1371 Aan Heinrich Eppendorf
[Bazel, juni 1523?]
Gegroet. Van een ridder heb ik een ridderlijke brief ontvangen over iets met paarden,Ga naar voetnoot1. terwijl niets verder van mij afstaat dan wat met paarden te maken heeft. Je grote welwillendheid en je buitengewone genegenheid jegens mij, die veel verder gaat dan ik verdien, zorgen ervoor dat ik van ganser harte je reputatie koester, hoewel ik niet zou denken dat die in deze kwestie gevaar loopt. Wie jij bedoelt met mijn mensen, weet ik niet. Zij zijn zo weinig mijn mensen dat ik geen enkele rechtsmacht over hen heb, terwijl ik al nauwelijks enige macht heb over mijn eigen personeel. Dit huis is eigendom van Froben, niet van mij. En als het van mij zou zijn, heb ik geen andere macht over degene die jij (denk ik) bedoelt dan de macht hem vermanend toe te spreken of hem ook nog de huid vol te schelden, wat al over de schreef gaat. Dit heb ik een keer gedaan voordat er sprake was van een paard; nu heb ik het weer gedaan, op een zeer onaangename manier.
Misschien heeft het er niets mee te maken, maar de man uit HannoverGa naar voetnoot2. heb ik nooit ontmoet en bij geen enkele gelegenheid is hij me opgevallen, behalve dan dat ik hem een zeer onaangenaam iemand ging vinden. Vooral hierom heb ik een van mijn bedienden ontslagen, hoewel die man uit Hannover mij anderszins niets misdaan heeft; jij kent hem ook als huisgenoot. Daarom moet jij bekijken wat je met hem wilt doen. Ik zal mijn eigen personeel in toom houden voor zover het aan mij ligt. Die man hoort daar natuurlijk niet bij. Als mijn MargareteGa naar voetnoot3. onzin zou uitkramen, zou jij met al je verstand toch ook niet van mij vragen dat ik daarvoor instond? Toch zweert hij dure eden dat het gerucht niet door hem is verspreid. Als iemand van mijn personeel een fout begaan had (maar dit is jouw verwijt niet), mocht ik hem volgens oud recht uitleveren ter bestraffing. Ik lever daarom die hele man uit Hannover aan jou over en ook die andere op wie jij zo boos bent, althans voor zover ik tegenover hen enige rechtsmacht heb. Als een gerucht rondverteld is, hoe kan ik het dan nog de kop indrukken? Als de man uit Hannover niet kan vertrekken zolang de kwestie niet onderzocht is, hoe kan de zaak dan stilgehouden worden? Kortom, ik heb hem meer dan eens gewaarschuwd en hem op onaangename wijze de huid volgescholden. Hij zweert dat hij het niet gedaan heeft. Schrijf me maar wat ik verder kan doen, dan doe ik dat.
Het ga je goed, hooggeboren Eppendorf.
Aan de hooggeboren heer Heinrich Eppendorf