voor de oude roomse kerk of voor de nieuwe beweging, in beide gevallen met alle gebreken van dien.
Speciale vermelding verdient de uitgebreide autobiografische schets, ingevoegd in een brief aan een vriend. Wat hij zegt naar aanleiding van zijn verblijf in Rome in 1509, illustreert dat hij zich niet aan een bepaalde stad of land gebonden voelde: ‘Erasmus zou zeker een hoge positie hebben verkregen als hij niet bij het overlijden van koning Hendrik vii en de opvolging door Hendrik viii door zijn vrienden naar Engeland teruggeroepen was, met brieven die bol stonden van beloften. Hij had besloten daar de rest van zijn leven te slijten; maar toen men de beloften weer niet gestand deed, trok hij zich terug in Brabant: hij was uitgenodigd aan het hof van de huidige keizer Karel, wiens raadsheer hij werd door toedoen van de grootkanselier, Jean Le Sauvage.’ In de jaren 1523-1524 vertoefde Erasmus in Bazel, maar hij kreeg dikwijls vererende uitnodigingen om naar Frankrijk te komen, die hij als raadsheer van keizer Karel uiteraard moest afwijzen.
De briefwisseling met Georg hertog van Saksen biedt een duidelijk beeld van de spannende situatie in die jaren en van Erasmus' betrokkenheid: ‘Toen Luther met dit drama begon, oogstte hij het eenstemmige applaus van de hele wereld; ik meen dat ook uwe Hoogheid zich onder dat publiek bevond. [...] Want hij had een heel goede zaak aangepakt met zijn kritiek op de verdorven tradities van universiteiten en kerk, die onderhand het stadium bereikt hadden dat geen fatsoenlijk mens de situatie nog te dulden vond, en verder met zijn kritiek op een bepaald type mensen, onder wier betreurenswaardige en kwalijke gedrag de christelijke wereld zuchtte. Wie kon toen evenwel bevroeden dat deze zaak zich zo zou ontwikkelen?’
In de bijna 180 hier in vertaling gepresenteerde brieven wordt naar meer dan 165 brieven verwezen, van de hand van Erasmus of gericht aan Erasmus, die uit dezelfde periode stammen maar die niet bewaard zijn gebleven. Aangezien het onwaarschijnlijk is dat alle verloren gegane brieven een keer genoemd worden in de groep bewaard gebleven brieven, zal het werkelijke aantal niet bewaard gebleven brieven veel groter zijn dan 165. Daaruit kunnen we concluderen dat we slechts de helft of nog minder van de correspondentie van Erasmus uit deze periode kennen.
Naast alle correspondentie werkte Erasmus in deze tijd ook nog aan een twintigtal publicaties. De belangrijkste hiervan zijn de parafrase van Lucas, opgedragen aan Hendrik viii, en de parafrase van Marcus, opgedragen aan Frans i. In totaal gaat het om dertien nieuwe werken; de overige zijn nieuwe edities van vroeger werk, vaak gecorrigeerd en uitgebreid. Hij vindt zelfs tijd voor een teksteditie van de Tusculanae quaestiones van Cicero. Maar de