1379 Aan de stadsraad van Zürich
Bazel, 10 augustus 1523
Erasmus uit Bazel
Gegroet, mijne hoogmogende heren. Ik denk dat u wel weet hoe ik steeds tot ieders nut en niemands schade hard gewerkt heb, niet alleen om het algemene nut en de vrije kunsten te bevorderen maar ook om de leer van het evangelie te verspreiden. Onverwacht is nu Ulrich von Hutten ten tonele verschenen, iemand die ik in alle opzichten heb welgedaan en nooit in woord of daad heb gekwetst, en die heeft een pamflet tegen mij gepubliceerd dat niet alleen mijn goede naam betreft maar ook doelbewust vol staat met aperte leugens en achterbakse smadelijkheden; tegelijk valt hij ook andere waardige personen aan, die zoiets niet verdienen, waarbij hij ook de paus en de keizer niet spaart. Ik schrijf dit echter niet omdat ik het hem misgun dat uwe goedheid hem in uw stad laat wonen opdat hij niet in handen valt van zijn genadeloze vijanden, maar om te voorkomen dat hij misbruik maakt van uw goedheid door onbezonnen en drieste stukken te schrijven, die grote schade toebrengen aan de zaak van het evangelie, de vrije kunsten en ook de openbare zeden; daarnaast schrijf ik dit opdat niet uit zijn ongeremde wangedrag voor uw land misschien in de toekomst enige schade en schande ontstaat, want hij heeft nu eenmaal niets te verliezen. Als u daarom zijn driestheid een beetje wilt temmen, zult u een grote en nuttige dienst bewijzen, niet zozeer aan mij maar aan de goede letteren, die hij zo bevlekt. U zult dan ook iets heel waardevols doen voor uw eigen land, dat ik in alle opzichten grote voorspoed toewens.
God behoede u, mijne zeer geachte heren; en als er iets is waarin ik u van dienst kan zijn, zal ik mij daar gaarne voor lenen.
Bazel, op de feestdag van de H. Laurentius in 1523
Aan de hoogmogende en excellente heren magistraten en heren regenten van de stad Zürich