De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdDe onoverwinnelijkste koning van Engeland en Frankrijk, heer van Ierland, verdediger van het katholieke geloof, Hendrik, de achtste van deze naam, wordt gegroet door Erasmus van RotterdamAlleredelste koning, ik stuur u de arts Lucas, dezelfde als die u reeds kende, maar die nu voor Latijnse oren duidelijker en vloeiender spreekt. Ik vind niet dat ik hier de moeite moet nemen om hen te sussen die ons altijd waarschuwend de door zeergeleerde mannen terecht overgeleverde opvatting toekrassen, dat we er bij het geven van geschenken vooral op moeten letten dat ons cadeau passend is. Onlangs nog heb ik deze regel in praktijk gebracht, toen ik mijn Mattheus aan keizer Karel opdroeg;Ga naar voetnoot1. en voor mijn tijd hebben grote geleerden al op basis van oud gebruik laten zien dat boeken over elk onderwerp gewoon aan vorsten opgedragen mogen worden. Ook al zouden we weten dat zij die nooit zullen lezen, toch heeft het als voordeel dat door hun vorstelijke titels het werk in de aandacht van de geleerden wordt aanbevolen: zoals Plinius terecht schrijft, worden bepaalde voorwerpen juist hierom op hoge prijs gesteld omdat ze zich als wijgeschenk in | |
[pagina 57]
| |
tempels bevinden.Ga naar voetnoot2. Nu bestaan er mensen die ten opzichte van pas gepubliceerde werken zo geborneerd zijn dat ze die verwerpen alvorens ervan te proe- ven. Zo gaat voor de schrijver de beloning verloren waarop hij hoopte, en voor de lezer alle nut. Als de luisterrijke naam van een van de hoogste vorsten op de titelpagina van een boekwerk prijkt, zal dit in elk geval ertoe leiden dat die mensen het niet veroordelen, niet verafschuwen, niet bespuwen voordat ze het gelezen hebben. Trouwens ook anderszins zorgt de vroomheid van sommige vorsten ervoor dat degene die een evangelie ten geschenke stuurt aan een koning, niet meteen gezien wordt als iemand die iets dwaas doet. Want personen van enig gezag hebben mij verteld dat keizer Karel de tijd die hem ondanks alle politieke verwikkelingen soms vergund wordt, graag besteedt aan het lezen van een boek met de evangeliën, en dat de zeer doorluchtige vorst Ferdinand, zijn broer, vaak de Parafrase van Johannes in zijn handen heeft, die ik niet zo lang geleden aan hem opgedragen heb; ook de beroemde koning Christiaan van Denemarken neemt vaak een christelijk boek ter hand, zo vertelden ze, en leest graag mijn Parafrase van Mattheus (iets wat ook u bekend kan zijn).Ga naar voetnoot3. Dus waarom zou iemand het als ongepast beschouwen dat het evangelie gestuurd wordt aan hen die het evangelie met liefde bestuderen, een tekst die absoluut gelezen moet worden door allen die bewust christen zijn? Hoewel men naar menselijke maatstaf bij voorkeur datgene moet geven waaraan de ontvanger het meest behoefte heeft, moet men volgens de regel van het evangelie juist geven aan wie heeft, opdat hij overvloedig zal hebben.Ga naar voetnoot4. Daarom leek het mij een uitstekend idee om u deze evangelische arts te sturen; want de gewijde letteren liggen u zo na aan het hart dat u hierin buitengewone vorderingen hebt gemaakt (uw eigen geschriften bewijzen dat), zodat iemand die u iets dergelijks geeft, niet zozeer een cadeau schenkt als wel zijn plicht doet jegens u. Wat te zeggen van het feit dat uw alleredelste echtgenote,Ga naar voetnoot5. in deze tijd een uniek voorbeeld van ware vroomheid, het gebruikelijke tijdverdrijf van vrouwen links laat liggen en een goed deel van haar dag besteedt aan gewijde lectuur? Enerzijds wijst zij zo andere vorstelijke vrouwen, die het grootste deel van hun tijd verdrijven met zich opmaken, dobbelen en dergelijke spelletjes, op hun plicht; ons verwijt zij anderzijds slapheid, of liever gebrek aan vroomheid, omdat wij het grootste deel van | |
[pagina 58]
| |
ons leven verdoen aan heidense letteren. Als men er nu zo zijn best voor doet dat er aan de vorstenhoven altijd uiterst bekwame doktoren aanwezig zijn van bewezen betrouwbaarheid om te zorgen voor 's konings lichamelijk welzijn, hoeveel te meer past het dan dat daar Lucas als arts vertoeft, niet om zijn lichamelijke gezondheid te waarborgen met purgeerkruid of nieskruid, maar om met hemels kruid zijn geest te verlossen van ziekten die tot de eeuwige dood leiden! Hiermee bedoel ik onwetendheid van de waarheid, te weinig vertrouwen in God, liefde voor deze wereld, eerzucht, hebzucht, weeldezucht, haat en nijd. Want alle mensenleven lijdt aan deze ziekten, zoals de apostel Johannes zegt wanneer hij betreurt dat de hele wereld er slecht aan toe is en dat daar niets anders regeert dan zelfzuchtige begeerte, afgunstige inhaligheid, pronkzucht.Ga naar voetnoot6. Van deze ziekten hebben de hoogste vorsten des te meer te duchten omdat voor hen het lot toegeeflijker is en zij de vrijheid hebben te doen waar ze zin in hebben. Het lijkt me evenwel geen overbodige moeite als ik u in een paar woorden eerst de arts Lucas aanbeveel en daarna het geneesmiddel dat hij meebrengt; ik twijfel er overigens niet aan dat u gezien uw vroomheid met beide zeer vertrouwd bent, zoals het ook hoort. Natuurlijk is dit de Lucas die Antiochië als vaderstad heeft. Antiochië nu is een stad die vroeger zo beroemd en machtig was dat zij haar naam gegeven heeft aan dat deel van Syrië dat aan Cilicië grenst; in één opzicht prijkt zij zelfs boven Rome, want hier was het dat Petrus, de voornaamste der apostelen, aanvankelijk zijn zetel had en hier dat Paulus en Barnabas de waardigheid van hun apostolische taak hebben aanvaard. Lucas nu stond op goede voet met alle apostelen maar hij was de voornaamste volgeling van Paulus en ook de onafscheidelijke metgezel op diens reizen. Vanuit zijn contacten met de apostelen heeft hij zijn evangelie geschreven; op basis van de activiteiten van Paulus, waarvan hij zelf getuige was, heeft hij het boek geschreven dat hij de titel Handelingen van de Apostelen gaf. Die geschiedenis heeft hij voortgezet tot aan het tweede jaar van Paulus' verblijf in Rome, dus tot het vierde jaar van keizer Nero: vandaar dat men veronderstelt dat het boek in diezelfde stad geschreven is. De geleerden zijn het erover eens dat hij de persoon is die de apostel Paulus zo vaak vermeldt in zijn brieven, bijvoorbeeld in de tweede brief aan de Korinthiërs, ‘Wij sturen een broeder met hem mee die om zijn werk voor het evangelie door alle gemeenten geprezen wordt’.Ga naar voetnoot7. In een andere brief, aan de Kolossenzen, zegt hij: ‘Lucas, onze geliefde arts, groet u.’Ga naar voetnoot8. Verder weer in de tweede brief aan Timotheus: ‘Want Demas heeft me verlaten; hij heeft deze wereld lief gekre- | |
[pagina 59]
| |
gen en is naar Thessalonica vertrokken. Crescens is naar Galatië gegaan, Titus naar Dalmatië. Alleen Lucas is bij me gebleven.’Ga naar voetnoot9. Er is zelfs overgeleverd dat Paulus het evangelie van Lucas bedoelt wanneer hij het heeft over zijn eigen evangelie - zoals aan Timotheus: ‘Houd Jezus Christus in gedachten, uit het nageslacht van David, die uit de dood is opgewekt, volgens mijn evangelie’.Ga naar voetnoot10. Want zoals Marcus zijn evangelische geschiedenis heeft geschreven op gezag van Petrus, zo heeft Lucas de zijne geschreven op gezag van Paulus. Hieronymus is van mening dat Lucas beter dan de anderen op de hoogte was van de Griekse literatuur;Ga naar voetnoot11. daardoor heeft hij het geschiedverhaal nauwkeuriger weergegeven: hij begint bij de ontvangenis van Johannes de Doper en vertelt veel details over de geboorte en de kleutertijd van Jezus, verder dingen over de rest van zijn jeugd en ook veel parabels en wonderen die de anderen kortheidshalve weggelaten hebben. Terwijl geen van de anderen verder is gegaan dan de tijd van de Hemelvaart des Heren, heeft hij in een tweede boek het verhaal vervolgd met het ontstaan en de groei van de kerk. Deskundigen merken hierbij het volgende op: terwijl Mattheus zijn evangelie en Petrus zijn brieven voornamelijk voor de Joden schreven, heeft Lucas zijn evangelie vooral voor de heidenen geschreven; dat is niet verwonderlijk bij een leerling van Paulus, die zelf als leraar der heidenen al zijn brieven aan heidenen richtte, met uitzondering van een brief aan de Hebreeën (maar over het auteurschap hiervan heeft altijd twijfel bestaan).Ga naar voetnoot12. Lucas schreef na Marcus, maar voor Johannes; vandaar dat men een leerling aan een apostel vooraf laat gaan. Ten slotte wordt overgeleverd dat hij erg oud is geworden, wat wel past bij een arts. Want het advies van Paulus opvolgend, die geschreven heeft: ‘Het is goed dat een man geen gemeenschap met een vrouw heeft’Ga naar voetnoot13. leefde hij 84 jaar als vrijgezel. Zijn gebeente is na zijn dood vanuit Achaia overgebracht naar Constantinopel, tegelijk met de relikwieën van de apostel Andreas, in het twintigste regeringsjaar van Constantius.Ga naar voetnoot14. Hier hebt u dan een arts die een evangelische arts is geworden, iemand die aanbevolen is door zijn bekendheid met de apostelen, die door vele getuigenissen van de apostel Paulus geprezen is en ten slotte goedgekeurd is door het eenstemmig oordeel van alle kerken. Want terwijl van vele auteurs de evangeliën verworpen zijn, is Lucas met instemming van alle stemgerechtigden aanvaard; en zo kon hij dat heilige en mystieke getal vier volmaken dat | |
[pagina 60]
| |
Mozes eens heeft aangeduid toen hij ons vertelde van de vier stromen die in het paradijs uit één bron ontspringen en die de hele aarde bevloeien;Ga naar voetnoot15. later zag Ezechiel dat viertal, namelijk wanneer hij ons de vier mystieke wezens schildert en de vier wielen in één wiel.Ga naar voetnoot16. Sta mij nu toe enkele opmerkingen te maken over het geneesmiddel dat Lucas ons gegeven heeft. Hij was gewoon uit Hippocrates' geschriften geneesmiddelen te halen om de ziekten van het lichaam te verlichten; maar het middel om onze geest te genezen putte hij uit de apostelen die Christus hadden gezien en gehoord, of liever uit de Heilige Geest zelf. Bij de antieke artsen was sprake van een type medicijn dat perfect werkte, bestaande uit verschillende uitgelezen ingrediënten die volgens de regels van de kunst gemengd waren; zij noemden dit godenhanden.Ga naar voetnoot17. Maar tot nu toe is door artsen geen middel ontdekt dat alle lichamelijke kwalen geneest, hoezeer zij ook pochen op die beroemde panacee, die volgens hen zo effectief is maar die niemand kent. In elk geval is ouderdom een kwaal die voor geen enkel medicijn wijkt. Maar dit is echt de hand van God, die langs de weg van een oprecht geloof in één keer alle ziekten van iemands ziel wegneemt en haar onsterfelijkheid verleent, iets wat alleen God vermag. Een wijs spreekwoord van de Grieken luidt: de geneesheer van een lijdende geest is het woord.Ga naar voetnoot18. Er zijn mensen geweest die geloofden dat ook lichamelijke ziekten verjaagd konden worden door spreuken met magische kracht. Heer Jezus was een geneesheer die tijdens zijn aardse leven met zijn woorden lichamelijke ziekten verjoeg, hoe gruwelijk of ingekankerd ze ook waren, en die met zijn woorden doden tot leven wekte. Dat waren immers geen toverspreuken maar het almachtige Woord van de almachtige Vader. Jezus verslaat met zijn woord ook ziekten die niet lichamelijk zijn, wanneer hij zegt ‘Zoon, je zonden worden je vergeven’Ga naar voetnoot19. en ‘Ga heen, uw geloof heeft u gered’.Ga naar voetnoot20. Zo bestaat er ook een profetie waarin Jezus als geneesheer beloofd wordt. Want in het boek Wijsheid staat: ‘Zij zijn niet genezen met kruiden of zwachtels: uw woord is het, Heer, dat alles geneest’.Ga naar voetnoot21. Dit is natuurlijk de echte panacee. Eveneens staat het in een mystieke psalm, en wel zo: ‘Hij zond zijn woord en genas hen, ontrukte hen aan het graf’.Ga naar voetnoot22. Het Woord van | |
[pagina 61]
| |
de Vader is de levende Christus. Hij had Mozes al gestuurd en de profeten; door hen is het volk der Joden verpleegd, maar niet genezen. Alleen het Woord van de Vader was in staat de ziekten der mensen te genezen, niet alleen de lichtere maar ook de dodelijke. Die dodelijke ziekten vind je terug wanneer de profeet toevoegt: ‘Hij ontrukte hen aan het graf’. Wanneer de maag er zo slecht aan toe is dat hij walgt van voedsel en alles uitbraakt, is de patiënt op weg naar de dood. Voor de komst van de hemelse geneesheer leed de hele wereld aan die ziekte: dit had de profeet even eerder al gezegd: ‘Zij gruwden van elk voedsel en waren de poorten van de dood nabij’.Ga naar voetnoot23. De filosofen (pythagoreeërs, academici, stoicijnen, epicureeërs en peripatetici) hadden uiteenlopende kruidenmengsels vervaardigd en zij beloofden dat men hiermee geestelijke gezondheid en zelfs geluk verwierf. Mozes vervaardigde er vele, door verschillende godsdienstige ceremoniën voor te schrijven, en de profeten ook; maar de ziekten verergerden, het medicijn baatte niet, behalve dan dat het de patiënt zieker maakte en de ziekte rekte. De maag van de geest was aangetast door slechte begeerten als door schadelijke lichaamssappen, en versmaadde de zorgvuldig uitgedachte recepten van de filosofen; en door Mozes' voorschriften werden de mensen wel bijgeloviger maar niet beter. De bittere berispingen van de profeten smaakten niet en aan hun beloften werd geen geloof gehecht. Toen de hemelse Vader dit zag en omdat hij wilde dat niets verloren zou gaan van hetgeen hij geschapen had, stuurde hij zijn Woord om met het hemelse geneesmiddel allen te verlossen van alle ziekten van de geest, maar alleen als wij erkennen dat wij ziek zijn en de geneesheer vertrouwen. Vriendelijke artsen laten namelijk, als zij niet in staat zijn voortdurend hun patiënten bij te staan, een geneesmiddel bij hen achter dat zij zichzelf kunnen toedienen als de situatie dit vereist; op dezelfde wijze heeft de heer Jezus bij zijn terugkeer naar de hemel ons door zijn apostelen het geneesmiddel van het evangelie nagelaten, gemakkelijk bereikbaar en beschikbaar voor wie wil, maar alleen werkzaam als men het inneemt zoals het moet: vooral het vertrouwen in de geneesheer zorgt dat je het met gunstig resultaat gebruikt. Maar proeven is niet genoeg: men moet het middel doorslikken, het moet door de maag opgenomen worden om zijn kracht te kunnen verspreiden door alle bloedvaten. Pas dan wordt de mens totaal gevloerd door afkeer van zijn vroegere leven: maar op deze shock volgt een grote rust in je geest. Artsen die lichamelijke ziekten behandelen, worden in hun praktijk bijgestaan door therapeuten en verkopers van geneeskrachtige kruiden, maar zij zelf zijn het die voorschrijven wat er aan de patiënt gegeven moet worden. Zo ook is Christus de enige die het recept voor het eeuwige heil heeft | |
[pagina 62]
| |
voorgeschreven. De apostelen en hun opvolgers de bisschoppen zijn slechts dienaren: zij mengen de kruiden, wrijven ze fijn en dienen ze toe, niet hun eigen kruiden maar die van Christus; zij dompelen in water maar Christus wast de geest schoon; zij onderrichten wat Christus hun heeft overgeleverd, maar Christus zelf zorgt dat hun woorden werken. Genezers van lichamen verschillen vaak van mening, zowel in hun diagnose als in hun receptuur; soms schrijven zij ook in plaats van een geneesmiddel een vergif voor, naar het gezegde van de Griekse dichter: ‘Veel kruiden die heilzaam zijn in een mengsel, maar ook veel die dodelijk zijn’.Ga naar voetnoot24. Voor het evangelische geneesmiddel geldt één recept, dat door geen mens mag worden aangetast of gewijzigd. Ten slotte is het een eenvoudig middel, zodat eenieder het zelf kan innemen indien degenen die tot taak hebben het toe te dienen, het laten afweten, op voorwaarde dat hij in zijn hart vol vertrouwen is, oprecht en begerig naar redding. Want ook die hoogste Geneesheer, de enige die de hele mens kan genezen, zorgde soms zelf voor genezing en soms door middel van zijn apostelen en leerlingen. Nu heeft de geneeskunst in haar geheel voornamelijk twee doelen: ten eerste dat zij het lichaam van de patiënt bevrijdt van zijn ziekten en van de achterliggende oorzaken daarvan - dit onderdeel noemen de beoefenaars de therapeutische geneeskunst; ten tweede dat zij een goede gezondheid in stand houdt en het lichaam sterkt - dit gedeelte valt onder de theorie van de levenswijze. Want artsen zijn niet altijd bezig met branden en snijden, niet altijd dienen zij purgeerkruid toe om het lichaam te ledigen en de patiënt bijna te doden om hem weer tot leven te krijgen, maar soms dienen zij ook iets toe dat het hart moet verblijden en zelfs geven zij hem soms een weldadige maaltijd. Zo krijgen wij eerst een slokje geloof toegediend, dat onze geest met berouw verontrust en ons bevrijdt van onze zonden door ons helemaal leeg te maken. Vervolgens krijgen wij het kruid te drinken van troost, aansporing en volmaakte leer. Want als een arts plotseling de patiënt in de steek laat nadat hij hem lichamelijk verzwakt heeft, bestaat het risico dat een veel ernstiger ziekte hem overvalt omdat hij leeg en krachteloos is, bijvoorbeeld verlamming, een beroerte of tering. Nadat ons berouw ons zo terneergeworpen heeft, onze ziekte verjaagd is en het doopsel ons bevrijd heeft van alle zonden, krijgen wij een behandeling die op weldadige wijze onze nu helemaal lege geest vult. Weg is onze boosheid: zachtheid en zachtmoedigheid vult ons. Weg is onze haat: er komt een open houding voor in de plaats. Weg is onze roofzucht: vrijgevigheid volgt hem op. Weg is onze oorlogszucht: streven naar vrede volgt hem op. Weg is ons verlangen naar vleselijke lusten: verlangen naar hemelse zaken neemt zijn plaats in. | |
[pagina 63]
| |
Wilt u over het evangelische purgeerkruid horen? Heb berouw. ‘De bijl ligt al aan de wortel van de boom’.Ga naar voetnoot25. ‘Elke boom die geen goede vruchten draagt, wordt omgehakt’.Ga naar voetnoot26. Eveneens bij Paulus: ‘Laat dus wat aards in u is afsterven: ontucht, zedeloosheid, hartstocht, lage begeerten en ook hebzucht’.Ga naar voetnoot27. En even verder: ‘Nu u de oude mens en zijn leefwijze afgelegd hebt’.Ga naar voetnoot28. Hij heeft ons nu leeggemaakt; hoe vult hij ons weer? ‘Omdat God u heeft uitgekozen, omdat u zijn heiligen bent, moet u zich kleden in innig medeleven, in goedheid, bescheidenheid, zachtmoedigheid en geduld. Verdraag elkaar en vergeef elkaar als iemand een ander iets te verwijten heeft zoals de Heer u vergeven heeft. En bovenal, houd u vast aan de liefde, dat is de band die u tot een volmaakte eenheid maakt. Laat in uw hart de vrede van Christus heersen’.Ga naar voetnoot29. Een huis dat schoongemaakt is met dergelijke bezems en vol zit met zulke sieraden, zal niet opnieuw bezet worden door de slechte geest, die terugkeert met zeven andere nog slechter dan hij. Daarom kent het evangelische geneesmiddel ook zijn eigen wijn, om de etter van onze verwondingen uit te bijten. ‘Ga terug, achter mij, Satan! Je denkt niet aan wat God wil, maar alleen aan wat de mensen willen’.Ga naar voetnoot30. Dat is de wijn. En dit is de olie, ‘Houd moed: ik heb de wereld overwonnen’;Ga naar voetnoot31. ‘Geen haar van je hoofd zal verloren gaan’;Ga naar voetnoot32. ‘Vrees niet, kleine kudde, want jullie komt het koninkrijk der hemelen toe’.Ga naar voetnoot33. Paulus heeft voedsel waarmee hij mensen verwent die zich pas bekeerd hebben tot Christus, opdat zij niet terugvallen in hun ziekte nu ze nog zo zwak zijn; hij heeft ook stevige spijs om hun kracht te geven op hun weg naar de maat van Christus' volheid. Zo'n kracht hadden diegenen gevonden over wie in de Handelingen van de Apostelen geschreven staat: ‘Zij verlieten het Sanhedrin, verheugd dat ze waardig bevonden waren deze vernedering te ondergaan omwille van de naam van Jezus’.Ga naar voetnoot34. Die kracht was ook gevonden door hem die zei: ‘Ik ben tegen alles bestand door hem die mij sterk maakt’.Ga naar voetnoot35. Daarom spoort de heer Jezus ons in het evangelie aan tot het eten van het brood dat uit de hemel afkomstig is: het eten daarvan | |
[pagina 64]
| |
brengt onsterfelijkheid.Ga naar voetnoot36. Hij spoort ons aan zijn vlees te eten, zijn bloed te drinken:Ga naar voetnoot37. daar bedoelt hij natuurlijk zijn leer mee, die net als brood de geest levendig en krachtig maakt, die net als stevige wijn de geest dronken maakt tot hij dit leven veracht, zoals vlees stevig voedsel biedt en zoals bloed levenskracht geeft. Maar hoewel de gehele Heilige Schrift geneeskrachtige werking heeft, bevat zij geen effectiever kruid dan het evangelie. In alles is de geest dezelfde, maar in de evangeliën wilde hij juist datgene hebben staan waarin hij bij uitstek zijn kracht kon tonen, opdat er geen onderscheid zou zijn tussen de dienaren en de Heer, tussen de waterbekkens en de bron. Het is de moeite waard te onderzoeken hoe groot de kracht van dit kruid is. Een staat is in zekere zin een lichaam. Ziekten en pest in dit lichaam zijn de slechte zeden: in diverse gebieden hebben in wijsheid uitblinkende mannen daar wetten tegenover gesteld als een soort geneesmiddel; bijvoorbeeld Solon in Athene, in Sparta Lycurgus, op Kreta Minos, in Rome het College van Tien.Ga naar voetnoot38. Maar geen van hen heeft bereikt dat de wetten die hij ingesteld had, ook door andere volkeren omarmd werden. Niemand van hen heeft dit zelfs maar geprobeerd, om niet boven op zijn vergeefse moeite ook nog de reputatie van onbeschaamdheid te krijgen. Solon heeft aan één staat zijn wetten weten op te leggen, door zijn tienjarige ballingschap. Plato, toch zeer geleerd en even welbespraakt, heeft de Atheners nooit kunnen overhalen zijn wetten in te voeren. Toch waren al deze wetgevers er ongetwijfeld van overtuigd dat de wetten die zij opgesteld hadden, de ware wetten waren, en zeker zouden zij het liefst hebben gehad dat zo mogelijk de hele wereld die wetten zou omarmen. Zelfs de wetten van Mozes zijn slechts over één volk verbreid, hoewel de Farizeeën met grote ijver enkele proselieten wisten te maken.Ga naar voetnoot39. Ten slotte, zelfs het gewelddadige bewind van de keizers heeft niet kunnen doordrukken dat hun wetten bij alle volkeren gewicht hadden. Wat deze geprobeerd hebben door hun wetten te proclameren, hebben de filosofen gepoogd met hun voorschriften, die zij met groot oordeelsvermogen en de hoogste zorg opgesteld hadden en wereldkundig maakten. Maar geen van hen was zo welsprekend of zo geleerd dat hij ook maar één volk heeft kunnen overhalen: zo zwak en verwaterd was de kracht van het kruid dat zij boden. Alleen de evangelische waarheid heeft binnen een paar jaren alle gebieden van de hele wereld bezet, doortrokken en overwonnen: zij trok Grieken en | |
[pagina 65]
| |
barbaren naar zich toe, geleerden en ongeletterden, mensen van het volk en koningen. Zo werkzaam was het kruid van deze waarheid, dat vele duizenden mensen de nieuwe en vreemde leer omhelsden en de traditionele wetten en godsdienst van hun voorouders achter zich lieten en afstand namen van de lusten en ondeugden waaraan zij van kindsbeen af gewend waren, en dat zij, ondanks hun verschillende talen en uiteenlopende gewoonten, het eens werden over een nederige leer: en dit dan ook nog in een tijd die beter dan alle andere uitgerust was met legers van geleerdheid en welsprekendheid en met de macht van monarchen; en hoewel de wereld met al haar legers streed tegen de ongewapende waarheid van het evangelie, kon dit niet voorkomen dat de waarheid eerst Griekenland bezette, vervolgens de stad van Nero en diens hof binnenviel en zich spoedig verspreidde over alle provincies van het Romeinse Rijk tot aan Cadiz en India, tot in Afrika en Scythië, ‘en zelfs tot in Brittannië, dat volstrekt gescheiden is van de hele wereld’.Ga naar voetnoot40. Deze volkeren verschilden ten zeerste van elkaar in taal, wetten, rituelen, zeden, gewoonten, goden, godsdienst en regels. Maar uit die zo grote onenigheid is eensgezindheid ontstaan, en zij begonnen weldra hetzelfde lied te zingen, een loflied op Jezus Christus, de enige Heer en redder van de wereld. Intussen betekenden confiscaties, ballingschap, gevangenis, foltering en dood niets anders dan vooruitgang van het evangelie. Is er ooit iemand bereid geweest om te sterven voor Solons wetten of Zeno's leefregels? Hoeveel duizenden, oude en jonge mannen, vrouwen en meisjes, hebben voor de eenvoudige leer van Christus hun nek ontbloot voor het beulszwaard! Toch is de leer van het evangelie veel verwonderlijker en verder afwijkend van de normale opvattingen dan de paradoxen van de filosofen! Geen vorst heeft ooit hun leerstellingen aangevallen en toch zijn ze verdwenen, vanzelf, net als de wetten en de tovenarij en de offerriten. Want wie offert er nog aan de goden van de heidenen, of slacht offerdieren volgens de Joodse rite? Wie kent nu Zoroaster nog? Wie geeft nog iets om de raadselachtige voorschriften van Pythagoras? Wie leest het leven van Apollonius van TyanaGa naar voetnoot41. anders dan als een soort droom? Ja, wie vindt het nog de moeite waard die tekst te lezen? Want dat Aristoteles vandaag de dag aan de universiteiten veel gelezen wordt, is niet aan zijn volgelingen te danken maar aan de christenen: ook hij zou verloren zijn gegaan als hij niet met Christus vermengd was geraakt. Tegen de filosofie van het evangelie, nog jong en in de fase van groei, is meteen de hele wereld opgestaan om met al haar legers te strijden: Joden vochten onder het voorwendsel van godsdienst tegen de bron van alle godsdienst, filosofen maakten zich sterk met elk soort van kennis; sofisten, onoverwin- | |
[pagina 66]
| |
nelijk in hun vasthoudendheid tijdens discussies, retoren, bewonderenswaardig door de kracht van hun welsprekendheid, tirannen gewapend met elk soort van wreedheid, koningen, stadhouders, beambten, magiërs en tovenaars, en de duivels, heersers van deze wereld. De kracht van de evangelische waarheid heeft al deze beroeringen, die als een vloed van rampen over haar heen spoelden, opgevangen, weerstaan, doorbroken en overwonnen. Want het was niet meer dan billijk dat in het licht van het evangelie alle drogbeelden van menselijke macht verdwenen. Dat eenvoudige en nederige evangelie, dat allen probeerden te bedelven, schitterde als winnaar. De boeken van hen die met veel talent, met uitzonderlijke geleerdheid en met uitgelezen welbespraaktheid tegen het evangelie schreven, zijn vanzelf verdwenen, als dromen, zo volledig dat er niet eens fragmenten van over zijn behalve indien deze door christenen bewaard zijn. Koningen aanbidden wat zij eerder aanvielen; magische kracht is verdwenen, demonen zijn gillend buitengegooid. De filosofie heeft haar onkunde bekend en heeft, met achterlating van de dwaze wijsheid der mensen, de wijze dwaasheid van het kruisGa naar voetnoot42. omarmd; retoren schrijven lofredes op Jezus Christus, dichters fluiten de ontelbare goden uit en zingen van de ene Jezus Christus. Deze zeer grote verandering in de wereld is slechts enkele jaren na het lijden van Christus begonnen, over de gehele aarde, en zonder enige menselijke steun is zij steeds groter geworden, totdat de zuurdesem die gemengd was met een hoeveelheid meel van drie zakken, heel het deeg doordesemde,Ga naar voetnoot43. totdat het mosterdzaadje dat in de grond gestopt was,Ga naar voetnoot44. zijn takken helemaal over Azië, Afrika en Europa uitspreidde. Hier komt nog bij dat de bestrijders van de evangelische waarheid niet alleen allerlei middelen kenden om mensen te terroriseren en ook de manhaftigsten van hart aan het wankelen te brengen: edicten, tribunalen, confiscaties, vogelvrijverklaringen, verbanning, kerker, pijnbank, zwepen, bijlen, kruisen, vuur, wilde dieren en andere doodstraffen; maar ook gebruikten zij allerlei verleidingen om de koppigste geest te breken. De keizer zei dan: ‘Verloochen Christus, dan ben je de eerste onder mijn aanzienlijken; als je het niet doet, zal heel je vermogen geconfisqueerd worden, ik zal wraak nemen op je vrouw en je kinderen, jij zelf zult voor de wilde dieren geworpen worden.’ Wie heeft toen al die duizenden mensen ertoe overgehaald om met vreugde te aanvaarden dat alle ambten hun ontnomen werden en hun vermogen ontvreemd, om dank te zeggen terwijl voor hun ogen de personen die hun, na God, het liefst waren, weggesleurd werden om barbaarse straf- | |
[pagina 67]
| |
fen te ondergaan, en wie heeft hen overgehaald om uiteindelijk zichzelf vrijwillig aan te bieden voor de marteldood terwijl het hun toch vrij stond te ontsnappen, terwijl ze toch zoveel voordeel konden verwerven? Geen enkele kracht van menselijke welbespraaktheid zou dit gekund hebben; maar de goddelijke kracht van de waarheid vermocht het, die verborgen zat in het mosterdzaadje. Ook de leer van de filosofen had haar lokmiddelen. De stoïcijnen beloofden vrijheid, ware rijkdom, echte gezondheid, koningschap en andere prachtig klinkende dingen. De epicureeërs maakten de mensen lekker met oorstrelend genot. De peripatetici koppelden lichamelijk welbevinden aan deugdzaamheid. Maar de leer van het evangelie trok iedereen, zonder iemand angst aan te jagen (wat mensen wel zouden doen) en had zelfs helemaal niets te bieden dat op het eerste gezicht aanlokkelijk was, of beter gezegd, veel dat volkomen ongelooflijk is! Zij verkondigt dat een zekere Jezus aan het kruis genageld is en door zijn dood het mensengeslacht verlost heeft: dat hij God en mens is, geboren uit een maagd, en dat hij uit de dood verrezen is en zit aan de rechterhand van God de Vader; dat hij geleerd heeft dat diegenen zalig zijn die in deze wereld omwille van het belijden van zijn naam weeklagen, dorst en honger lijden, vernederd worden, een slechte naam hebben en vermoord worden, maar dat eens allen weer tot leven zullen komen; dan zullen de vromen van de rechter zelf onsterfelijkheid verkrijgen, de goddelozen de eeuwige folteringen van de hel. Welke filosoof zou het gewaagd hebben deze zo absurde, zo onwaarschijnlijke ideeën voor te stellen? Toch is de eenvoudige taal van het evangelie er zo goed in geslaagd de mensen hiervan te overtuigen, dat wie dit niet gelooft als gek beschouwd wordt en dat vele duizenden liever hun leven dan het belijden van de evangelische waarheid opgeven. Door toedoen van wie is eigenlijk deze grote verandering van de wereld tot stand gekomen? Door toedoen van een paar leerlingen, onbekend, van eenvoudige afkomst, arm, zonder opleiding. Over de anderen hoef ik niet eens te spreken, want de eerste van de leerlingen, Petrus, was een visser zonder verdere opleiding, Paulus was leerbewerker, geen van allen was rijk of machtig of van hoge rang. Wereldlijke bezittingen hadden zij niet, of als ze die al hadden, lieten ze die achter. Hoe hebben zulke mensen zo iets groots tot stand weten te brengen? Zij brachten natuurlijk een geneeskruid mee, in een simpel doosje maar krachtig en werkzaam door de macht van God. Eenvoudig en ongekunsteld is de taal van het evangelie; als men die vergelijkt met het geschiedwerk van Thucydides of Titus Livius, zal men veel missen en aan veel aanstoot nemen. Wat laten de evangelisten veel weg! Wat doen ze veel af in een paar woorden! Wat zijn er veel plaatsen waar de volg- | |
[pagina 68]
| |
orde niet klopt en veel waar zij elkaar lijken tegen te spreken! Deze dingen hadden de lezer tegen kunnen staan en de lectuur elke betrouwbaarheid kunnen ontzeggen. Aan de andere kant, wat maken de historici van mensen-aangelegenheden zich druk over de vraag waar hun verhaal te beginnen! Wat een zorgen dat ze misschien iets vertellen wat niet passend is, wat weinig aannemelijk is, wat onsamenhangend of absurd is! Wat een levendige details schilderen ze om een gebeurtenis onder ogen te brengen, met wat een lekkere kruimels trekken ze de aandacht van de lezer en houden die vast om te zorgen dat hij zich niet gaat vervelen! Maar hun gedegen geschriften zijn grotendeels verloren gegaan, en wat ervan over is, wordt niet door iedereen gelezen, laat staan geloofd. Want wie is er zo goedgelovig dat hij beweert dat er in Titus Livius geen enkel onwaar verhaal voorkomt? Er zijn evenwel vele duizenden mensen te vinden geweest die liever tien keer stierven dan toe te geven dat er in de evangeliën ook maar één onware zin staat. Erkennen wij op grond hiervan dan niet openlijk dat dit geen kwestie is van menselijke macht of wijsheid maar van goddelijke kracht? Er schuilt een kracht in dit kruid dat, eenmaal in het lichaam gebracht, zich over alle volkeren der aarde verspreidde als over alle ledematen. Hier hebben we de oorzaak waardoor de evangelische waarheid zich binnen slechts enkele jaren door toedoen van eenvoudige mensen verspreid heeft over de gehele aarde hoewel de wereld met elk soort van wreedheid daartegen streed. Maar nu zou iemand zich verbaasd kunnen afvragen hoe het toch mogelijk is dat in latere tijden het rijk van Christus zo in het nauw gebracht is, terwijl de wereld toch christelijke vorsten had en bisschoppen die veel geleerdheid, rijkdom en een groot gezag bezaten. Want als we de oorzaak hiervan kennen, konden we misschien sneller een geneesmiddel vinden. Maar ik vergeet mezelf al een hele tijd: ik heb de grenzen van een voorwoord overschreden. Ik keer nu terug naar onze arts Lucas, die bij u ongetwijfeld zeer welkom zal zijn: ik zou willen dat hij door uw toedoen door allen zo hartelijk verwelkomd wordt. De wijze Sirach zegt: ‘Eer een arts want je hebt hem nodig’.Ga naar voetnoot45. Hoeveel te meer dient men deze geneesheer in ere te houden, die een zo goed werkend kruid heeft aangereikt: iedereen heeft het nodig, tenzij er iemand bestaat die vrij is van alle schuld en dus niet beter hoeft te worden. Dit kruid nu zal zijn werk doen als wij, afkerig van onze ziekten, er vaak aan knabbelen, als wij er voortdurend op kauwen, als wij het in de maag van onze geest laten doordringen, als wij niet uitbraken wat we ingenomen hebben, maar het binnenhouden in de maag van onze geest totdat het zijn kracht ontvouwt en ons helemaal in zichzelf verandert. Ik heb persoonlijk ervaren dat je te weinig vruchten plukt van het evangelie | |
[pagina 69]
| |
als je het onaandachtig en slordig leest. Maar wie er in thuis raakt door voortdurende en nauwkeurige overdenking, zal er een kracht in voelen zoals in geen enkel ander boek. Om nu eventuele argwaan tegen te gaan: het feit dat ik de parafrasen van de evangeliën een voor een aan afzonderlijke vorsten heb opgedragen, is toeval, geen eerzucht; want hier overkwam mij hetzelfde als bij de brieven van de apostelen. Toen ik de parafrase van Mattheus aan het schrijven was, verwachtte ik allerminst dat er ook vraag zou zijn naar Johannes en daarna naar Lucas. Nu zal ik ook Marcus toevoegen,Ga naar voetnoot46. om geen leemte te laten vallen tussen de vier evangelisten. Wie verschillende evangelies aan verschillende personen opdraagt, moet overigens niet gezien worden als iemand die iets doet wat dwazer is dan wat de heilige Hieronymus heeft gedaan: die heeft zelfs de kleinere profeten telkens aan iemand anders geschonken. Ik heb er de lezer eerder al op gewezen - en dat doe ik nu nogmaals - dat hij niet meer gewicht moet toekennen aan mijn parafrase dan aan de commentaren van anderen.Ga naar voetnoot47. Want ik schrijf mijn parafrasen niet met het doel de mensen het evangelie uit handen te slaan, maar met het doel dat zij gemakkelijker en met meer vrucht het evangelie lezen: zoals voedsel gekruid wordt opdat men het met meer graagte en met meer smaak tot zich neemt. Zelfs moet ik de onervaren lezer hierop wijzen, dat ik in de parafrase nooit zelf aan het woord ben; hij moet niet denken dat ik heel arrogant in eigen persoon de dingen beweer die door de persoon van de evangelist op bescheiden wijze en naar waarheid verteld worden. Moge heer Jezus u laten delen in zijn geest, roemrijke koning, opdat de evangelische waarheid onder een vorst die waarlijk christen is, met de dag meer en meer heerst en bloeit. Bazel, 23 augustus van het jaar 1523 |
|