1357 Aan Bernard von Cles
Bazel, 5 april 1523
Hartelijk gegroet, hoogwaardige monseigneur. De zeer doorluchtige vorst Ferdinand had in zijn brief aan mijGa naar voetnoot1. de wens te kennen gegeven dat ik hem het boek met de parafrase van het evangelie van Johannes zou toesturen, dat aan hem is opgedragen.Ga naar voetnoot2. Dat heb ik gedaan en ik heb het boekje met de parafrase van Mattheus erbij gevoegd, dat ik eerder al aan keizer Karel had opgedragen.Ga naar voetnoot3. Johannes Fabri, kanunnik en vicaris van de kerk van Konstanz - een man die zeer geleerd is, vroom en zeer dierbaar aan de paus van Rome, zowel door deze kwaliteiten alsook en vooral vanwege zijn bewonderenswaardige inzet voor het herstel van de rust in de christenheid -, was echter van mening dat mijn geschenk door u aan de zeer doorluchtige vorst aangeboden moest worden: want zo zou het nog meer aanbevolen zijn, indien het vergezeld zou gaan van een steunverklaring van de kant van een onberispelijk persoon. Als uwe Hoogwaardigheid dit wil doen, zal ik mij graag verplicht voelen jegens u, met wie ik op goede voet wens te staan en met wie ik graag nader kennis zou maken. Fabri wenst hetzelfde; hij is een speciale bewonderaar van uwe waardigheid en prijst u openlijk en oprecht. Moge de almachtige Christus uwe waardigheid nog lang ongedeerd voor ons bewaren.
Bazel, 5 april 1523
Erasmus van Rotterdam, aan uwe hoogwaardige Excellentie zeer toegewijd
Aan de eerwaarde vader in Christus, de heer Bernard, bisschop van Trente