaam afleggen. Bazel, 16 september 1523 |
|