De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 9. Brieven 1252-1355
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1278 Aan Andrea Alciati
| |
[pagina 70]
| |
Aan het hof van de keizer kan ik mij met moeite staande houden door bepaalde lieden, die verkondigen dat ik de hoofdpersoon ben bij de partij van Luther. Niet omdat ze mij van iets verdenken waarvan zij zelf ook weten dat het volledig onjuist is, maar gedeeltelijk om mij met welk voorwendsel ook maar te beledigen en ten dele, of ik nu wil of niet, mij naar het kamp van Luther te duwen. Dat zal hun toch nooit lukken. Aan de andere kant zijn er hier onder de Duitsers diezelfde soort intriganten, die mij slecht gezind zijn en onder de aanhangers van Luther het afschuwelijke gerucht verspreiden dat ik eropuit ben met dikke en grimmige boeken alle burchten van deze aanhangers aan te vallen en volledig te vernielen. Daarom gaan de laatstgenoemden ook tegen mij te keer en hebben zij al bijtende pamfletten gereed om mij te verscheuren. Het is de omgekeerde wereld: voor degenen die de paus van Rome en de keizer tot ketter hebben verklaard, ben ik een ketter of het moest zijn dat ik het zelf wilde zijn. In Rome verblijft een zekere Zúñiga uit Spanje, die nu een tweede boekGa naar voetnoot4. tegen mij heeft uitgebraakt, boordevol aantijgingen. Hadden Luthers volgelingen maar twee jaar eerder tegen mij geschreven. Dan hadden ze beslist voorkomen dat ik zo gehaat word. Geen stormen zullen mij van mijn voornemen afhouden. Als jullie beiden mij persoonlijk niet zo bijzonder dierbaar waren, zou ik ieder van jullie om de ander benijden, Alciati om Amerbach en Amerbach om Alciati. Laat mij sterven, als ik ooit iets eerlijkers en oprechters heb gezien of iets wat voor een vriend dierbaarder is dan deze jonge man. Nooit kan hij genoeg de lof van zijn vriend Alciati verkondigen. Ach, moge de afgunst van het lot zijn buitengewone gaven geen schade toebrengen. Eens zal hij voor zijn Duitsland een groot sieraad vormen. Ik weet dat jij met je oprechtheid deze man die je al lang bekend en dierbaar is, allerlei diensten zult verlenen. Anders zou ik je dringend vragen om iets van mijn aanbeveling aan jouw welwillendheid jegens hem toe te voegen. Het ga je goed, mijn zeer voortreffelijke vriend en noteer de naam van Erasmus bij degenen die jou van harte het beste toewensen. Bazel, vrijdag na Pasen 1522 |
|