De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 9. Brieven 1252-1355
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1273 Aan Pedro Ruiz de la Mota
| |
[pagina 59]
| |
Mijn streven was inderdaad niet zozeer bij allen in de smaak te vallen als hun tot nut te zijn. En dat had succes, als deze tragedie van het nieuwe evangelie er niet tussen gekomen was. Men begon haar met een wonderlijke instemming van bijna de hele wereld op te voeren. Maar door de steeds slechtere opvoeringen is zij op een rumoerige en onstuimige ramp uitgelopen. Het eerste begin keurde ik direct af, vooral omdat ik zag dat het op een opstand zou uitdraaien. Maar ik heb een waarheid die tot opstand leidt, nooit goedgekeurd, laat staan een ketterij. En toch zijn er bij u mensen die ondanks het protest van hun geweten mij voor aanhanger van Luther uitmaken, natuurlijk met het doel om mij, of ik het wil of niet, met hun vijandigheden naar het kamp van Luther te duwen. Noch de dood noch het leven zal mij echter van de gemeenschap van de katholieke kerk scheiden. Hoezeer ik een aanhanger van Luther ben verklaren zijn aanhangers zelf: met openbare lasteringen en bijtende pamfletten vallen ze mij heftig aan. Maar ik zou ook geen bijval willen ontvangen, omdat ik van Luther ben afgevallen. Laat mij nu nog als volgeling van Luther gelden, als ik dat ooit ben geweest. In het begin keurde ik trouwens het opruiende geschreeuw van enkele monniken af. Zij gingen niet alleen met scheldpartijen, zoals vrouwen dat doen, tegen Luther te keer, maar vielen ook de oude talen en alle geesteswetenschappen aan. Maar uitgerekend mij verscheurden zij op de meest schaamteloze manier in hun openbare preken. De geleerde wijsheid van de nieuwe paus,Ga naar voetnoot1. zijn vooruitziende oprechtheid en tegelijk de bijna goddelijke geest van onze keizer wekken bij mij de hoogste verwachting, dat deze pest zo wordt bestreden, dat hij nooit meer tot leven kan komen. Dat zal gebeuren, als de wortels waaruit dit kwaad zo vaak weer tevoorschijn komt, worden afgehakt. Een daarvan is de haat tegen de Romeinse Curie, waarvan de hebzucht en de dwingelandij langzamerhand onverdraaglijk werden. En verder zijn er al die regelingen van mensen, waardoor de vrijheid van het volk van Christus in de verdrukking leek te komen. Zonder onrust voor de wereld zullen het gezag van de keizer en de oprechtheid van de nieuwe paus dit alles moeiteloos genezen. Ook al ben ik niets, toch zal ik, voor zover ik kan, helpen en mijn plicht niet verwaarlozen. Moge de genadige keizer slechts ervoor zorgen dat mijn salaris gehandhaafd blijftGa naar voetnoot2. en dat mijn goede naam hersteld wordt en tegen de vijandigheid van bepaalde liedenGa naar voetnoot3. beschermd blijft. Ik zal ervoor zorgen, dat hij er geen spijt van heeft dat hij mij als raadgever aanstelt. Moge het u in uw oprechtheid goed gaan; hoe gering ik ook ben, ik ben volledig voor u beschikbaar. Bazel, daags na Pasen 1522 |
|