De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 9. Brieven 1252-1355
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdErasmus van Rotterdam aan zijn vriend ZasiusEen briesje van een, dunkt me, vals gerucht is hier komen aanvliegen, namelijk dat jij voor het gerecht bent gedaagd en gedwongen werd de reden te geven dat jij voor Erasmus kip had bereid. En dat jij, hoewel jij in het recht zo bedreven bent dat je zelfs in de moeilijkste zaken beschuldigden kunt verdedigen, toch niet om een andere reden bent vrijgesproken dan dat het vanwege de dispensatie van de paus toegestaan is zoiets te doen. Daarom wil ik weten of het waar is wat hier werd bericht, want voor mij is het in elk geval niet waarschijnlijk. In de eerste plaats immers vraag ik mij af welke loslippige spionGa naar voetnoot1. de braadlucht van die kip naar het stadsbestuur had overgebracht. Vervolgens is er, denk ik, in het stadsbestuur niemand zo onbeleefd, dat hij mij, omdat ik, na herhaaldelijk namens het stadsbestuur uitgenodigd te zijn, hier als eerbetoon voor jullie ben gekomen, deze smet wilde bezorgen en mij als het ware met dit eergeschenk verlangde weg te sturen. Omdat jij, naar ik meen, merkte dat ik vanwege mijn niersteen gevaar liep en daarom mijn vertrek bespoedigde, had jij in het geheim en buiten mijn weten bij je thuis kip laten bereiden. Dit was een bijzonder blijk van je vriendelijkheid, waarvoor je evenveel bewondering verdient, mijn beste Zasius, als voor je geleerdheid, waarin je maar met weinig anderen aanzien geniet. Toch heb ik zelf, zoals je weet, geen vlees genomen, maar jou verweten dat je met te veel vriendelijkheid omwille van mij iets gedaan had waaruit enige ellende kon voortkomen. | |
[pagina 369]
| |
Ik voelde dat ik een niersteen zou uitscheiden en was vastbesloten weg te gaan. Om niet opnieuw gedwongen te worden langer met grote gezelschappen aan tafel te zitten en daarna met een volle maag paard te rijden, wilde ik dus bij jou thuis een ei nuttigen, een glas wijn drinken en direct daarna mijn paard bestijgen om te voorkomen dat de weeën van LucinaGa naar voetnoot2. mij bij jou zouden overvallen. Want ik heb een voorgevoel van mijn weeën zoals bij zwangere vrouwen gebeurt. Mijn gevoel heeft mij niet bedrogen. Op de vierde dag na mijn terugkeerGa naar voetnoot3. scheidde ik met een ontzettende pijn een ongelooflijke massa stenen en zand af. Eén steen had een enorme omvang. Toen ik vanwege deze afscheiding nog zwak was, kwam ik naar je toe met geen ander plan dan door het voortdrijven van mijn lichaam of te sterven of mij te harden. De beweging was gunstig voor mijn lichaamskracht. Maar een tamelijk lange wandeling vlak voor de maaltijd, een nogal uitgebreide maaltijd en de andere wijn veroorzaakten opnieuw de ellende van een niersteen. Iedereen die weet hoe bedreigend deze is en wat voor kwelling hij teweegbrengt, zou heel wreed zijn, als hij eist dat iemand zich vanwege het bijgeloof in voedsel aan zulke grote kwellingen en een duidelijk levensgevaar overlevert. Want om eerlijk te zijn, draagt van alles wat in het leven van christenen is binnengedrongen, niets minder tot ware vroomheid bij en staat niets minder dicht bij het jodendom dan het onderscheid in spijzen. Sommige bisschoppen hebben dit niet goedgekeurd om ons met ziektes en pijnen te kwellen, maar om de gloed van het lichaam te matigen. Wie daarom noodgedwongen met mate spijzen nuttigt die voor zijn lichaam geschikt zijn en daarvoor dankbaar is, zondigt niet tegen een besluit van de pausen, ook al heeft hij geen dispensatie. Hij zou tegen de goddelijke wet zondigen, als hij door zich als een bijgelovige van voedsel te onthouden bewust en opzettelijk zelfmoord pleegde, even goed als wanneer hij op een vastendag van honger zou sterven om te voorkomen dat hij een verordening van de paus overtrad. Lijkt diegene soms een christelijk hart te hebben als hij een ongelukkig iemand dwingt vis te eten, hoewel het zeker is dat deze door het eten hiervan het gevaar van epilepsie, een verlamming, beroerte of - het wreedst van alles - een niersteen riskeert? Dat is geen godsdienstigheid, maar wreedheid. Het draagt niet bij tot de christelijke leer, maar tot moord. Dit betekent niet gehoorzamen aan voorschriften van pausen, maar tegen de bedoeling van de pausen in slaaf zijn van zijn eigen of andermans bijgeloof. Want de paus van Rome heeft alles liever dan dat iemand vanwege zijn voorschriften overlijdt of duidelijk in levensgevaar komt. En zelfs als hij zou willen, | |
[pagina 370]
| |
heeft hij het recht niet een besluit te nemen dat een mens verderf bezorgt en geen heil. Voor mij is het eten van vis vanwege mijn arme zwakke lichaam altijd gevaarlijk geweest en daarom heb ik lang geleden een dispensatie geregeld.Ga naar voetnoot4. Nu is er mijn leeftijd bij gekomen die steeds wat van mijn krachten wegneemt; nu is er de niersteen bij gekomen die van tijd tot tijd terugkomt, een kwaal die verschrikkelijker is dan de dood. Voeg daar nog de last van mijn werkzaamheden aan toe, ook al is alleen maar het beantwoorden van zoveel brieven die uit alle streken van de wereld op mij afkomen. Dikwijls loop ik vanwege mijn zwakke broeders gevaar, omdat ik vrees dat iemand mijn voorbeeld als voorwendsel gebruikt en voor zijn luxe doet wat ik soms noodgedwongen moet toestaan. Het getuigt wel van een zekere buitensporige en overbodige liefdadigheid om tot je eigen nadeel het gevaar van een zieke medemens niet uit de weg te gaan. Maar wat voor liefdadigheid is het te eisen dat een naaste vanwege ziekte van deze of gene zijn leven riskeert? Wat ik bij jou niet durfde te doen, mijn beste Zasius, zou ik zonder aarzeling bij deze paus wel hebben gedaan, hoewel hij tegenover een dergelijk bijgeloof niet helemaal afwijzend staat. Maar hij gaat niet zover dat hij van Erasmus of soortgelijke mensen onthouding van vlees zal verlangen. Hoeveel juister treedt men in Rome op, ja zelfs in heel Italië!Ga naar voetnoot5. Nu wordt ook in Bazel vlees openlijk in de markthallen verkocht zodat het beschikbaar is voor wie het nodig heeft. ‘Maar intussen eten zij die het niet nodig hebben, vlees.’ Het is beter te verdragen dat zeshonderd mensen vlees eten die dit niet nodig hebben, dan dat één persoon die verdient te blijven leven, vanwege een bepaling over spijzen overlijdt. Verbazingwekkend is het waarom wij het liefst met dit onderdeel de waarde van het christendom bepalen. Als het degenen die zich niet van vlees onthouden, moeilijk gemaakt wordt, is het veel juister hen te straffen die zich niet van een diner onthouden.Ga naar voetnoot6. ‘Maar men moet,’ zeggen ze ‘een schandaal vermijden.’ Meedogenloos is het schandaal, als vanwege het ongerechtvaardigde bijgeloof van deze of gene de naaste gedwongen wordt te sterven. Het volk moet daarentegen voortdurend leren wat de apostelGa naar voetnoot7. verkondigt, namelijk dat iemand zijn broeder niet | |
[pagina 371]
| |
moet beoordelen aan de hand van spijs of drank, en dat hij wat men op een juiste manier kan doen, in de goede zin uitlegt. ‘Maar zonder dispensatie is het niet toegestaan.’ Integendeel, de noodzaak van het moment wacht niet op bescherming van een dispensatie. Een dodelijke ziekte dreigt, en moet men dan uit Rome een dispensatie laten komen om een dode te hulp te komen? Wie zich tegen een algemene gewoonte, wat zij ook moge zijn, zonder meer verzetten en haar afkeuren, hebben trouwens mijn sympathie niet. Ik hoor dat het stadsbestuur bij jullie in dit opzicht te veel tot schijnheiligheid geneigd is. Als dit waar is, neem ik het hun persoonlijk niet, maar wel enkele farizeeën kwalijk. Omdat deze niets van een ware godsdienst hebben, verdedigen zij met voorwendsels en met kleuren en vormen van hun kleding een vals beeld van de godsdienst. Ze verlangen naar luxe, zijn in hun verbolgenheid hardnekkig en wraakzuchtig, arrogant, onbeheerst, zelfgenoegzaam, afgunstig en gierig. Zij missen elk gevoel voor echte liefdadigheid en zijn slaven van hun eerzucht en hun buik. Wat zou er van hun vroomheid overblijven, als men hun de kleding en het onderscheid tussen spijzen ontneemt? Natuurlijk laat dit soort farizeeën een dergelijk bijgeloof in de harten van vorsten druppelen, die in geestelijke zaken onkundig zijn en denken dat wat verkondigd wordt door lieden die zich met uiterlijke tekenen van godsdienst aanbevelen, heilig is. Hoe eerlijker overigens de oprechtheid van vorsten is, des te minder krijgen zij het bedrog van een ander in de gaten en zoveel gemakkelijker is het hen te bedriegen. Geloofsijver valt te prijzen, ook al stemt hij niet met wijsheid overeen. Maar ijver die inzicht mist, moet verbeterd worden in een streven naar ware vroomheid. Voor mij is het onmogelijk de godsdienstige instelling van de keizer af te keuren. Hij gelooft, daartoe overtuigd door dominicasters en franciscanen,Ga naar voetnoot8. dat in deze zaken het belang van de christelijke godsdienst groot is. Maar hij zal anders oordelen, als zijn oordeelsvermogen door leeftijd en ervaring met de praktijk is toegenomen. Ach, hadden degenen die deze godsdienstige vonk naar zijn geest konden overbrengen, maar andere zaken verkondigd, die meer bijdragen aan het algemeen belang, en hem daarvan overtuigd. Het lijdt voor mij geen twijfel dat de jongeman die van een zeer goed verstand is voorzien, zich ook hiervoor ontvankelijk zou betonen. Wat een corruptie overal onder de magistraten, wat een ongebreidelde plunderingen, wat een rampen voor onschuldige boeren, wat een wrede roofpartijen bij het volk, wat een goddeloze oorlogsschermutselingen, wat een slachtingen onder de mensen! Degenen die om het eten van vlees hemel en aarde bewegenGa naar voetnoot9. en van onbenulligheden tragedies maken, hadden moeten adviseren, hoe deze | |
[pagina 372]
| |
toestanden te vermijden waren. Daarom kan ik mij er niet toe zetten te geloven dat serieuze en verstandige mensen met praktijkervaring het iemand moeilijk zullen maken, als hij vanwege een duidelijke lichamelijke noodzaak in zijn eigen huis elke dag zou eten wat zijn gezondheid vereiste. Als zij van hun farizeïsche leermeesters iets van schijnheiligheid hebben opgestoken, dient men hun houding te prijzen. Maar door geleerde en integere mannen die op jou lijken dienen zij in hun oordeel gecorrigeerd te worden. Als het nu zo ver komt dat wij door wereldlijke magistraten tot godsdienstigheid gedwongen moeten worden, kon dan het volk maar bescherming krijgen tegen deze zaken die de pest voor echte godsdienstigheid betekenen. Over hoeveel kwaad heerst dronkenschap! Maar zelfs op Goede Vrijdag is het toegestaan zich te bedrinken tot aan overgeven en de stuipen toe, terwijl voor een zieke wiens leven gevaar loopt, het eten van kip een doodzonde is. Als magistraten zich vroeger tot zorg voor alledaagse dingen verlaagden, troffen zij maatregelen om te voorkomen dat door bedrog gewichten in omvang werden verminderd, de verkoper de prijs voor zijn waren boven wat redelijk was bepaalde, monopolies onder verkopers ontstonden, wijnen werden vervalst, ongezond en rot vlees of vis werd verkocht, dat maaltijden niet meer kostten dan wat gepast was, en dat niemand kostbaarder bouwde of zich kleedde dan zijn geldmiddelen toestonden. Ook al zijn deze zaken nogal onbeduidend, ze dragen toch bij aan het welzijn van de burgers. Overigens schrijven medici en niet de magistraten voor wat iedereen voor zijn noodzakelijke gezondheid thuis zou moet eten of drinken. Indien het rechtmatig is dat wereldlijke magistraten met hun eigen opvattingen het volk verplichten menselijke bepalingen na te leven, diende het veel eerder te gebeuren met wat God heeft voorgeschreven. Terwijl we gezond zijn, plegen we ongestraft overspel, en zieken is het niet toegestaan ongestraft wat voor de gezondheid bevorderlijk is, te eten. Maar als wereldlijke magistraten hun aandacht niet op goddelijke voorschriften richten tenzij het hun goed uitkomt, waarom hanteren zij dan niet een eerlijk recht bij menselijke voorschriften? Ja zelfs, waarom bevalt hun de omgekeerde volgorde? Overal dineert men zonder gestraft te worden en een ei wordt niet ongestraft genuttigd. Toch heeft het pauselijk gezag zowel het een als het ander verboden. Koetsiers en scheepslui voeren op zondagen openlijk handelswaar in en uit en een schoenmaker is het niet toegestaan schoenen te repareren. Ridders zitten op feestdagenGa naar voetnoot10. soms te paard om te jagen en alleen al van het eten van vlees maak ik een drama. Niemand wordt het moeilijk gemaakt, omdat hij op een heilige dag niet naar een heilige preek heeft geluis- | |
[pagina 373]
| |
terd; juist dit draagt tot christelijke vroomheid bij en vooral hiervoor heeft de kerk kerkgebouwen opgericht en zondagen ingesteld. Dikwijls gebeurt het dat terwijl de priester in de kerk tot heesheid toe zijn stem verheft, in een naburig bordeel dobbelaars met dronkemansgeroep hem overschreeuwen. En omdat de magistraat dit toelaat, kan dat ongestraft gebeuren. Wat bewijst dit anders dan dat wij onjuist oordelen? Wij vervolgen strenger wat mensen voorschrijven dan wat God heeft geleerd, en houden hardnekkiger vast aan zaken die voor vroomheid van minimaal belang zijn dan wat van zichzelf heilig en eerzaam is. Gisteren, dat wil zeggen op de zondag die Passiezondag heet,Ga naar voetnoot11. ging ik voor mijn gezondheid met een vriend tegen etenstijd te paard naar buiten en een wonderlijk heldere hemel nodigde daartoe uit. Een grote groep jongemannen kwam ons tegemoet,Ga naar voetnoot12. van wie niemand nuchter was. De meesten liepen te wankelen, anderen vielen steeds weer en weldra werd de ene dronkaard door de andere ondersteund, anderen werden zo meegevoerd dat zij met de rest van hun lichaam op hun dragers steunden en nauwelijks hun voeten bewogen. Een oud mannetje werd als een last hoog op hun schouders gedragen met zijn lichaam zo gebogen, dat zijn voeten je tegemoetkwamen en zijn hoofd van hun rug naar beneden hing, terwijl hij van tijd tot tijd over de benen van zijn dragers braakte. Zo werden ze vroeger, denk ik, ten grave gedragen. De kerels die droegen waren niet veel nuchterder dan degenen die gedragen werden. Ze hadden naar ze zeiden in een naburig dorp gedronken. God heeft soberheid opgedragen en dronkenschap verboden; mensen hebben voorgeschreven een feestdag in acht te nemen. Hier waren beide voorschriften geschonden en niemand meent dat er een misdaad begaan is. Zelfs als iemand een kartuizer zou zien die te veel gedronken had, vindt niemand dat er een misdrijf gepleegd is. Als dezelfde man vlees zou eten, is dat een misdaad die een eeuwige kerker verdient. Wat is er onjuister dan deze oordelen? Terwijl dit wonderlijke schouwspel zich voor onze ogen afspeelde, was intussen het landgoed van SigismundGa naar voetnoot13. te zien, dat in het stadsgebied ligt. | |
[pagina 374]
| |
Onlangs is deze met een gruwelijke terechtstelling ter dood gebracht. Dit was het huis waarin een jaar geleden ongeveer op dezelfde tijd dat ongelukkige diner heeft plaatsgevonden. Sommigen rekenen deze gebeurtenis tot de belangrijkste misdaden waarvoor de ongelukkige man zo afgrijselijk heeft geboet. Persoonlijk kan ik de onbezonnenheid van deze daad niet goedkeuren, hoewel degenen die de man hebben gekend, vertellen dat hij aan maanziekte leed en alleen van tijd tot tijd bij zinnen was. Door zo'n onverwacht voorval kwam die gebeurtenis weer bij mij boven. Heftige tragedies zijn daaruit voortgekomen, die met het schouwspel van dat moment te vergelijken zijn. Omdat dit vaak en als iets normaals gebeurt, vindt niemand het de moeite waard ertegen op te treden, hoewel tegelijkertijd een feestdag ontwijd wordt, men aan de goddelijke eredienst en Gods woord voorbijgaat en tegen een goddelijk gebod zondigt. Dronkenschap is de moeder van twisten, moorden, echtbreuk en bijna alle andere schanddaden; zij vormt voor de staat zo'n verderfelijke gewoonte, dat bij de Saracenen voor dronkaards de doodstraf bestaat. Maar intussen keuren wij, priesters, goed dat wereldlijke vorsten ons gezag steunen door onze voorschriften te beschermen, zonder tegelijk aan het spreekwoord te denken dat de ene muilezel de andere krabt.Ga naar voetnoot14. Want wij worden gedwongen hen van onze kant te steunen, wanneer zij onze rechten en bezittingen voor zich opeisen, onze immuniteiten afnemen, kerkelijke betalingen in beslag nemen en ons met heffingen belasten. Ongetwijfeld komt het aanvaarden van de gunst van vorsten in kerkelijke zaken hierop neer. Maar het is gerechtvaardigd vol trots te verkondigen dat het christelijk geloof uiteindelijk opbloeit, als - hoewel ons leven vol is van eerzucht, strijdlust, hebzucht, ruzies, gevechten, moorden, oorlogen, plunderingen, rivaliteiten, woekerpraktijken, simonie, bedrog, meineden, echtbreuk, losbandigheid en diefstal - wij juist hierdoorGa naar voetnoot15. voor onszelf de reputatie van vroomheid bewaren. Door hun minachting hiervoor hebben de apostelen voor het eerst laten zien dat zij dappere christenen waren. Voordat Petrus zich geheel van het jodendom ontdaan had, had hij een afkeer van de spijzen die de wet van Mozes verboden had. Maar toen hij vanuit de hemel onderwezen was en de kracht van het evangelie ontvangen had, nam hij al het voedsel dat hem beviel. Dit zou ik, mijn zeer geleerde Zasius, niet zeggen om dwazen aan te moedigen die zich als evangelische mannen beschouwen, als zij zonder noodzaak tegen het voorschrift of de gewoonte van de kerk in vlees eten, maar om aan te tonen dat het oordeel van het volk verkeerd is. Ik denk trouwens niet dat de magistraten bij jullie, verstandige en strenge personen, zo bijgelovig | |
[pagina 375]
| |
zijn, dat zij het iemand moeilijk willen maken als die door zijn gezondheid gedwongen eet wat hem bevalt, ook al heeft hij geen dispensatie van de paus. Daarom beschouw ik dit gerucht als volledig ongegrond, totdat ik door een brief van jou ben ingelicht. Wat mijn instelling betreft, word ik overigens zo weinig door weelde geraakt, dat ik voortdurend knollen en koolstronken zou willen eten, als ik met dit voedsel de gezondheid van mijn arme lichaam maar in stand kon houden. Ik betreur het slechts dat ik in deze kwestie een goed excuus heb. Want ik zou liever tienmaal door bisschoppen gestraft willen worden om het eten van vlees dan eenmaal door een niersteen vanwege het eten van vis. Op de dag dat ik hier terugkeerde, ontving ik een tweede schrijven van de paus,Ga naar voetnoot16. dat niet alleen veel eervoller dan het eerste,Ga naar voetnoot17. maar ook hoffelijker was. Daarnaast stuur ik in kopie een brief van de zeer oprechte theoloog Theodorus Hezius, eerste secretaris van de paus, zodat je goed op de hoogte bent van de zaken van je vriend Erasmus.Ga naar voetnoot18. Drie dagen later werd mij het privilege voor Froben bezorgd,Ga naar voetnoot19. dat ik van Ferdinand verkreeg na het sturen van een brief.Ga naar voetnoot20. Mijn brief kwam op tijd,Ga naar voetnoot21. want daags daarna bereidde hij zijn vertrek voor. De vorst was alleen maar van plan naar de landdag te komen om van belangrijke personen afscheid te nemen. Gretig las hij de brief en herkende direct de naam van zijn vriend Erasmus. De dag daarop stelde hij de zaak in een vergadering aan de orde, niet zonder mij eervol te vermelden. Met algemene stemmen werd besloten Erasmus ter wille te zijn, maar de voortreffelijke vorst was hiermee niet tevreden en gaf zijn kanselier nauwkeurige aanwijzingen om op dezelfde dag nog een officiële brief op te stellen, zodat hij deze voor zijn vertrek eigenhandig kon ondertekenen. De brief is opgesteld door Ulrich Varnbüler, een oprechte vriend van me - gratis, tegen de gewoonte van hoffunctionarissen in. Daarna ontving ik een brief van Ferdinand,Ga naar voetnoot22. waarin hij me bedankte en beloofde mijn diensten te zullen belonen. Ik vermoed dat hij de brief zelf heeft opgesteld. De paus en zijn secretarissen heb ik gisteren via een betrouwbare persoon een antwoord gestuurdGa naar voetnoot23. (want het hof van de keizer heeft enkele zaken bij | |
[pagina 376]
| |
de paus lopen en hij is een vriend die mij welgezind is), maar hij had haast. Toch durfde ik ook onvoorbereid te schrijven, vooral omdat de paus in zijn brief om een snel antwoord vroeg.Ga naar voetnoot24. Bijna had ik besloten tot komende augustus hier te blijven en dan of naar Italië te gaan, waarheen behalve de pausGa naar voetnoot25. verscheidene geleerdenGa naar voetnoot26. mij roepen, of naar Frankrijk. Want een bepaalde geur van vrede heeft mijn neus bereikt. Zelf had ik daarvan al een vermoeden gekregen en ik hoop dat dit mij niet bedriegt. Men geeft wat geeist wordt en een verdrag tussen vorsten is gesloten.Ga naar voetnoot27. Beter is het zijn vermogen voor een deel te verliezen dan door een oorlog tegelijk met zijn vermogen ten onder te gaan. Ik wil liever een vrede die gekocht is dan een oorlog die nog meer zal kosten. Jij zult wel zeggen, ik weet het, ‘Jij, een echte Duitser, wat heb jij met de Fransen?’ Integendeel, ik heb zelfs vaak met kapoenen en hennen van doen.Ga naar voetnoot28. Maar alle gekheid op een stokje, de kachels jagen mij uit Duitsland weg en de wijn, waarvan hier geen betrouwbare voorraad is, nodigt mij naar Frankrijk uit.Ga naar voetnoot29. Ik zou nu al weggegaan zijn, als de voortreffelijke Nikolaus,Ga naar voetnoot30. deken en officiaal van de bisschop van Bazel, mij niet een derde vat Bourgondische wijn had gegeven. De vrijgevigheid van de man had ik niet in de gaten. Het eerste vat had hij zelf gestuurd; hij wilde dat het een geschenk was. Ik heb dat toegelaten, omdat ik meende dat ik zoveel vrijgevigheid kon verdragen of terugbetalen. Hij gaf opdracht mij een tweede vat te bezorgen, alsof ik het zou betalen. Toen dit arriveerde, weigerde hij het geld. Zodra hij merkte dat ik opnieuw gevaar liep, zorgde hij voor een derde vat. Ik bood zijn bediende geld aan voordat de bode vertrok. Hij antwoordde dat dit zou gebeuren als de wijn kwam. Toen de wijn kwam, probeerde ik hem de prijs voor twee vaten op te dringen. Maar ik kon van hem niet gedaan krijgen dat hij zelfs maar een cent aannam. Daarom heeft de bijzondere en onverwachte vrijgevigheid van de man, zonder dat ik het verdien, tot gevolg dat ik mij diep bezorgd afvraag, op welke manier ik zoveel weldaden kan beantwoor- | |
[pagina 377]
| |
den. Als jullie van mening zijn dat het in het belang van de wetenschap is dat Erasmus blijft leven, en als mijn verblijf jullie niet onwelgevallig is, hebben jullie dat mede te danken aan de vrijgevigheid van de deken. Mijn kwaal is niet te genezen, maar wordt met de leeftijd steeds erger. De middelen van de artsen zijn verschillend. Juist de feiten leren mij dat de belangrijkste bescherming tegen de kwaal van de wijn komt, en om deze reden is Frankrijk meer gezegend. Toch zal ik mij over twee volkeren verdelen. Mijn geest zal in Duitsland wonen, mijn lichaam in Frankrijk. Geen van beiden hoeven jullie jaloers te zijn, omdat ook het woord zelfGa naar voetnoot31. laat zien dat jullie broers zijn. Toen ik bij jou verbleef, maakte je een afdruk van mijn ring, waarmee je naar ik voorspel ergens een afbeelding van mijn symboolGa naar voetnoot32. wil aanbrengen. Als mijn vermoeden juist is, vraag ik je, mijn beste Zasius, als teken van onze vriendschap deze vulgaire praktijken die geleerden onwaardig zijn, achterwege te laten. Als symbolen van enig belang zijn, is het voldoende dat mijn symbool in mijn boeken is opgenomen. Bovendien zijn de woorden ‘prins’ en ‘held’ je herhaaldelijk ontvallen. Het ontgaat mij niet dat zij alleen maar voortkomen uit je overvloedige genegenheid voor mij. Maar toch moet die genegenheid voor mij ook maken dat jij je niet inlaat met zaken die een vriend belachelijk of gehaat maken. Liefde krijgt van ouders gedaan dat zij juist die liefde matigen en niet aan de genegenheid voor hun zoon toegeven, en zo voorkomen zij dat wie zij met strengheid dienen te corrigeren, door hun liefde bedorven wordt. Al lang word ik belachelijk gemaakt en onder de critici als ‘driemaal de grootste’ bespot. Dit is meer dan genoeg, zelfs als ik hierna niet als ‘prins van de wetenschap’ en ‘held’ word uitgelachen. Hoe onbeduidend ik ook ben, met toewijding zal ik doen wat ik kan. Die roemvolle namen passen bij jou, die in ieder genre van de humaniora zo geacht, bedreven en volmaakt bent, dat het jou naar mijn mening in niets aan het grootste geluk ontbreekt, behalve dat het jou niet gegeven was in een beroemde stad en bij een befaamde universiteit te leven. Desondanks is Zasius groot door zijn gaven, waar hij ook maar verblijft. Toch is het om roem, een hoge positie en rijkdom te verkrijgen van belang of je in Athene of SeriphusGa naar voetnoot33. woont. Groet namens mij de rectorGa naar voetnoot34. en met hem alle belangrijke personen en studenten van je universiteit. Ik weet hoeveel ik aan hen allen te danken heb. | |
[pagina 378]
| |
Als ik geen mogelijkheid heb mijn dank te betuigen, zal ik elk geval geen gelegenheid nalaten om te verklaren dat ik hen niet vergeten ben. Moge de almachtige Christus je eerbiedwaardige ouderdom langdurig in goede gezondheid voor een onberispelijke levenswandel en de beste studies laten voortduren. Vaarwel, Bazel, 20 [februari] 1523 Je zult wel zo vriendelijk zijn mij per brief te laten weten, als er volgens jou iets is waarmee ik die magistraat van je een plezier kan doen. Wat hij deed,Ga naar voetnoot35. was meer dan ik verdiende. De man die ervoor zorgde dat over een nieuw geschenk werd gesproken, deed dat wellicht als een vriend voor zijn vriend, maar hij deed het niet tot mijn genoegen. Hetzelfde zou in Bazel gebeuren bij mijn recente terugkeer.Ga naar voetnoot36. Maar toen ik dat van Baer te weten was gekomen, heb ik mij er met hand en tand tegen verzet om iets naast het gebruikelijke wijngeschenk te ontvangen. Opnieuw vaarwel. |
|