De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 9. Brieven 1252-1355
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1324 Van Adrianus VI
| |
Paus Adrianus VI aan zijn geliefde zoon Erasmus van RotterdamGeliefde zoon, wij groeten u en geven u de apostolische zegen. Uw brieven, zowel de brief die u eigenhandig aan ons hebt gerichtGa naar voetnoot1. als de brief die aan het begin van het commentaar op Arnobius is afgedrukt en waarin u dat werk aan ons opdraagt,Ga naar voetnoot2. hebben wij een eerste en een tweede keer met veel genoegen gelezen. Zowel omdat de brieven afkomstig waren van u, die wij vanwege uw bijzondere geleerdheid altijd zeer hoog gewaardeerd hebben, als omdat zij blijk gaven van een bijzonder plichtsgevoel tegenover ons en onze godsdienst. Want hoewel het ons vanwege zeer drukke bezigheden | |
[pagina 169]
| |
nog niet mogelijk was Arnobius te lezen, zijn wij er toch van overtuigd dat hij een heel goede auteur moet zijn. Dit op grond van wat wij tot nu toe zogezegd in haast van hem geproefd hebben, verder vanwege zijn eerbiedwaardige vroege leefjaren, het onderwerp dat hij behandelt en vooral uw aanbeveling. Omdat u schrijft te vrezenGa naar voetnoot3. dat wij door vijandigheden en roddels van sommige mensen u ervan verdenken de partij van Luther aan te hangen, willen wij dat u zich hierover geen zorgen maakt. Weliswaar is, om eerlijk te zeggen, uw naam toevallig in deze kwestie door deze of geneGa naar voetnoot4. die u bepaald niet welgezind is, ons enkele keren genoemd, maar wij willen vanwege onze aard, onze gewoonte en bovendien vanwege de herderlijke taak die we hebben, toch niet zonder meer gehoor geven aan ongunstige berichten die wij ontvangen over geleerde personen die om hun godsdienstigheid bekend staan. Hoe meer wij weten dat zij door een bijzondere geleerdheid uitmunten, des te meer merken wij ook dat zij aan de tanden van de afgunst zijn blootgesteld. Op grond van de genegenheid die wij voor u koesteren en vanwege ons verlangen naar een goede naam en eerlijke reputatie voor u, sporen wij u niettemin aan tegen de nieuwe ketterijen de schrijfstijl te hanteren die, zeer vruchtbaar als hij is, u door goddelijke welwillendheid is verleend. Om veel redenen zou u terecht moeten geloven dat deze taak door God bij uitstek voor u is gereserveerd. Want u beschikt over grote intellectuele capaciteiten, een veelzijdige geleerdheid en een vaardigheid in het schrijven, die naar wij ons kunnen herinneren nauwelijks een ander, om niet te zeggen niemand bezit. Daarnaast bezit u ook bij die volkeren waar dit kwaad is ontstaan, zeer veel gezag en aanzien. U moet deze gaven zeker gebruiken tot eer van Christus en ter verdediging van de heilige kerk en het geloof. Hij heeft u deze met zijn zeer milde vrijgevigheid geschonken. Daarom verlangen wij dat u vooral ervoor zorgt, dat u degenen die u in de kwestie Luther verdacht proberen te maken, op deze manier uiteindelijk het zwijgen oplegt. En dat u uw inspanningen die u zo lang aan de bevordering van de humaniora en het verbeteren en verrijken van de Heilige Schrift hebt besteed, met deze zo heilige taak bekroont. Geen taak kan God welgevalliger en voor de ware katholieken wenselijker zijn, geen taak kan beter passen bij u, uw talent, uw geleerdheid en uw welsprekendheid. Verwacht daarom niet dat u ooit een gunstigere gelegenheid geboden wordt om een grotere dienst aan God en een rijkere weldaad aan uw volk, ja zelfs aan de hele christenheid te kunnen bewijzen. Die ketterijen, even dwaas | |
[pagina 170]
| |
en onbeholpen als goddeloos, heeft Maarten Luther niet uitgevonden, maar zijn afkomstig van oude ketterse leiders, die de katholieke kerk en de kerkvaders zonder twijfel door inspiratie van de Heilige Geest vaak veroordeeld en als het ware opnieuw uit de onderwereld aan het daglicht gebracht hebben. - Ach, zij tasten zoveel zielen van uw broeders dagelijks aan en veroorzaken overal afschuwelijke verwarring! - Door de voorbeelden en de prijzenswaardige ijver van uw Hieronymus, Augustinus en andere kerkvaders na te volgen zou u de ketterijen met zeer sterke argumenten en met het gezag van de Heilige Schrift in verwarring kunnen brengen, kunnen verwijderen en verdrijven. U hebt, Erasmus, met bewonderenswaardige ijver en groot succes tot op heden veel geschreven dat, hoewel het voor alle geleerden van groot nut is geweest, toch in vergelijking tot het werk waartoe wij u uitnodigen en waarom alle gelovige mensen u eenstemmig smeken, minder noodzakelijk lijkt. Want de eerstgenoemde werken hebben alleen nut voor geleerden, maar het laatstgenoemde zal als God ons gunstig gezind is een gemeenschappelijke vrede en rust voor alle christenen als gevolg hebben. Omdat dit, geliefde zoon Erasmus, zo is, vraag ik u, die vanaf uw jonge jaren tot nu toe als het ware langs alle trappen omhoog bent geklommen en de humaniora waarmee u zich hebt beziggehouden, altijd al denkend en schrijvend met alle inspanning vooruit hebt geholpen: onttrekt u zich niet langer aan deze zaak, die bij uw geleerdheid, uw beroep en uw leeftijd zo goed past. Want de ijver om te schrijven is bij u nog altijd volop aanwezig, uw oordeel is veel betrouwbaarder geworden en een veel rijkere kennis is erbij gekomen. U zou deze taak niet op redelijke gronden kunnen afwijzen, omdat u misschien vanwege uw diepgewortelde bescheidenheid zegt dat u hiertegen niet opgewassen bent. Want behalve dat het tegendeel het geval is, zoals iedereen weet en de werkelijke situatie is, zult u als u zich voor deze zaak inzet bijstand ontvangen van God. Hem zult u in deze zaak dienen. Ook de rechtvaardige zaak van het geloof zal u helpen, u die tegenover de listen en aanvallen van ketters altijd overwinnaar bent geweest en ongetwijfeld ook zult zijn, hoewel God met zijn rechtvaardige oordeel vanwege de enorme misdaden van mensen en vooral van de geestelijkheid het scheepje van zijn kerk in deze stormachtige golven enigszins in nood laat verkeren. Of denken wij dat dezelfde God van ons zijn bruid de kerk, die hij met zijn kostbaar bloed heeft verworvenGa naar voetnoot5. en aan wie hij beloofd heeftGa naar voetnoot6. trouw te zullen zijn tot aan het einde van de wereld, zal verlaten? Zal hij niet liever diegenen beschamen die niet aarzelen hun hoogmoedige en verdorven geestGa naar voetnoot7. te verheffen te- | |
[pagina 171]
| |
gen de kennis van God en tegen de katholieke waarheid? ‘Hun vonnis,’ zoals de apostel PetrusGa naar voetnoot8. zegt, ‘laat niet lang op zich wachten en hun verderf sluimert niet.’ En de profeet zegt in de psalm:Ga naar voetnoot9. ‘Ik zag de goddeloze verheven boven de ceders van de Libanon, ik ging er voorbij en zie, hij was er niet. Ik heb hem gezocht, en zijn plaats is niet gevonden.’ Het lijdt voor ons geen twijfel dat dit ook Luther en zijn medeplichtigen spoedig zal overkomen, als zij niet bij zinnen komen. Zoals zij zelf naar het vlees leven en gezag minachten, doen zij hun best iedereen aan hen gelijk te maken. Zult u daarom weigeren uw pen te scherpen tegen de dwaasheid van diegenen die God onmiskenbaar al van zijn aanschijn heeft verwijderd en duidelijk aan een verwerpelijk denkenGa naar voetnoot10. heeft overgeleverd, met als gevolg dat zij zeggen, verkondigen en doen wat ongepast is? Door hen wordt de hele kerk van Christus in verwarring gebracht, ontelbare zielen raken met hen in de schuld van de eeuwige verdoemenis verstrikt. Sta daarom op om Gods zaak te helpen en gebruik de gaven van uw uitmuntende talent tot zijn eer, zoals u tot op de dag van vandaag hebt gedaan. Denk eraan dat op u de taak rust om door uw inspanning en met Gods hulp een groot deel van hen die door toedoen van Luther zijn afgevallen, op het rechte pad terug te brengen en te zorgen dat zij die nog niet zijn gevallen, standvastig blijven en dat degenen die wankelen en bijna vallen, tegen hun val beschermd worden. Hoe welgevallig deze taak voor God en hoe aangenaam hij voor de oprechte katholieken zal zijn, kunt u zelf gemakkelijk begrijpen. U moet zich ook de woorden herinneren van de heilige apostel Jacobus. Deze verklaartGa naar voetnoot11. dat wie zijn broer die van de waarheid afdwaalt, tot inkeer brengt en een zondaar van zijn dwaalweg terugroept, hem van de dood redt en voor hemzelf een massa zonden bedekt. Wij kunnen beslist niet zeggen hoe groot de dienst is die u bewijst, als mensen die met deze slechte ketterij zijn besmet, met uw medewerking uit zichzelf eerder bij zinnen komen dan dat zij wachten op de slagen van de bestraffende stok van kerkelijke voorschriften en keizerlijke wetten. Hoe ver dit van onze aard af staat, weet u, naar wij menen, zelf zeer goed sinds het moment dat wij samen met een aangename vrijheid voor heilige studies nog als privépersonen in Leuven leefden. Als u deze medewerking die wij u nadrukkelijk vragen, omdat wij verlangen naar het heil van de ons toevertrouwde schapen en naar rust onder de christenen, met nog grotere dienstbaarheid wilt uitbreiden, zorg dan dat u, | |
[pagina 172]
| |
wanneer de winter voorbij en de lucht in Rome, die al enkele maanden van de pest te lijden heeft,Ga naar voetnoot12. gezuiverd is, zo spoedig mogelijk naar ons komt, maar wel in goede gezondheid en opgewekt. Uw komst zal ons en de vrienden die u hier hebt, zeer welgevallig zijn. Bij dit werk dat u zowel verplicht als in staat bent te doen, zult u veel hulp hebben van de grote hoeveelheid boeken bij ons en van veelvuldige gesprekken met vrome en geleerde mensen over deze onderwerpen. Wij van onze kant zullen, en wel snel, met de zegen van Christus ons best doen, dat u van deze reis of deze zo heilige inspanning geen spijt heeft.Ga naar voetnoot13. Onze geliefde zoon Johannes Fabri, een ijverige man, bijzonder geleerd, zeer op u gesteld en overal een belangrijke verkondiger van uw loffelijke verdiensten, zal u mondeling of schriftelijk verder uitleg geven. Geef hem hetzelfde vertrouwen dat u ons zou geven. Gegeven te Rome bij de heilige Petrus onder de vissersring,Ga naar voetnoot14. in het jaar des heren 1522, de eerste december, in het eerste jaar van ons pontificaat T. Hezius |
|