De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 9. Brieven 1252-1355
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1313 Aan hertog Georg van Saksen
| |
[pagina 153]
| |
ben ik bang dat de zegevierende partij enkele dingen tegen mij inbrengt, die voor iemand die Christus liefheeft niet te verdragen zullen zijn en die naar ik meen op ernstige schade aan de roem van Christus en de oprechtheid van het evangelie zullen uitlopen. Want, als ik vrij mag spreken tegenover een vorst die even wijs als vriendelijk is: de wereld sliep bij de meningen van de scholastici en allerlei regeltjes van mensen en hoorde alleen maar wat over aflaten, compromissen en over de macht van de bisschop van Rome. Ook al zou aan de waarheid van deze zaken niet te twijfelen zijn, zij dragen toch maar weinig bij aan de kracht van het evangelie, zij inspireren ons niet om aan deze wereld te verzaken en zij wekken geen liefde voor hemelse zaken. Maar juist dit zijn dingen die wij ons goed moeten inprenten. Het gezag van de paus moet men niet afwijzen, maar alle glorie dient alleen Christus toe te komen. Met deze bescherming hebben enkele pausen geregeerd die niet zoeken wat van Jezus Christus is, maar die net als Demas, die kritiek krijgt van de apostel Paulus,Ga naar voetnoot2. van deze wereld houden. Uit deze slaap moest de wereld volledig wakker worden geschud en de krachtige vonk van het evangelie diende weer tot leven te komen. Was dat maar gebeurd met die zachtmoedigheid en zorg, waarmee men zo'n allerheiligste zaak had moeten aanpakken. Enkele monniken en theologen die zich als monniken gedragen, hebben zich in deze kwestie gemengd; zij hebben met hun dwaze, domme en opruiende kreten dit kwaad niet laten rusten, maar van het kwaad een ramp en van een kleine ramp de grootste ramp gemaakt. Want in het begin dreigde er behalve de winst van de aflaatverkopers geen gevaar. En zoals Luther veel schreef dat de oren van de meeste mensen niet konden verdragen, zo komen zijn tegenstanders met heel veel kwesties aanzetten, waarvan goede en geleerde mensen zien dat die de echte evangelische vroomheid zullen schaden. Toch komen zij die dit schrijven, niet op voor de zaak van Christus of de paus, maar voor hun eigen belang. Door hun streven naar persoonlijk voordeel hinderen zij de zaak van de paus en verduisteren zij de glorie van Christus. Zij laten niet toe bij Luther die dingen goed te keuren die het meest christelijk zijn, en nemen van hun eigen dingen niets terug, maar voegen aan wat er al eerder was nog onvriendelijker dingen toe. Omdat ik dus duidelijk zag dat beide partijen zich met een onbedwingbare hartstocht lieten meeslepen, heb ik mij niet volledig in deze strijd gemengd. Maar ik heb alleen duidelijk verklaard dat ik geen enkele verbintenis met de aanhangers van Luther heb en dat niets mij meer tegenstaat dan een oproer. Ik zag trouwens dat ik ook in andere opzichten tegen zo'n gevaarlijke onderneming niet opgewassen was, zelfs als ik de tijd had gehad te lezen | |
[pagina 154]
| |
wat zij aan beide kanten schrijven. Want alles moest gelezen worden. Daarbij vragen mijn leeftijd en gezondheid mij met belangrijker studies op te houden. Ik zou nooit zo verbitterd tegen Luther kunnen schrijven zonder bij de tegenpartij een zwakke indruk te wekken. Bovendien zouden de volgelingen van Luther, omdat ze mij nu al vreselijke dreigementen laten horen,Ga naar voetnoot3. niemand eerder verscheuren dan Erasmus, als deze op het strijdtoneel zou verschijnen. Er zijn al genoeg pamfletten tegen Luther geschreven, gesteld al dat hij langs deze weg tegen te houden zou zijn. En er zijn mensen die in dit strijdperk tot veel meer in staat zijn dan ik. Ik ben ten slotte altijd van mening geweest dat men deze tragedie op geen manier beter in diepe slaap kan brengen dan door te zwijgen. De verstandigsten onder de kardinalen en machthebbers denken er hetzelfde over. De paus heeft een zeer strenge bulGa naar voetnoot4. laten verschijnen met geen ander effect dan dat de brand heftiger is geworden. Daarop volgde een nog strenger edictGa naar voetnoot5. van de keizer, die zich volledig op deze zaak toelegt. Dit legt de tong en de pen van enkele mensen aan banden, maar verandert hun gezindheid niet. De vrome gezindheid van de keizer wordt in elk geval geprezen. Maar zijn oordeel over deze kwestie schrijft men toe aan lieden aan wie de geleerden weinig gewicht toekennen. Ik heb er overigens nooit aan getwijfeld dat het boek van de zeer illustere koning van EngelandGa naar voetnoot6. dat door u terecht is geprezen, zorgvuldig is geschreven, zogezegd door de strijdvaardige geest van hemGa naar voetnoot7. wiens naam het draagt. Want die vorst heeft een buitengewoon vruchtbare en levendige geest, die tot ongelooflijk veel in staat is, waar hij zich ook maar op richt. Vroeger heeft hij als kind ijverig met zijn pen geoefend, ook door mij brieven te schrijven.Ga naar voetnoot8. Enkele jaren geleden heeft hij een theologische verhandeling geschreven over de vraag of een leek verplicht kan worden hardop te bidden.Ga naar voetnoot9. Hij had ook de gewoonte zich te verdiepen in boeken van scholastici. Bij maaltijden bespreekt hij graag een theologisch onderwerp. Soms wordt een discussie over een literair onderwerp tot diep in de nacht voortgezet. Hij heeft een | |
[pagina 155]
| |
koningin naast zich,Ga naar voetnoot10. die verfijnd onderricht heeft gehad. Als hij bij dat boek in enig opzicht geholpen zou zijn, had hij mijn hulp niet nodig, want zijn hof wemelt van zowel zeer geleerde als zeer welbespraakte personen. Indien zijn stijl iets heeft wat lijkt op die van mij, is dat niet verwonderlijk of bijzonder, omdat hij op jonge leeftijd vol ijver mijn werken las. Want de zeer geachte lord William Mountjoy, mijn voormalige leerling die hij als compagnon bij zijn studies had, spoorde hem hiertoe aan. Uwe Hoogheid heeft mij twee pamflettenGa naar voetnoot11. van Luther helemaal voor niets gestuurd, omdat ik de taal waarin zij geschreven zijn, niet beheers.Ga naar voetnoot12. Men zegt trouwens dat ze hier al lang gecirculeerd hebben voordat u ze mij toezond. Mij lijkt het heel dwaas mensen te tarten die men niet kan overtuigen. Maar het zou nuttig zijn en bij het voorbeeld van de meest gewaardeerde schrijvers passen om telkens als de gelegenheid zich aandient vorsten en bisschoppen aan hun plicht te herinneren. Hieronymus doet dit herhaaldelijk, zoals ook Chrysostomus en Bernardus. Er zijn altijd bisschoppen geweest en ze zullen er altijd zijn. Misschien zijn er tegenwoordig bisschoppen die, beneveld door hun aangename status,Ga naar voetnoot13. vergeten zijn hoe zich als bisschop te gedragen. Wat over een groep gezegd wordt, moet men niet als een belediging van één iemand opvatten, op voorwaarde dat zulks niet op een opruiende en grimmige manier gebeurt en dat een strenge vermaning altijd door de mildheid van christelijke naastenliefde wordt verzacht. Het gezag van de pausen moet niet verkleind worden, maar wordt het beste door hun weldaden verkregen en in stand gehouden. Al deze ellende of een groot deel ervan komt uit ons zelf voort, want, hoewel wij de wereld van ganser harte omarmen, hebben wij toch de naam van Christus als voorwendsel gebruikt. Als wij de wortels van dit kwaad weg zouden snijden, zou de wereld ons met alle sympathie als vaders omhelzen. Nu haat en vertrapt hij ons als tirannen. Wij wachten af waar deze nieuwe paus ons naar toe roept. Wellicht zal hij een weg wijzen om een einde te maken aan dit kwaad, dat overal zoveel gebieden heeft veroverd en zich diep in de harten van zeer velen genesteld heeft. Ik zal, voor zover mijn leeftijd, capaciteiten, krachten en tijd het toelaten, de zaak van het geloof en de eendracht onder de christenen niet laten lopen. Tot nu toe heb ik dat ook voorzover ik kon gedaan. Ik laat het aan uw wijsheid over, zeer illustere vorst, te zorgen dat wat ik u tamelijk vrijuit schrijf, mij schade oplevert bij anderen, die alles aangrijpen om mij zwart te | |
[pagina 156]
| |
maken. Moge de almachtige Jezus onze heer Uwe zeer illustere Hoogheid een lang, gezond en bloeiend leven gunnen. Bazel, 3 september 1522 Erasmus van Rotterdam |
|