De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
1356 Aan Ulrich von Hutten
| |
[pagina 14]
| |
doen wat zeer in de smaak valt bij Jacob van Hoogstraaten, Nicolaas Baechem en vele anderen die jij beschouwt als je grootste vijanden, maar wat zeer vervelend is voor de minnaars der schone letteren, wier voorvechter jij zegt te zijn. Hoe zullen die monsters weer opleven als zij merken dat Hutten met de goudader van zijn talent, zo geliefd bij Erasmus, en met die pen, zo vaak geroemd door Erasmus, Erasmus zelf tot doelwit maakt? Daarom zou het volgende van jouw wijsheid getuigen: voordat de vaandels geheven worden, voordat de hoorns met dof geluid gaan klinken en de trompet zijn angstaanjagende strijdgeschal (taratantara!)Ga naar voetnoot2. laat horen, alsof het college van fetialenGa naar voetnoot3. en zijn voorzitter al weggestuurd zijn, schrijf jij in een brief alleen aan mij gericht vrijuit en vriendelijk wat ze over mij aan jou verteld hebben of wat het dan in 's hemelsnaam mag zijn dat jou zo heeft verbitterd. Want zelf heb ik geen idee, zo waar als God mij mag liefhebben. Ik twijfel er niet aan dat ik jou in alle opzichten een bevredigende verklaring zal geven, tenzij je helemaal iemand anders bent geworden dan je vroeger was. Beste Hutten, had je maar geen andere vijanden dan Erasmus! Had je maar al wat deze vijand jou toewenst! Vat deze woorden op als waren ze afkomstig van het orakel van Delphi. Als je niet van je voornemen af te brengen bent door de band van onze oude vriendschap noch door het belang van onze gemeenschappelijke strevingen noch door het leedvermaak van onze vijanden, bedenk dan dat dit ook veel consequenties zal hebben voor jouw reputatie. Want iedereen zal in Hutten het fatsoen missen dat past bij zijn afkomst en bij zijn geleerdheid, als hij zonder enige aanleiding van onrecht een pijl, gedoopt in dodelijk vergif, richt op een vriend! Misschien zullen er ook mensen zijn die bij het zien van de situatie waarin jij momenteel verkeert, vermoeden dat jij met die kunstgrepen op zoek bent naar buit, waarvandaan dan ook; en het gevaar bestaat dat dit vermoeden bij velen blijft hangen, allicht waar het gaat om een vluchteling die diep in de schulden zit en vervallen is tot groot gebrek aan alles. Je weet heel goed welke verhalen over jou de ronde doen, en heel goed waarom de paltsgraaf zo woedend op je is en wat hij, die aan een dienaar van je de doodstraf liet voltrekken,Ga naar voetnoot4. jou dreigt aan te doen. Daarom zou ik niet willen dat je denkt dat deze aanmaning van mij voortkomt uit vrees of uit een slecht geweten, meer dan uit vriendschap met jou, en dat ik nu meer mijn eigen belang behartig dan het jouwe. | |
[pagina 15]
| |
Al schrijf je nog zo hatelijk, je zult ten eerste iemand aanvallen die aan zulke kwaadaardigheden gewend is en die alleszins tot reageren in staat is. Ten tweede, ook al reageer ik niet, dan zou je toch je eigen reputatie ernstiger schaden dan de mijne. Dus kijk heel goed uit, beste Hutten: gebruik nou je eigen verstand bij je beslissing in plaats van gehoor te geven aan verlangens van lichtgewichten. Het ga je goed. Bazel, Goede Vrijdag 152[3] Ik zie uit naar je Beklag. |
|