De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 9. Brieven 1252-1355

1312 Aan Juan de Vergara
Bazel, 2 september 1522

Ik groet je. Je brief was mij een groot genoegen, hij komt ontegenzeggelijk van een ontwikkeld iemand, is verfijnd en getuigt ten slotte van een niet alledaagse welwillendheid jegens mij. Ik ben vastbesloten je advies op te volgen. Het is niet mijn bedoeling mensen afzonderlijk aan te vallen, vooral niet als ze lijken op Zúñiga en Carranza. Met veel woorden roem jij tegenover mij hun deugdzaamheid en hun geleerdheid. Wellicht dragen zij die in hun hart mee, maar in hun geschriften geven zij er nergens blijk van. Toch kwam je aangeboren vriendelijkheid mij ook hier aangenaam over. Ik heb een antwoord geschreven op de hoogst beledigende^1. en tegelijk onwetenschappelijke werkjes van Carranza en Zúñiga. Er blijven er drie over, die door laatstgenoemde zijn aangekondigd.^2. Maar ik heb beloofd daarop niet te reageren.^3. Het college van kardinalen had het drukken van werk van Zúñiga, waarvan de titel Blasphemiae met de inhoud overeenstemt, verboden.^4. Toch is het in het ge-

1. Zúñiga's Erasmi blasphemiae et impietates was zeker beledigend, dit in tegenstelling tot Carranza's Annotationes.

2. Libellus triorum voluminum praecursor, quibus Erasmicas impietates ac blasphemias redarguit (Rome, 1522). De drie delen waren waarschijnlijk de drie delen van de oorspronkelijke onverkorte versie van de Blasphemiae et impietates.

3. Erasmus beloofde dit in zijn Apologia ad prodromon Stunicae, een bijlage bij zijn Apologia adverus libellum Stunicae (Bazel, Froben, augustus 1522). Toch zou hij nog verdedigingsschriften tegen Zúñiga schrijven. Zie brieven 1428 en 2172.

4. Zie brief 1302, noot 11.

[p. 152]

heim gedrukt door enkele monniken voor wie hij dit toneelstuk opvoert. Daarop werd de verkoop verboden: zo goed valt het bij de kerkleiders in de smaak! Ik ben hierna van plan mijn nagels van zulke schurft weg te houden.

Wat jou betreft put ik, mijn beste Vergara, geloof me, de hoogste verwachting uit je brief, die niets belooft dat alledaags of onder de middelmaat is. Tot nu toe had je me dat niet laten merken. Ik kon niet vermoeden dat jij zo bevriend was met de muzen van beide talen. Het ga je goed.

Bazel, 2 september 1522

Je toegenegen Erasmus

In haast, met eigen hand geschreven

Aan de zeer uitmuntende theoloog, in de beide talen zeer bedreven, Juan de Vergara. Aan het hof van de keizer