De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 9. Brieven 1252-1355
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1285 Van Johann von Botzheim
| |
[pagina 85]
| |
bergpassen drijven.Ga naar voetnoot3. Je zou het doel niet ver lijken te missen, als je die Koorts van HuttenGa naar voetnoot4. door alleen de naam te veranderen zo verdraait, dat je hem aan een zekere Fugger of enkele onwetende kardinalen of vadsige abten toekent. Ik heb een hekel aan die kwaal die herhaaldelijk bij jou terugkeert en die mijn geest helemaal niet kan verdragen, zodat ik hem vanuit het diepst van mijn hart het allerergste kwaad toewens, omdat hij degene is die het christendom bij Erasmus zoveel schade toebrengt. Maar Christus zal in zijn goedertierenheid bij jou zijn zaak behartigen. Dat jij niet weg kunt blijven van wat voor de volgende markt wordt gedrukt, heeft overigens mijn volledige instemming. Er is geen sprake van dat ik jou een gelegenheid wil bieden om weg te gaan, omdat ik verwacht, dat dat werk voor mij en voor anderen van nut zal zijn, als ik mijn eigen belang maar niet verwaarloos. Ik had voor jou een onderkomen geregeld, waar je op je eigen manier zonder zorgen kon verblijven; ik zeg niet een prachtig onderkomen, maar je zou er gemakkelijk uit kunnen afleiden, hoezeer ik op je gesteld ben. Met des te meer plezier en des te vaker verblijf ik er, omdat het voor Erasmus is ingericht. Over het voorwoord van je dat door mij is vertaald,Ga naar voetnoot5. waarschuw je mij wel laat. Ik heb het afgestaan om te laten drukken en vermoedde niet dat iemand zo schaamteloos en weinig christelijk gezind zou zijn, dat hij uit haat tegen Luther, wie hij ook mag zijn, juist de waarheid van Christus en van het evangelie, die toch zonneklaar is, zou bestrijden, omdat Luther zich ook met haar had bezighouden. Maar ik denk dat het geen zin heeft om zover in lafhartigheid te gaan, dat wij, als wij voor christenen onze heilzame plicht moeten doen (jij doet dat altijd), uit vrees voor onze meesters in gebreke blijven - wie zij ook mogen zijn, zelfs Spanjaarden, joden en mensen als Coronel. Want wie is niet meer aan Christus toegewijd dan aan al die meesters van ons, hoe verlicht ze ook zijn? Je ontdekte - en terecht - dat die Spartaanse brief van jeGa naar voetnoot6. de verdenking zou wekken dat je genegenheid voor mij minder | |
[pagina 86]
| |
warm was, als je niet had aangegeven dat de last van je werkzaamheden (ze zijn me heel goed bekend) zwaar op je drukte. Want het past niet aan mensen als Botzheim tijd te verdoen, die op een veel betere manier voor het algemeen nut wordt besteed. Voor jou, Erasmus, de betere helft van mijn ziel, heb ik hier twee mensen, die zich graag op de geesteswetenschappen toeleggen - hun conversatie laat dat zien. Het gaat om Kilian Praus, monnik van het benedictijner klooster Sankt Georgenberg in het dal van de Inn. De ander is Simon Minervius,Ga naar voetnoot7. die naar ik begrijp jij al eerder goed kende. Ik had hen nooit ontmoet, maar toen zij Konstanz bereikt hadden, informeerden zij in hun herberg of hier iemand woonde die met Erasmus bevriend was. Men noemde hun mijn naam. Toen ik dat te weten was gekomen, heb ik hen laten komen. Hun vriendelijkheid had bij mij losgemaakt wat ik zelf verlangde, namelijk hun een brief te geven die zij jou moesten overhandigen. Daarmee hoopten zij bij jou beter aanbevolen te zijn. Want ze zeiden dat ze om jou te zien naar Bazel gingen. Ten slotte wil ik heel graag van je weten, wat jij binnenkort door de persen van Froben laat publiceren. Waar je ook maar mee bezig bent, je moet zo te werk gaan dat je rekening houdt met je gezondheid. Het ga je goed; schrijf eens een enkel woord aan je vriend Botzheim, die zich bij jou heel graag aanbevolen wil houden. Uit Konstanz, [26 mei?] 1522 Je toegenegen Johann von Botzheim |
|