De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1384 Aan Huldrych Zwingli
| |
[pagina 75]
| |
bang dat hij me teleurstelt. Hem heb ik evenwel vaak gewezen op zijn plicht, weliswaar in vriendelijker bewoordingen, maar ik dacht dat het dan meer effect had. Als privépersoon heb ik hem een uitgebreide briefGa naar voetnoot4. geschreven, zonder me enigszins te beperken. Hij antwoordt niet: ik vrees dat hij beledigd is. Als u die brief had gelezen, zou u zeggen dat ik wanneer het nodig is, niet bepaald vriendelijk ben. Ik zou me nog vrijer uiten als ik wist dat ik er iets mee opschoot. Het is krankzinnig onheil over jezelf af te roepen als je daar niemand mee helpt. Ik heb de bloeiende streek van Brabant verlaten om niet betrokken te raken bij het farizeïsche gedoe. Want het zou me niet toegestaan zijn daar te leven onder een andere wet. Mijn gezondheidstoestand is zodanig dat ik niet kan leven waar ik maar wil. Het is niet zo dat de mensen die tegen Luther zijn, vóór een tirannie van de paus zijn. Iedereen ziet toch dat bisschoppen geen geestelijke vaders meer zijn maar wereldlijke vorsten, en dat zij met koningen onder één hoedje spelen. Wie betreurt dat niet? Dit zijn dingen die ik al op meer plaatsen heb gezegd. Ik zie dat wat er nu gebeurt, regelrecht naar oproer leidt. Wat het einde hiervan zal zijn, weet ik niet. De wereld is vol van schurken. Die springen altijd tevoorschijn wanneer er in de samenleving een storm opsteekt. Ik heb de bisschoppen genoeg gewaarschuwd, de vorsten genoeg gewaarschuwd, zelfs in mijn boek over de vorst;Ga naar voetnoot5. ik ben een man zonder enig gezag. Wat zou u willen dat ik verder nog deed? Zelfs als ik niet aan het leven zou hechten, zie ik niet wat er nog meer gedaan zou moeten worden. In een aantal opzichten bent u het oneens met Luther. Datzelfde geldt voor Oecolampadius. Moet ik vanwege zijn leer mezelf en mijn boeken blootstellen aan gevaren? Alles heb ik geweigerd wat mij aangeboden werd op voorwaarde dat ik tegen Luther zou schrijven. Ik word hiertoe opgeroepen door de paus, door de keizer, door koningen en vorsten, zelfs door zeergeleerde en zeer dierbare vrienden. Toch ben ik vastbesloten om ofwel niet te schrijven of zo te schrijven dat mijn geschrift niet in de smaak zal vallen bij de farizeeërs. Het is niet nodig dat u door getuigen op te roepen uzelf het recht voorbehoudt mij te vermanen. Vermaand worden door geleerde mensen heb ik altijd zeer plezierig gevonden. Oecolampadius had enige kwesties naar voren gebracht voor een debat en hij had al papieren doen uitgaan. Hij kreeg bevel het uit te stellen tot een ander moment. Nu heeft hij toestemming om een dispuut te houden wanneer hij wil.Ga naar voetnoot6. Hij is een prima kerel, maar hij kan niet tegen adviezen, ook niet van een vriend. Luther heeft hem geschreven dat hem ter ore was gekomen dat | |
[pagina 76]
| |
Oecolampadius uitleg gaf over Jesaja en dat ik daar sterk op tegen was geweest: dat terwijl niemand Oecolampadius grotere steun geeft dan ik. Hij voegt eraan toe dat men in geestelijke zaken aan mij niet te veel waarde moet hechten. Wat hij hiermee bedoelt, snap ik niet. Hij zegt er nog bij dat ik als een Mozes Israël uit Egypte heb gevoerd maar net als Mozes zal sterven in de wildernis. Moge hij zelf Jozua zijn die ons allen in het land van belofte binnenleidt! Het Beklag van HuttenGa naar voetnoot7. is mij pas overhandigd nadat het al in vele exemplaren verspreid was en zijn ronde langs de drukkers was begonnen. Ik misgun hem de steun van uw medeburgers niet. Maar ik vraag me wel af op welke grond zij hem steunen. Omdat hij volgeling van Luther is? Er is niemand die de zaak van het evangelie meer tegenwerkt. Vanwege zijn geleerdheid? Niemand heeft de echte wetenschap zoveel schade toegebracht. Dat pamflet dat hij zonder grond tegen een vriend heeft geschreven, zal zelfs veel afkeer teweegbrengen van al wat Duits is. Want wat is onbeschaafder dan met al die verzonnen beschuldigingen een vriend aan te vallen die hem goedgezind is en die veel voor hem heeft gedaan? Ik weet dat hij op andermans instigatie gehandeld heeft en dat dit door bepaalde personen opgezet was om geld af te persen van mijn vrienden.Ga naar voetnoot8. Over zijn verdere daden praat ik niet: die zijn voldoende bekend. Maar ook piraten koesteren hun vriendschappen. Ik heb hem geantwoord, of beter, ik heb niet geantwoord maar ik heb zijn onbeschaamde laster verre van mij geworpen. De zaak van het evangelie en van de humaniora stimuleert mij meer dan het onrecht dat mij is aangedaan. Ik zit niet te wachten op de vriendschap van mensen die behagen scheppen in een dergelijk karakter. Iedereen hier is ervan overtuigd dat hij alle eventuele steun die hij daar heeft, verworven heeft dankzij u, hoe u het ook wendt of keert. Hij kan uw stad wel schaden, maar haar niets goeds brengen. Verder heeft hij, zoals Oecolampadius zelf mij vertelde, zijn lasterende pamflet nog uitgebreid. Trouwens, zoals ik zijn karakter zie, zal hij niet ophouden met razen, wat niet zozeer mij treft als wel de wetenschap. Maar als hij niet ophoudt ‘te pogen zijn tanden te zetten in iets zachts, zal hij op een steen stuiten’.Ga naar voetnoot9. Zorgt u alstublieft dat de man niet over de schreef gaat, als u tenminste vindt dat dit in het belang is van fatsoenlijke wetenschap en van de zaak van het evangelie en van de reputatie van Duitsland (want al wie Duits spreekt, noemen de mensen tegenwoordig Duitser). Oecolampadius heeft gisteren zijn dispuut gehouden: het ging prima; aanstaande zondag houdt hij er weer een. Luther schreef aan Oecolampadius | |
[pagina 77]
| |
dat men in zaken van de geest aan mij niet te veel waarde moet hechten. Zeergeleerde Zwingli, ik zou van u willen leren wat die geest dan is. Want ik vind van mezelf dat ik bijna alles onderwezen heb wat Luther onderwijst, maar dan zonder zijn grimmigheid en terwijl ik me onthouden heb van enige raadsels en absurditeiten: ik zou wensen dat daarvan op lange termijn heel veel vruchten komen, maar ik heb liever vruchten in handen. Omdat jullie hem openlijk de gelegenheid bieden iedereen tegen te spreken, worden die mensen door zijn toedoen van alle kanten met haat overladen. Ik bid dat heer Jezus uw geest stuurt en verrijkt. Wat mijn HilariusGa naar voetnoot10. zei, dat Huttens pamflet door u verboden had kunnen worden als u gewild had, heeft hij op eigen initiatief gezegd, niet in opdracht van mij. Het ga u goed. Bazel, 31 augustus Uw Erasmus, in langdurige vriendschap Aan de zeergeleerde heer JohannGa naar voetnoot11. Zwingli. Te Zürich |
|