De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 9. Brieven 1252-1355

1270 Van Karel V
Brussel, 1 april 1522

Karel, door de goddelijke genade tot keizer van het Roomse rijk uitverkoren, altijd verheven, koning van Spanje en van de beide Siciliën, etc., aartshertog van Oostenrijk, hertog van Bourgondië etc.

Eerbiedwaardige, betrouwbare, hooggeachte. Uw Paraphrasis op het evangelie van de heilige Mattheus, die onlangs is verschenen, heeft ons bijzonder verblijd, niet zozeer omdat zij aan ons is opgedragen als wel omdat zij naar het oordeel van belangrijke en geleerde personen de hoogste lof verdient. En vooral daarom omdat zij met een bijzonder wetenschappelijke kwaliteit de zuiverheid van de leer van het evangelie weergeeft en zeer nuttig zal zijn voor hen die zich op de heilige theologie toeleggen, en voor het christelijk geloof in het algemeen. Want hoewel u veel lof verdient vanwege uw andere

[p. 50]

geleerde geschriften die overal geroemd worden, neemt men toch aan dat u geen rijkere en overvloediger lof hebt verkregen dan vanwege uw paraphraseis. Persoonlijk kennen wij de talrijke uitmuntende blijken van uw begaafdheid, die u ten dele aangewend hebt voor de koning zaliger nagedachtenis, onze vader en ten dele voor ons. Want aan hem hebt u uw Panegyricus opgedragen^1. en aan ons de Institutio principis christiani,^2. niet alleen tot luister van onze naam, maar ook tot nut van het nageslacht. Daarom menen wij dat het bij onze waardigheid past om, wanneer de gelegenheid zich voordoet, u alle dankbaarheid te tonen, aangezien we begrijpen dat het voor getalenteerde mensen zonder twijfel als een groot geluk geldt, dat zij te maken hebben met een vorst die hun om hun voortreffelijke kwaliteiten erkentelijk is. Intussen zullen wij uw vrome ondernemingen en uw zo juiste en nuttige voornemen op alle manieren bevorderen en alles steunen, waarvan wij horen dat u dat gedaan hebt ter ere van Christus en tot heil van de christenen.

Gegeven te Brussel, 1 april 1522

Karel

G. Morillon

1. Brief 179.

2. Brief 393.