De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 9. Brieven 1252-1355
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1284 Aan Nicolas Bérault
| |
[pagina 83]
| |
wierp ik het compleet weg. En ik vermoedde absoluut niet dat iemand zo brutaal zou zijn, dat hij mijn voorlopige versie zou uitgeven, terwijl ik nog leefde en ertegen kon protesteren. Maar zoals ik zie, schamen drukkers zich nergens voor. Sinds zij uit ervaring weten dat niets gretiger wordt geroofd dan juist de meest onbenullige niemendalletjes, verwaarlozen zij de oude en deugdelijke auteurs en volgen zij zonder zich te schamen dat vers uit een satire: ‘De geur van winst waar ook maar vandaan is goed.’Ga naar voetnoot6. Hoewel ik zo was aangeslagen, dat ik nooit eerder op dezelfde manier gevoeld heb in wat voor stemming Horatius verkeerde, toen hij het bekende vers schreef: ‘Zoals de nacht lang is voor wie’ etceteraGa naar voetnoot7. - want je kent de rest, heb ik toch mijn meer godsdienstige werken opzij gelegd. Want deze passen beter bij mijn leeftijd en leveren voor mijn geest meer genoegen op. Heel wat dagen heb ik verdaan met het herzien van wat al uitgekomen was; ik weet niet hoe groot de schade is voor mijn meer serieuze studies, mijn tegenzin was in elk geval erg groot. Om te zorgen dat mij dit niet vaker overkomt, vraag ik je dringend, mijn beste Bérault, hoe dan ook ervoor te zorgen, dat die jongeman, die zoals blijkt, zeer op mij gesteld is,Ga naar voetnoot8. het boek dat hij, zoals je schrijft, van een listige handelaar voor veel geld heeft gekocht, of vernietigt of tenminste aan jou overhandigt om het naar mij door te sturen. Zodoende heb ik de vrijheid daarover een beslissing te nemen. Wat zou ik de drukkers anders moeten toewensen dan dat hun een betere mentaliteit wordt gegeven? Ik zou overigens de jongeren die zich op hun studies toeleggen, graag aansporen zo weinig mogelijk moeite aan deze onbenulligheden te besteden. Ik zie - en word erdoor in mijn hart gekweld - dat deze oorlogGa naar voetnoot9. tussen de Duitsers en de Fransen van dag tot dag steeds heviger wordt. Wat een ramp voor de hele christenheid is het dat de twee machtigste vorsten van de wereld om zulke verderfelijke conflicten met elkaar slaags raken. De ellende zou beter te verdragen zijn, als de zaak beslecht werd door een tweegevecht van de belanghebbenden. Maar wat hebben de bewoners van stad en platteland verdiend? Ze worden van hun bezittingen beroofd, uit hun huizen verdreven, als krijgsgevangen meegevoerd, vermoord en in stukken gereten. Ach, van staal zijn de harten van de vorsten, als zij dit afwegen en verdragen, dwaas, als zij dit niet begrijpen en lui, als zij er geen aandacht aan besteden. Bij deze nieuwe pausGa naar voetnoot10. was er enige hoop, allereerst omdat hij theoloog is en | |
[pagina 84]
| |
vervolgens omdat zijn integriteit al vele jaren bewezen is. Maar op een of andere manier is het pauselijk gezag veel beter in staat een oorlog tussen vorsten aan te moedigen dan te beëindigen. Maar deze beroeringen heffen de verbanden van de muzen niet op en de wetten van de oorlog kunnen ons deze betrekkingen niet ontnemen. De onderdanen van de keizer en de Fransen komen niet tot overeenstemming, maar vrienden die de meest eervolle studies bedrijven, werken goed samen. Het ga je goed, allervriendelijkste man en breng, zodra de gelegenheid zich voordoet, aan Budé, Deloynes, de Brie en andere vrienden mijn hartelijke groeten over. Bazel, 25 mei 1522 |
|