De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 9. Brieven 1252-1355
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1330 Aan Jacob Ziegler
| |
[pagina 180]
| |
sen, die voor betere zaken geschikt zijn, naar dergelijke twisten weggeroepen worden. Maar hoewel geen fout verder van mij afstaat dan afgunst, benijd ik toch Zúñiga - mogen de muzen het mij niet kwalijk nemen - vanwege de stijl en de inhoud van zijn werk. Meer dan veertig keer heb ik er spijt van gehad, dat ik ooit met die schurftige figuur in aanraking ben gekomen. Ik ben vastbesloten hierna alles liever te verdragen dan aan hem woorden vuil te maken. Weet dat ik beide brieven heb ontvangen.Ga naar voetnoot2. Want dat ik je laatste brief niet heb beantwoord, had geen andere reden dan gebrek aan vrije tijd, dat groter is dan iemand zou kunnen geloven. Een groot deel van de tijd eist mijn gezondheidstoestand op, die herhaaldelijk slecht is. Verder zit in het uitgeven van boeken zoveel werk, dat twee Herculessen nauwelijks voldoende zijn.Ga naar voetnoot3. Daarbij komen van alle kanten zoveel brieven, dat ik alleen tegen die taak niet opgewassen kan zijn, ook al zou ik mijn uiterste best doen. Voor mij was jouw vergissing heel aangenaam: zij bezorgde mij zo'n uitvoerige en tegelijk fraai geschreven brief. Want ik vroeg je niet om advies of ik Zúñiga moest antwoorden, maar ik spoorde je vriendelijk aan niets tegen hem te schrijven, omdat je niets anders dan een horzel kwaad zou maken. Omdat het juist dit is waar die Thraso naar verlangt, namelijk dat hij in geschriften van veel mensen op welke manier ook maar geroemd wordt, verdient hij eerder in nonsenspoëzie van rijmelaars als een ezel door bijen opgejaagd te worden. Wat jij wilt dat ik met je boek doe, maak je mij niet duidelijk. En ik kan daaruit niet afleiden of jij de verdedigingsgeschriften hebt gelezen, waarmee ik twee keer op Zúñiga en daarna op Carranza heb gereageerd.Ga naar voetnoot4. Want ik vermoed wel dat deze via de boekhandelaar ClaudioGa naar voetnoot5. naar waar jij woont zijn gebracht. Ik kon mij onvoldoende een beeld vormen van de volgorde die jij in je boek hebt aangehouden. In elk geval heeft je broer,Ga naar voetnoot6. die het heeft overgeschreven, heel veel spelfouten gemaakt. Wat je ook maar over dit boek besluit: ik zou je willen aanraden om, als je wilt dat het werk over de samenhang van de vier evangeliën waarmee je begonnen bent, ooit het licht ziet, dit niet met de naam van Zúñiga te bederven. Doe dat ook niet met enig ander werk waarmee je denkt een overwinning te behalen. Want wat heeft dat voor voordeel? Dat hij zich gaat schamen? Je zou sneller een steen kunnen laten blozen. Dat hij weer bij zinnen komt? Zijn geest is deerniswek- | |
[pagina 181]
| |
kend. Of dat de wereld weet dat er een monster is geboren? Als hij dit resultaat behaalt, zal het hem zeer welkom zijn. Dat Rome een man heeft gesteund die openlijk tegen mij zijn waanzin uitleeft, was voor mij voldoende om te raden hoe weinig betrouwbaar sommige mensen daar zijn. Mij ontgaat het niet op wiens instigatie hij dit gedaan heeft, hoewel de man van nature een lasteraar en voor zo'n vertoning geschikt is. Dat verder de oude kardinaal, zijn landgenoot, bijgenaamd van Santa Croce,Ga naar voetnoot7. hem steunt en met zijn hechte vriendschap eert, wat is dat anders dan het zogenaamde deksel dat op een potje past?Ga naar voetnoot8. Wat de hogepriester betreftGa naar voetnoot9. wil ik graag hopen op wat voor mij beter is. Wat mij aangaat weet ik in elk geval dat hij nog geen gehoor heeft gegeven aan de haat die enkelen tegen mij koesteren. Want er zijn bij ons drie furiën, die uit haat tegen de humaniora deze tragedie veroorzaken, de dominicaan Jacob van Hoogstraten, Vincentius van AlkmaarGa naar voetnoot10. van dezelfde orde en de karmeliet Nicolaas Baechem. En dan is er iemand die je terecht aan hen zou kunnen toevoegen, des te schadelijker omdat hij alles in het verborgene doet en van de dwaasheid van anderen geniet of eerder misbruik maakt.Ga naar voetnoot11. Omdat zij bij alle goede mensen gehaat zijn en van dag tot dag meer gehaat worden, hebben zij de partij van Luther veel geholpen. Wat een reis van mij naar Rome betreft: daar hoef je geen redenen voor aan te dragen. Er is één excuus meer gerechtvaardigd dan ik zou willen: mijn leeftijd die meer last veroorzaakt, mijn zwakke lichaam en bovendien een niersteen, een fatale ziekte waarmee ik maar al te goed bekend ben. Wat je me opdraagt met je brieven te doen,Ga naar voetnoot12. is tot nu toe door mij uitgevoerd en zal ik ook in de toekomst uitvoeren. Ik zal je Athanasius die door Reuchlin in het Latijn is vertaald,Ga naar voetnoot13. via deze bode toesturen, als ik een exemplaar kan krijgen, en tevens de Apotheosis van je vriend Reuchlin.Ga naar voetnoot14. Johann Froben is jou toegewijd en wil graag bij je aanbevolen zijn. Het ga je goed. Bazel, 22 december 1522 |
|