De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1367 Van Cuthbert Tunstall
| |
[pagina 32]
| |
elke pagina ademt zozeer het lutherse gif dat alleen al de lezing ervan duidelijk maakt uit welke koker het afkomstig is. Maar ik was vooral zo vreselijk blij omdat ik uit je brieven begreep dat jij slecht overweg kunt met de lutheranen en dat je, nu de paus jou het dringende verzoek heeft gedaan de strijd met Luther aan te binden,Ga naar voetnoot5. al bijna ten strijde uitgerust bent. Iets waarnaar al jouw vrienden uitkijken en wat ze vurig verlangen, dat jij eindelijk eens slaags raakt met die Proteus, of liever gezegd met die Athens.Ga naar voetnoot6. ‘In elk geval zal ik bij Luther en zijn volgelingen een slechte naam krijgen,’ zul jij zeggen. Maar geen slechtere naam dan God zelf, die door Luther tot de oorzaak van alle kwaad gemaakt wordt doordat hij de mensen de vrije wil ontneemt en stellig beweert dat alles geschiedt volgens vaste, noodzakelijke wetten, zodat het iemand niet vrijstaat goed te doen als hij dat wil. Bovendien zullen beschimpingen die je naar je hoofd krijgt omwille van Christus, je natuurlijk veel meer lof brengen dan alle andere denkbare lofprijzingen, hoe fraai verwoord ook, zodat je in dit opzicht niets te vrezen hebt. Ik vind eigenlijk dat jij dit bij uitstek verschuldigd bent aan je vaderland dat, als er niet heel snel opgetreden wordt, het risico loopt van besmetting door deze pest, die zich steeds verder zal verspreiden als niemand haar bestrijdt. Onder alle bijbelse geleerden die de wereld heeft gekend, is er niemand geweest die niet in de aanval ging als hij zag dat in zijn tijd een gevaarlijke ketterij de kop opstak. Ik vraag je, wat heeft jouw vriend Hieronymus grotere roem opgeleverd dan zijn scherpe weerleggingen van de ketterijen van zijn tijd? Hij dankt zijn roem niet zozeer aan zijn correctie van de heilige boeken van Mozes en van de profeten aan de hand van de Hebreeuwse tekst, noch aan de vele commentaren waarvoor hij zich heeft afgetobd, als wel aan het feit dat hij in het strijdperk trad tegen Helvidius, Jovinianus, de luciferianen, Vigilantius, de pelagianen. Waar schittert Origines' geleerdheid feller dan tegen Celsus? Waar die van Basilius feller dan tegen Eunomius? Hoeveel lof heeft Cyprianus niet geoogst omdat hij zo scherp is opgetreden tegen Demetrianus, Novatianus en Novatus! Hoeveel lof viel Hilarius niet ten deel door zijn strijd tegen Constantius! Wat Augustinus heeft geschreven tegen Pelagius, tegen Julianus, tegen de arianen, tegen de manicheeërs, tegen Gaudentius, tegen Petilianus, tegen Faustus, tegen Fulgentius, geeft zozeer een blijk van zijn heilige passie dat ik betwijfel of zijn brandende liefde voor Gods kerk en zijn grote bijbelse geleerdheid in enig ander geschrift van hem helderder zichtbaar zijn. Kortom, welke kerkgeleerde van enig aanzien heeft | |
[pagina 33]
| |
ooit gezwegen na de opkomst van een nieuwe ketterij? De ware christelijke krijgsdienst bestaat in het verdelgen van ketterij. Of vinden wij het wel een schone taak om barbaren te achtervolgen die ons gebied binnendringen en wat buit meenemen, en dulden wij rustig de ketters die met ons een strijd leveren om onze godsdienst en onze altaren? Hoeveel roemvoller is een overwinning op dit laatste terrein dan op het eerste! Ons wacht een eeuwige triomftocht in de hemel als we ketters verslaan, maar slechts een vluchtige roem in dit leven als we barbaren verjagen. Maar wat jou het meest moet aansporen, is dit: de reputatie die je verworven hebt door je vele arbeid ten nutte van de kerk, proberen de lutheranen jou afhandig te maken door je valselijk bij hun eigen partij te rekenen. Voeg daarbij de eventuele personen die jaloers op je zijn en aan je reputatie knagen door jou als lid van die sekte te noteren, omdat ze je op deze manier de grootste schade kunnen berokkenen. En dan komt daar nog een grote prikkel bij: paus Adrianus, jouw landgenoot, die zo bezorgd is over de kudde des Heren, nodigt jou met klem uit die taak op je te nemen! Niet alleen word jij daartoe, in zijn oordeel en in dat van alle anderen, bij uitstek geschikt geacht, maar ook moet jij zelfs ongevraagd, uit eigen beweging je naam opgeven, want je ziet die ketterijen overal ontspruiten en als ze eenmaal volwassen zijn, zal de hele kerk instorten. Het gaat immers niet om de invoering van een of twee schadelijke nieuwigheden, maar bij de enorme menigte van wycliffiaanse ketterijen voegen zich nu nieuwe wapens, namelijk scheldwoorden, beledigingen, smaad, in gif gedrenkte tongen, zodat het wel lijkt of er addergif achter hun lippen bruist. Met deze wapens maken zij zich op de kerk te vernietigen; op een andere manier kunnen ze dat niet. Alles wat namelijk door de apostelen is ingesteld en altijd in de katholieke kerk gehandhaafd is sinds de menswording van Christus, verwerpen die lieden: de tradities van de heilige vaders, de liturgie van de kerk, alles wat heilig is; wat zij zelf daarvoor in de plaats willen zetten, daarover zijn ze het nog niet eens. Met een dwaas stukje stoïcijnse filosofie beweren zij immers dat alle christelijke mannen en vrouwen op gelijke voet priesters en koningen zijn;Ga naar voetnoot7. want daar gaat het naar toe, met die christelijke vrijheid die volgens hen aan geen mensenwetten onderworpen is. Wat anders kunnen zij hiermee bereiken dan anarchie? Maar de Duitse vorsten hebben dit nog niet in de gaten. Vroeger is zoiets hier te lande eens door de wycliffieten geprobeerd; onze geschiedschrijving getuigt dat het door hen bijeengebrachte leger van samenzweerders slechts met de grootste moeite door de koninklijke strijdkrachten bevoch- | |
[pagina 34]
| |
ten, verslagen en verjaagd is.Ga naar voetnoot8. Luther heeft het gewaagd een boek te publiceren over de afschaffing van de mis:Ga naar voetnoot9. van de mis heeft hij nooit iets begrepen. Hiermee is het toppunt wel bereikt, tenzij hij zich heeft voorgenomen een boek te schrijven over de afschaffing van Christus zelf. Die kant lijkt het wel op te gaan, met de dwaasheid van die man, want wij hebben vernomen dat zijn volgelingen de Heilige Maagd al hebben stukgeschoten. Moeten wij zoveel goddeloosheid nog langer tolereren? Bij alle lijden dat Christus verduurd heeft in zijn sterfelijk lichaam, bij het bloed dat hij bij zijn sterven vergoten heeft om de wereld te verlossen, bij de glorie die jou in de hemel te wachten staat nadat je dit aardse leven volbracht hebt, bezweer ik je en smeek ik jou, Erasmus, - ja eigenlijk bidt en smeekt de kerk jou - dat je eindelijk het gevecht aangaat met dit veelkoppige monster. Vat moed! De wereld staat in voor jouw overwinning. Bedenk welke grote schuld jou terecht kan worden aangerekend als jij je in gevaar verkerende vaderland en de wankelende kerk niet zo vlug mogelijk te hulp snelt; bedenk welke onsterfelijke roem jou zal wachten als de godsdienst van je vaderland door jou zal worden gered, als de kerk door jouw werk zal worden gestut. Tot slot behoren de inspanningen die jij je getroost hebt om gewijde teksten te verfraaien, jou ten zeerste te inspireren, want je ziet toch dat de geschriften die jij met zoveel pijn en moeite gezuiverd hebt, met vuile ketterijen bezoedeld worden door die mensen, die zelf beschouwd wensen te worden als verdienstelijke stilisten. Daardoor maken zij zuiverheid in de Heilige Schrift tot iets wat de meeste mensen haten. Nu vraag ik je, hoe kun je jouw levenskracht (die met je leeftijd langzaam afneemt) beter besteden dan door die Cerberus met het zwaard van de Heilige Geest terug te drijven in zijn hok, die hond die met zijn wilde geblaf tegen alle kerkelijke rangen en standen tekeergaat? Allen vertrouwen er des te meer op dat jij dit zult doen omdat jij zelf in een onlangs gepubliceerd boekje ieders verwachting hieromtrent al voedsel hebt gegeven.Ga naar voetnoot10. Vaarwel. Vanuit Londen, 5 juni 1523 |
|