De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1378 Aan Huldrych Zwingli
| |
Erasmus van Rotterdam groet de zeergeleerde Huldrych Zwingli, predikant in de beroemde Zwitserse stad ZürichAangezien u van hieruit de primeur van het gif is bezorgd, vond ik het passend, zeergeleerde Zwingli, dat u ook de primeur van het tegengif zou krijgen, niet uit angst dat Huttens laster mijn reputatie bij u of bij andere verstandige mensen zou bezoedelen, maar met het doel ook diegenen te genezen die jegens mij niet bepaald onbevooroordeeld zijn of die van nature helaas liever geloven wat iemands goede naam schaadt dan baat. Want welke fatsoenlijke en verstandige man zou dit staaltje van Hutten niet verfoeien: noch in woord noch in daad is hij ooit door mij gekrenkt; integendeel, ik heb hem zo vaak geprezen, zelfs in mijn publicaties, en genereuzer, welwillender | |
[pagina 54]
| |
en vaker dan ik enig ander persoon heb gedaan, en ik heb hem in zo veel brieven aanbevolen aan belangrijke heren; nu stuurt hij plotseling als uit een hinderlaag zo'n schotschrift op me af, op een vriend die zelfs nog welwillend en in de vriendelijkste bewoordingen over hem sprak toen hij dat pamflet al aan het schrijven was en die er allerminst op verdacht was dat Hutten voor hem een soort drama in de maak had! Was er iets te bedenken wat verder verwijderd is van de normale Duitse hoffelijkheid en betrouwbaarheid, wat meer welkom en aangenamer is voor de vijanden van de humaniora, wat schadelijker is voor de schone letteren zelf, wat verderfelijker is voor de zaak van het evangelie of, zo men wil, voor die van Luther, terwijl Hutten er zo prat op gaat Luther te steunen? Hij had de oorlog verklaard aan wie Rome steunt en hij valt nu, zonder enige waarschuwing vooraf, een vriend aan die hem erg graag mag en zoiets helemaal niet verwacht, in een zo bitter schotschrift dat hij zelfs tegen een vijand nooit zo venijnig geschreven heeft. Inmiddels heeft hij het boekje nog uitgebreid, naar ik hoor,Ga naar voetnoot1. alsof er nog niet genoeg vergif in zat; het lijkt er niet op dat hij ooit zal stoppen nu hij eenmaal de oorlog verklaard heeft aan de Muzen en ook aan de Gratiën. Persoonlijk misgun ik hem de vriendelijke houding van de Zwitsers niet, die hem een schuilplaats geven om hem zo voorlopig te beschermen tegen degenen die jacht op hem maken en hem naar het leven staan. Maar er moet wel gezorgd worden dat hij niet op een dusdanige wijze misbruik maakt van de gastvrijheid van de Zwitsers dat hij, veilig bij hen schuilend, zulke pamfletten naar de hoofden slingert van allen die zich verdienstelijk maken voor de publieke zaak, terwijl hij daarbij noch de paus spaart, noch de keizer, noch de vorsten van Duitsland en zelfs niet de meest integere mannen van het Zwitserse volk, onder anderen Ludwig Baer. Omdat hij deze dingen schrijft vanuit zijn Zwitserse schuilplaats, valt te vrezen dat hier in de toekomst schade en schande uit zal voortvloeien voor het Zwitserse volk; maar mijn wens is juist dat dit volk in blakende welstand verkeert en in politieke rust alle goeds geniet. Niets is echter gemakkelijker dan tweedracht zaaien; daarentegen is het heel moeilijk om een ziekte te genezen als die eenmaal de kop op heeft gestoken. Het ga u goed! |