De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 9. Brieven 1252-1355
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1291 Van Johannes Caesarius
| |
[pagina 97]
| |
aantal passages her en der uit je werken heeft verzameld, om zo te zeggen enkele hoofdstukken. Die schurk beweert en belooft daarin eerstdaags een ander werk uit te geven en te bewijzen dat je niet alleen een godslasteraar maar ook een goddeloze bent. Toen ik en alle anderen bij ons die goed onderwijs hadden gekregen, het boek lazen, stelden wij meteen zonder moeite vast wat hem ertoe gebracht heeft dit tegen je schrijven: natuurlijk om je tot vijand van de kerkelijke hiërarchie te maken - hij is hiertoe niet zo zeer door zijn afkeer van jou aangezet, maar zonder enige twijfel door het advies van enkele lieden in Rome - en ook om intussen in de gunst van die hiërarchie te komen teneinde op elke mogelijke manier inkomsten uit priesterschappen te verkrijgen. Maar voor mij staat vast dat je nergens bang voor bent en dat je van hem niets te vrezen hebt, als de controverse tussen jullie maar met verstand en niet met afgunst wordt opgelost, met inzicht en niet met haat. Zijn dit de beloningen, die zulke geniale mensen uiteindelijk krijgen? Misschien is het beter te kwetsen dan voor het algemeen welzijn te zorgen, als men zo omgaat met mensen die ernaar streven iedereen te helpen, de zondaars van hun dwalingen terug te roepen, te herstellen wat ingestort en te vernieuwen wat bedorven is. Maar ik houd je hiermee misschien langer op dan zou moeten. Ik had echter een goede reden die mij hiertoe heeft gebracht, hoewel het al bijna elf uur 's avonds was toen ik dit schreef. Ik wens je het beste toe; wees er beslist van overtuigd dat ik je zeer toegenegen ben. Opnieuw en opnieuw waarwel. Keulen, zaterdag na Pinksteren Johannes Caesarius Ik vraag je namens mij Hermannus Buschius en anderen van wie jij weet dat het in elk geval mijn bekenden zijn, te groeten. Aan de voortreffelijke heer Erasmus van Rotterdam, zijn beste en meest gewaardeerde vriend |
|