De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 9. Brieven 1252-1355
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1307 Van Johannes Gallinarius
| |
[pagina 142]
| |
bij de christenen, naarmate minder theologen zijn verschenen om hem op een geleerde en verstandige manier aan te vallen, terwijl die het meeste belang hadden bij het ombrengen van deze slang. Wat moet ik nog meer zeggen? Ik zie dat bij deze wereldlijke leider de theologie met de welsprekendheid verbonden is, in onze landen een zeldzame vogel.Ga naar voetnoot2. Maar een vorst met zo'n groot talent heeft mij als zijn heraut niet nodig. Jij, Erasmus, de grootste onder de mensen, jij bent hem zeer dierbaar, jij bent zijn vriend, jij kent zijn talent. Daarom was het mij een genoegen met jou meer dan gepast is over hem te praten; op jullie beiden ben ik zeer gesteld. De drukker heeft het werk uitgevoerd met een heel slechte letter, die de inhoud niet verdient. Zoals ik zie, hebben ze er twee van je brieven aan toegevoegd.Ga naar voetnoot3. Of je dat zal bevallen, weet ik niet. Er is een ding, mijn zeer geleerde Erasmus, dat ik je zou willen vragen, namelijk dat jij vanwege mijn zeer oprechte en onbaatzuchtige toewijding en genegenheid voor jou mij een keer wilt schrijven wat je oordeel over die vorst is. Ik stuur je daarom een exemplaar van het boek om je door tussenkomst van een vorst, van wie ik wist dat hij je zeer dierbaar is, te groeten. Tegen onze vriend Rhenanus ben ik gisteren nogal heftig tekeergegaan, omdat hij Erasmus te weinig schrijft. Ik hoop dat hij binnenkort zal antwoorden. Ik bid en wens nu alleen maar dat ik zelf in goede gezondheid mag beleven, dat Erasmus, onze roem, gelukkig en gezond de leeftijd van NestorGa naar voetnoot4. bereikt. Ik beveel mij bij hem als zijn toegewijde aan. Het ga je goed, ik groet je uit Breisach, op het feest van Maria Hemelvaart. Johannes Gallinarius, je leerling en dienaar, pastoor van de kerk van Breisach |
|