De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1361 Thomas Lupset aan Johann von Botzheim
| |
[pagina 20]
| |
iets hoefde te betalen. Hoezeer u mij door deze weldaden aan u verplicht hebt, zult u pas weten wanneer ik de kans krijg om door eigen inspanning of oplettendheid of door financiële mogelijkheden een dienst te bewijzen aan u of de uwen. Er is iets dat ik graag aan Erasmus zou laten weten: ik zelf heb er op dit moment helemaal geen tijd voor, maar u zult overeenkomstig uw toewijding aan Erasmus het niet bezwaarlijk vinden dit zo spoedig mogelijk te doen. Eergisteren is het eerste exemplaar van het werk Parafrase van Johannes aan Ferdinand overhandigd, zonder brief, zonder enige aanbeveling. Toch heeft de vorst het heel welwillend aanvaard en het aan uw vriend Hieronymus cadeau gedaan. Deze heeft mij beloofd te zullen zorgen dat het als fraai gebonden boekwerk aan de vorst wordt teruggegeven. Als ik Erasmus' hand niet herkend had, zou ik niet geloofd hebben dat het door Erasmus verstuurd was; vast en zeker heeft de bode - wie het ook was - in dit opzicht een zware fout begaan, zo niet uit verraderlijkheid of afgunst, dan toch zeker uit grote slordigheid: want nu pas is het werk eindelijk aangeboden, dat Erasmus volgens mij daarom heeft gestuurd zoals het was, niet ingebonden, opdat de vorst als allereerste zou genieten van zijn nieuwe boreling. U moet uw Johann bedanken voor zijn trouwe zorgzaamheid jegens mij. Ik lijd een zodanig geldgebrek dat ik hem niets kan geven dan wat reisgeld. Het ga u goed! Innsbruck, vanuit mijn bed, 27 april Thomas Lupset, die u zeer hoog acht Aan de zeergeleerde heer dr. Botzheim Abstemius, algemeen weldoener van wetenschappelijk onderzoek. Te Konstanz |
|