De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 9. Brieven 1252-1355
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdErasmus van Rotterdam groet Zijne Heiligheid Adrianus VI, tot paus gekozenEen ander zou hier, heilige vader, alle middelen van de welsprekendheid aanwenden om u met de hoogste waardigheid die een mens op aarde kan verkrijgen, geluk te wensen. Maar ik zal mij hiervoor geen enkele moeite getroosten, omdat ik zeker weet, met wat voor tegenzin u deze taak die u tegen alle verwachting in is opgedragen, aanvaard hebt. Misschien zou ik een dwaas lijken, als ik u gelukwens met iets waaronder u zucht en steunt. Want ik ben mij er terdege van bewust hoe moeilijk het is die taak zo te vervullen, dat u daarmee Christus, onze heer, tevreden stelt, aan wie u later voor al uw daden rekenschap moet afleggen. Het geldt in het bijzonder voor deze tijden, waarin de hele christengemeenschap in beide delenGa naar voetnoot1. met zoveel ellende te kampen heeft, ook als de gruwelijke dreigingen van de Turken er niet bij zouden komen die zelfs niet alleen maar dreigingen zijn. Maar naarmate ik minder reden heb u persoonlijk geluk te wensen, geldt des te nadrukkelijker mijn gelukwens in het algemeen voor de christelijke wereld. Want deze storm van menselijke gebeurtenissen vroeg inderdaad om een man als u aan het roer. Om veel redenen koesteren wij de hoop dat u het ambt, dat u van godswege is opgelegd, voor niemand anders vervult dan Jezus Christus en zijn kudde. Moge hij, zonder wiens steun iedere menselijke inspanning zinloos is, zich ervoor inzetten en zich verwaardigen al uw meest heilige pogingen tot een succes te maken. | |
[pagina 149]
| |
Als bewijs van mijn sympathie voor u stuur ik nu Arnobius, die ik toevallig onder handen had, toen het meest verheugende bericht van alles hierheen kwam, namelijk dat Adrianus de Zesde aan het roer van de wereld was geplaatst. Ik was van plan hetzelfde uitvoeriger en rijkelijker uit te spreken, als een gelegenheid zich zou voordoen. De eerlijkheid van mijn geweten en uw wijze en aangeboren gevoel voor rechtvaardigheid zijn mij goed bekend. Maar omdat ik zie wat boze tongen in deze tijd kunnen uitrichten, leek het mij toch verstandig Uwe Heiligheid tegen de giftigheid hiervan met een soort tegengif te beschermen, zodat, als Erasmus van iets beticht wordt, u dit uitdrukkelijk verwerpt, of als u enige twijfel hebt, uw mening opschort totdat u mijn verdediging hebt ontvangen. Want ik twijfel er niet aan dat ik bij u als de meest onpartijdige rechter op hun lasterpraat uitvoerig zal antwoorden. Hoewel ik wist dat u dit uit eigen beweging zou doen, heeft toch de verdorvenheid van enkele mensen die van geen ophouden weten, mij ertoe gebracht dit niet zozeer te vragen als wel onder uw aandacht te brengen. Ik heb tot nu toe voor het christendom een gezindheid getoond die bij een orthodox gelovige past, en ik zal haar tot aan de laatste dag van mijn leven blijven tonen. Als ik voor geen van beide partijen mijn zaak aannemelijk kan maken, vertrouw ik er zeker op dat ik mijn geweten bij Christus ter goedkeuring zal voorleggen. Laat dit, zoals ze zeggen, niet vanuit de drievoetGa naar voetnoot2. zijn gezegd, maar uit het orakel van een eerlijk hart. De kortheid van deze brief zal door een uitvoeriger voorwoord bij Arnobius gecompenseerd worden. Moge onze Heer Jezus, de heiland van alle mensen, Uwe Heiligheid voor ons lang laten leven en zich verwaardigen u die zijn plaatsbekleder bent, altijd bij te staan. Bazel, 1522 |
|