De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 9. Brieven 1252-1355
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 362]
| |
1352 Aan Adrianus VI
| |
Erasmus van Rotterdam groet Adrianus VIHeilige vader, zo betrouwbaar als de bezorger van uw briefGa naar voetnoot1. mij hoe dan ook leek, zo onverwacht diende hij zich na het middagmaal aan, en daags daarna zou hij bij de dageraad weer vertrekken. Daarom was ik bijna van mening dat het verstandiger was aan zo'n grote vorst over een dermate lastige kwestie helemaal niets te schrijven dan dit voor de vuist weg te doen. Maar Uwe Heiligheid dringt in beide brievenGa naar voetnoot2. - want beide heb ik ontvangen - bij mij zo aan, verzoekt mij met klem en bezweert mij bijna om, als ik een plan heb om deze woelingen tot bedaren te brengen, dit naar beste kunnen kenbaar te maken. Daarom zal ik, aangezet door uw gezag en in vertrouwen op uw waarlijk pauselijke mildheid, al improviserend antwoorden. Uitvoeriger zal ik u schrijven, zodra ik meer tijd heb en de brievenbezorger betrouwbaarder is. Het was zowel veiliger als eenvoudiger deze zaken onder vier ogen te bespreken en dit lag uitdrukkelijk in mijn bedoeling. In uw welwillendheid nodigt u mij hiertoe buitengewoon vriendelijk uit. Maar ik word gedwongen de bevelen van een zeer wrede tiran te gehoorzamen. ‘Wie is dat?’ zult u zeggen. Hij is veel wreder dan Mezentius en Phalaris.Ga naar voetnoot3. Zijn naam is niersteen. Bij u is de pest wel opgehouden en de winter voorbij; maar de reis, ook al is hij nu veilig, duurt lang vanwege de besneeuwde Alpen, de kachels, waarvan alleen de stank al mij van mijn adem berooft, de smerige en oncomfortabele herbergen en de zure wijnen, waarvan het proeven voor mij onmiddellijk een gevaar vormt. Als mijn gezondheid goed genoeg was, zou een reis via Frankrijk veiliger zijn. Maar het zal gebeuren, wanneer de Heer het wil. Intussen maak ik de Heer Jezus tot getuige van mijn geweten, dat ik al wat ik zal schrijven, met een eerlijk en oprecht hart doe. Geen andere sterveling dan wij zal deze brief lezen. Als iets u aanstaat, moet u het gebruiken; als iets u niet bevalt, moet u het als niet geschreven beschouwen. Beschikte ik maar over de middelen die u aan mij toeschrijft om dit me- | |
[pagina 363]
| |
ningsverschil aan banden te leggen. Ik zou dan niet aarzelen om met het verlies van mijn leven deze algemene rampen te genezen. In de eerste plaats overtreffen velen mij in schrijfstijl en deze zaak wordt niet alleen met stijl afgedaan. Mijn geleerdheid is ver beneden de middelmaat en als ik er iets van bezit, is zij uit oude schrijvers geput, zodat zij geschikter is voor een preek dan voor een strijd. Wat zou verder het gezag van deze eenvoudige man kunnen uitrichten? Zou soms het gezag van Erasmus kunnen gelden, bij wie het gezag van zoveel universiteiten, zoveel vorsten en zelfs van de paus geen gewicht heeft? Gesteld dat ik enig aanzien had, is dit zo afgenomen, dat het bijna niets meer voorstelt, volledig verdwenen is of zelfs in haat veranderd. Vroeger werd ik in honderden brieven als driemaal grootste held, vorst van de letteren, ster van Duitsland, zon van de wetenschap, leider van de humaniora en beschermer van een eerlijker theologie beschreven, nu zwijgt men over mij of schildert mij met heel verschillende kleuren af. Aan nietszeggende titels, waarmee ik alleen maar belast werd, heb ik geen boodschap. Wat voor beledigingen slingeren velen nu naar mijn hoofd, met wat voor verbitterde geschriften bestoken ze mij, met wat voor dreigingen jagen ze mij schrik aan! Want er waren mensen die mijn ondergang aankondigden als ik mij in iets zou roeren. Intussen roepen anderen luid dat ik het eens ben met de aanhangers van Luther en eisen dat ik niets tegen hem schrijf. Maar mensen die Luther krachtig steunen, zijn ontevreden over het feit dat ik Luther zeer vaak en heftiger dan betaamt aanval. Juist in brieven aan zijn vrienden klaagt Luther hierover. Duitsland is een uitgestrekt gebied en rijk aan uitmuntende geleerden. Toch is niet alleen dit land hem zeer toegenegen. Ik zou niet durven beschrijven in hoeveel gebieden en hoe diep de sympathie voor Luther en de afkeer van het woord paus zich in de geest van het volk hebben gehecht. Verder kan men zich nauwelijks voorstellen hoe koppig die geleerden zijn; zelf noemen zij het standvastigheid. Degenen die veel van de humaniora houden, keren zich niet in groten getale van hen af. Treurend en zuchtend bericht ik u deze feiten, heilige vader; ach, waren ze maar onjuist! Met alle geleerden had ik een heel aangename vriendschap; alleen al door het bezit hiervan meende ik dat ik gelukkig was. Ik had bijna liever willen sterven dan zoveel vriendschappen te verbreken en - zou ik bijna zeggen - mij de haat van de wereld op de hals te halen. Toch wilde ik dit liever dan partijdig lijken. Tot nu toe heb ik van deze instelling geen spijt. Ik zal hier niet vermelden wat een wellicht ongeneeslijke tragedie ik had kunnen veroorzaken, als ik mij aan de hartstochten van enkele lieden had overgeleverd.Ga naar voetnoot4. Ik wil liever van de dank die ik verdien, afstand doen dan een ge- | |
[pagina 364]
| |
heim verklappen. Voor mij zelf verlang ik geen dank als ik mij van een slechte daad heb onthouden, hoezeer de tegenpartij dit ook godsdienstigheid noemt. Als ik mij vanwege mijn gezondheid en ouderdom verontschuldigd had en in deze kwestie niets had ondernomen, zou men mij naar ik meen dankbaar moeten zijn. Ik heb nu met zoveel brievenGa naar voetnoot5. en in zoveel geschriften aangetoond dat er geen sprake van is dat ik een pact met Luther heb. Ik heb iedereen elke hoop op mijn medewerking ontnomen en zelfs niet toegestaan bij het volk mijn naam als dekmantel te gebruiken. In het openbaar heb ik over deze turbulente kwestie negatief geadviseerd,Ga naar voetnoot6. privéGa naar voetnoot7. heb ik degenen bij wie ik dat kon, in bedwang gehouden, teruggeroepen of in elk geval tot matiging aangespoord. En ik heb iets bereikt: sommigen bedanken mij voor mijn betrouwbare adviezen. Hoe vaak heb ik openlijk de lasterpraat van Luther verwenst. Wie was meer dan ik verontwaardigd over het feit dat hij met de naam van de koning van Engeland zo oneerbiedig was omgegaan?Ga naar voetnoot8. Terwijl ik in Duitsland hiermee bezig ben, word ik intussen in Rome aan woedende en meer dan beledigende pamfletten overgeleverd.Ga naar voetnoot9. In Brabant word ik niet langer alleen bij maaltijden en in rijtuigen, maar ook bij openbare preken en officiële lezingen voor ketter, ketterleider, scheuringmaker en vervalser uitgemaakt. Dit is zo vaak en openlijk gebeurd, dat het niet valt te ontkennen. Als Uwe Heiligheid bij het volk informeert, zult u van iedereen hun namen horen.Ga naar voetnoot10. De partij van Luther telt enkele aanhangers die zijn zaak zo bevorderen, alsof zij zichzelf vervloekt hebben, als zij deze zaak niet op allerlei manieren in hun macht krijgen. En de mensen in BrabantGa naar voetnoot11. denken dat zij de zaak van de paus op hun schouders torsen. Zij verkondigen dat er in de werken van Luther niets verderfelijks staat dat ook niet in mijn boeken voorkomt. Nog geen enkele passage hebben zij kunnen noemen, waarin ik het met Luther eens ben. Zij interpreteren enkele kwesties, dat is waar, maar op een heel verkeerde manier; zij uiten vermoedens, maar heel doortrapt. Zo kan ik honderd plaatsen uit de brieven van Paulus verzamelen die overeenstemmen met wat in de boeken van Luther veroordeeld is. Wat een ongelukkig voorbeeld, als mensen gaan eisen dat men hen in een geloofszaak | |
[pagina 365]
| |
gelooft! Want wat brengen zij anders tot stand dan dat zij, door zich openlijk te richten op hun persoonlijke verlangens, de zaak van het geloof ondermijnen, hun gezag tenietdoen en de haat van het volk tegen de paus verergeren? Veel heb ik geschreven voordat ik vermoedde dat er een Luther geboren was of dat iemand droomde dat deze generatie zou ontstaan. Bijna alles, geef ik toe, heb ik in haast geschreven, want dit is een aangeboren gebrek van mij. Toch heb ik mij altijd aan het oordeel van geleerden en vooral van de kerk onderworpen. Veel mensen heb ik gevraagd mij erop te attenderen als iets in mijn werken te verbeteren viel. Zij die toen zwegen of met mijn werken instemden, veroordelen na het verschijnen van Luther wat zij goedgekeurd hadden. In alles leveren zij kritiek op mij. Onder iedere steen schuilt, zoals men zegt, een slang:Ga naar voetnoot12. dit is verdacht, dit wekt ergernis, dit is oneerbiedig gezegd. En hoewel er geen enkele veroordeling van een universiteit of een bisschop tegen mij is uitgesproken, verkondigen zij toch op persoonlijk gezag dat ik een ketter en een ketterleider ben. Welke geest, hoe standvastig ook, zou door dit onrecht niet naar de tegenpartij gedreven worden? Desondanks heeft geen geweld mij van het rechte pad kunnen afbrengen. En toch is dit de manier waarop Arius en Tertullianus hun eerste stoot hebben gekregen. Laat daarom Uwe Heiligheid nagaan of u vindt dat deze persoon het verdient aan de onbeheerste haatgevoelens van enkele lieden overgeleverd te worden en of dit bevorderlijk is voor de zaak die in uw handen rust. Wie welwillend tegenover de zaak van de paus staan, doen hun best om van ketters orthodoxen te maken, afvalligen terug te roepen en weifelaars te steunen. Het is ook het advies van Uwe Heiligheid, dat dit op een verstandige en christelijke wijze gebeurt. Maar zij, de steunpilaren van de godsdienst en de wankelende kerk, duwen weifelaars om, vervreemden vrienden van zich, maken van orthodoxen ketters en misvormen wat op een goede manier gezegd is. Moet ik niet terecht om mijn hoge leeftijd treuren, ik die als een muis in de pek, zoals het spreekwoord luidt,Ga naar voetnoot13. in deze wereld terecht ben gekomen? Velen zijn door Luther tot aanzien en rijkdom gekomen,Ga naar voetnoot14. sommigen hadden er voordeel bij aanhanger van Luther te zijn. Wat is ongelukkiger dan mijn situatie? Terwijl ik dag en nacht met mijn levenswijze en financiën de belangen van iedereen dien, krijg ik geen andere beloning dan dat ik aan twee kanten verscheurd word. Maar Uwe Heiligheid biedt een middel tegen deze rampen. ‘Begeef u naar | |
[pagina 366]
| |
Rome,’ zegt u, ‘of schrijf zo vijandig mogelijk tegen Luther. U moet alle aanhangers van Luther de oorlog verklaren.’ Wanneer ik om te beginnen hoor: ‘Begeef u naar Rome,’ gebeurt hetzelfde als wanneer iemand tot een kreeft zou zeggen: ‘Vlieg’. De kreeft antwoordde: ‘Geef mij vleugels.’ En ik zou zeggen: ‘Geef mij mijn jeugd en mijn gezondheid terug.’ Was deze verontschuldiging hier maar minder terecht. Het zou te lang duren om de redenen te noemen die mij ertoe gebracht hebben nog steeds in Bazel te blijven. Ik zou voor één keer nog het volgende durven zweren: als ik iets nuttigers voor het christendom had gezien, had ik het met gevaar voor mijn eigen leven gedaan. Nooit ontbrak het mij aan de wil iets tot stand te brengen, wel aan de hoop vorderingen te maken. Maar wat is dwazer dan een kwaad dat in goede rust verkeert, te beroeren, als men niets anders kan verwachten dan een grotere ramp? Met klem verzoek ik u toe te staan dat uw schaapje voor een poosje vrijuit tegen zijn herder mag spreken. Gesteld dat mijn gezondheid het zou toestaan, wat zal ik dan in Rome tot stand brengen? Zal ik op een afstand blijven van de aanhangers van Luther? Dat doe ik nu al zoveel mogelijk, want ik heb geen enkel contact met hen. Daarom loop ik, voor zover het mijn houding betreft, bij hen geen enkel gevaar. Verder zal ik als het erop aankomt hen terecht te wijzen, sneller wat bereiken als ik in hun buurt ben dan wanneer ik mij op grote afstand bevind. Wat kan een arts voor zieken doen, als hij zich ver van hen verwijdert? Wanneer het gerucht zich hier verspreid had dat ik naar Rome was ontboden, wat voor gemompel ontstond er dan onmiddellijk bij lieden die riepen, dat ik daarheen snelde om buit op te halen!Ga naar voetnoot15. Wat voor gewicht zal het hebben, als ik iets bij u schrijf en door beloningen omgekocht ben, zoals hun overtuiging is. Bij u kan ik wellicht veiliger leven of schrijven; maar dat betekent voor mij zelf zorgen, niet voor de zaak. Als ik tegen Luther gematigd en beschaafd schrijf, zal men denken dat ik grappen met hem maak. Maar als ik zijn eigen stijl navolg en zijn aanhangers tot oorlog uitdaag, wat zal ik dan anders bereiken dan horzels op te jagen? Tot nog toe, geef ik toe, heb ik op allerlei manieren vriendschap met geleerden onderhouden. Want ik zie dat ik op deze wijze meer bereik. Maar tot nu toe, zult u zeggen, hoor ik niets dan klachten; ik verwacht een plan. Wat ik tot hier toe heb gezegd, is een deel van het plan. Verder zie ik om te beginnen dat velen van mening zijn dat men deze kwaal met strengheid moet genezen. Maar ik vrees dat de afloop van de gebeurtenissen leert, dat dit plan voordien niet goed doordacht was. Want meer dan ik zou willen zie ik het gevaar dat de zaak op een gruwelijke slachting uitloopt. Ik heb het niet meer over wat zij verdienen, maar wat voor de algemene rust bevorderlijk is. | |
[pagina 367]
| |
Dit kwaad heeft zich te ver verbreid dan dat het met wegsnijden of dichtschroeien te genezen valt. Ik geef toe dat vroeger in Engeland door de macht van de koningen de partij van WycliffsGa naar voetnoot16. aanhangers op deze wijze onderdrukt is, maar eerder onderdrukt dan uitgeroeid. Toch weet ik niet of wat toen in dat koninkrijk mogelijk was en volledig van het bevel van één persoon afhing, hier in zo'n uitgestrekt gebied dat onder zoveel vorsten is verdeeld, kan gebeuren. Als het besluit vaststaat dit kwaad met gevangenschap, geseling, verbeurdverklaring, ballingschap, berisping en terechtstelling te vernietigen, zou mijn plan in elk geval helemaal niet nodig zijn. Ik zie trouwens dat u met uw zeer zachtmoedige aard voor een geheel verschillend plan geporteerd bent, omdat u die kwade zaken liever geneest dan bestraft. Dit zou geen probleem hoeven zijn, als iedereen dezelfde aard had als u, zodat zij hun persoonlijke verlangens, zoals u schrijft, achterwege laten en oprecht de glorie van Christus en het heil van het christenvolk willen behartigen. Maar indien iedereen persoonlijk op zijn eigen voordeel gericht is, als de theologen eisen dat hun gezag overal in ere wordt gehouden, als monniken niet toelaten dat zij iets van hun voordelen kwijtraken, als vorsten aan al hun rechten verbeten vasthouden, zou het bijzonder moeilijk kunnen zijn voor het algemeen belang op te treden. De eerste taak zal zijn de bronnen op te sporen, waaruit dit kwaad zo vaak voortkomt. Voor alles moet men deze genezen. Verder zou het dan nuttig zijn, als opnieuw vrijstelling van straf aan mensen werd aangeboden die op grond van de overtuiging en de aandrang van anderen gedwaald hebben, of liever amnestie voor alle vroegere vergrijpen die door een soort noodlot begaan lijken te zijn. Als God iedere dag zo met ons omgaat en alle zonden vergeeft, als een zondaar berouw heeft, wat verbiedt dan Gods plaatsbekleder hetzelfde te doen? Laten intussen magistraten en vorsten paal en perk stellen aan vernieuwingen die heel weinig bijdragen aan godsdienstigheid en heel veel aan opstandigheid. Als dat mogelijk was, zou ik ook wensen dat toestemming voor het drukken van pamfletten beperkt werd. Naast deze voorstellen moet de wereld hoop geboden worden op verandering van bepaalde zaken; zijn klacht dat ze een belasting vormen, is terecht. Bij het aangename woord vrijheid zullen allen weer op adem komen. Daarvoor moet men op alle mogelijke manieren zorg dragen, voor zover dat zonder nadeel voor de godsdienst mogelijk is. Men moet zorgen voor de vrijmaking van het geweten van mensen en intussen niettemin de waardigheid van vorsten en bisschoppen beschermen. Maar deze waardigheid moet men afmeten aan | |
[pagina 368]
| |
die zaken waarin hun waardigheid werkelijk is gelegen, zoals men dat ook moet doen met de vrijheid van het volk. Uwe Heiligheid zal zeggen: ‘Wat zijn die bronnen of wat zijn die punten die veranderd moeten worden?’ Naar ik denk moet men voor de beoordeling hiervan mensen uit afzonderlijke landen uitnodigen. Zij dienen onkreukbaar, gewichtig, zachtmoedig, aanzienlijk en evenwichtig te zijn. Hun mening... |
|