De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 9. Brieven 1252-1355

1326 Aan Heinrich Stromer
Bazel, 5 december 1522

Erasmus van Rotterdam groet de arts Heinrich Stromer

Zeer geachte heer, omdat stilzwijgen aan veel vriendschappen een eind heeft gemaakt,^1. wil ik tenminste mijn vriend Stromer met deze brief begroeten en plechtig verklaren dat de herinnering aan jou bij mij nog niet is verdwenen en ook nooit verloren zal gaan. Ik zou graag willen weten wat er met Petrus Mosellanus is gebeurd. Want hij had mij uitvoerig over zijn komst naar mij geschreven^2. en intussen komt er zelfs niet een klein berichtje over deze man. Hij had me ook geschreven^3. dat de zeer illustere Georg een koninklijk geschenk voor mij had bestemd, want dit woord gebruikte hij. Zoals ik zeker geen geschenk van die vorst verdien, zo verwacht ik er ook geen. Ik ben trouwens ook niet iemand die erg graag geschenken probeert te krijgen.^4. Maar als hij iets van plan is, zou ik niet willen dat de welwillendheid van een voortreffelijke vorst voor hem zelf en voor mij verloren gaat. Het ga je goed, Bazel, 5 december 1522

1. Adagia 1026.

2. Zie brief 1305.

3. Dit wordt in brief 1305 niet gemeld.

4. Zie brief 1341a, p. 294-298.