De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 9. Brieven 1252-1355
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
1268 Aan Willibald Pirckheimer
| |
[pagina 47]
| |
den. En dit met zo weinig mogelijk onrust in de wereld, dat wil zeggen waarbij de positie van de staat zo weinig mogelijk ondermijnd wordt. Wat moet ik verder zeggen? De zaak is zo geëscaleerd, dat men de vrijheid van het volk van Christus zeker te hulp moet komen. Zoveel zaken zijn langzamerhand in de publieke gewoonten binnengeslopen en hebben, alsof het een voorschrift was, de kracht van een onontkoombare wet verkregen. Over de concilies zou ik niets durven zeggen, behalve misschien dat het laatste Lateraans concilie geen concilie was.Ga naar voetnoot4. Het gezag van de universiteiten, dat geleidelijk aan is toegenomen, heeft zich ook veel aangematigd. Zij eisen nu dat hun uitspraken bijna als geloofsartikelen gelden. Nu al bedrijven zij deze praktijk in de schaduw van de bisschop van Rome. Voor een deel zijn zij voor zichzelf te veel opgekomen en voor een deel zijn zij zo brutaal geworden dat zij voor iedereen onverdraaglijk zijn. Dingen die langzamerhand kracht hebben verzameld, kan men niet in één keer laten verdwijnen. Het gezag van belangrijke mensen in het openbaar minachten is, denk ik, niet veilig en nuttig. Nu behandelt men aan de ene kant de zaak met bullen, verordeningen en dreigementen, aan de andere kant met vrijmoedige, om niet te zeggen opruiende pamfletten. En indien vorsten, die door andere zaken in beslag zijn genomen, hier geen aandacht aan kunnen besteden, verbaast het mij dat er geen goede mensen bestaan, die met verstandig beleid tegen zulke rampen optreden. Mijn belang staat zeker niet op het spel.Ga naar voetnoot5. Het einde van mijn leven is dichtbij. Maar ook hij die sterft moet het beste willen voor de zaak van Christus, als wij tenminste de juiste overtuiging hebben dat Christus het onsterfelijke hoofd van de hele kerk is. De een zorgt voor zijn eigen belangen; de ander is bang te verliezen wat hij heeft; weer een ander moet niets van onrust hebben en houdt zich kalm. Maar intussen woedt een gevaarlijke brand verder. De kwaadwilligheid van bepaalde mensen heeft mij zo gehaat gemaakt, dat al wat ik probeer tevergeefs zal zijn. Enkele theologen meenden dat zij geleidelijk iets van hun waardigheid zouden verliezen omdat door mij de studie van de oudheid weer tot leven komt, en bedachten van alles tegen mij, zelfs voordat de wereld de naam van Luther gehoord had. Luther heeft hun een wapen aangereikt om mij daarmee te bestoken, hoewel ik me altijd ver heb gehouden van de zaak van Luther, behalve dat ik hem eerlijk aanspoorde op een andere manier te schrijven, als hij resultaat wilde boeken. Na hem kwam Aleandro, die ook al voordat Luther bekend werd, met mij omging zoals de ene pottenbakker met de andere.Ga naar voetnoot6. De man is van nature | |
[pagina 48]
| |
arrogant, onstuimig, lichtgeraakt; rijkdom en roem kunnen voor hem niet genoeg zijn. Sommigen hebben de man met de meest valse leugens overladen en hem zo opgehitst, dat het hem niets kon schelen wat hij ook bij belangrijke mensen over mij verkondigde, als hij mijn ondergang maar voor elkaar kreeg. Toch zwoer hij tegenover mij dat er niemand leefde die vriendelijker voor Erasmus was dan hij zelf. Bij zijn vertrek liet hij zijn werktuigen goed geïnstrueerd achter: twee theologen uit Leuven,Ga naar voetnoot7. meester Caracciolo, de bisschop van Luik,Ga naar voetnoot8. een man met een gladde tong, en aan het hof van de keizer een of andere Spanjaard, van wie ik denk dat het bisschop De la Mota is. In Rome heeft hij Zúñiga, een man die naar ieders oordeel dwaas is en voor kwaadsprekerij geboren. Deze had aan paus Leo een boek laten zien dat zestigduizend ketterijen bevatte die hij uit mijn werken bijeengesprokkeld had. Hierdoor verkeerde ik al in gevaar, als de dood Leo, die mij trouwens niet vijandig gezind was, niet had weggerukt. De aanhangers van Luther dreigen mij openlijk met smaadschriften en de keizer is er bijna van overtuigd dat ik de bron en de belangrijkste persoon ben bij alle onrust rond Luther. En zo verkeer ik op grootse wijze aan beide kanten in gevaar, terwijl ik mij voor iedereen verdienstelijk heb gemaakt. Ik had besloten iets te schrijven, niet tegen Luther, maar over de eendracht. Maar ik zie dat beide partijen zo in vuur en vlam staan, dat het beter is mij rustig te houden. Ik zou trouwens willen, dat de aanhangers van Luther twee jaar eerder tegen mij hadden geschreven. Dan hadden zij ervoor gezorgd dat ik niet meer zo grondig gehaat werd. De meest geleerde theologen heb ik gevraagd of er een fout in hoofdstuk 9 van de brief aan de Romeinen stond.Ga naar voetnoot9. Ze zeggen dat er niets verkeerd is, behalve dat ze menen dat het verkeerd is dat ik aan de vrije wil enig gewicht toeken, ook al is het maar heel weinig. Het ga je goed, zeer geachte vriend en wees mij welgezind zoals je altijd doet. Bazel, 30 maart 1522 Je vriend Erasmus, 's morgens vroeg in haast geschreven. Er was geen gelegenheid de brief over te lezen. Neem me dat niet kwalijk. Aan de zeer geachte heer Willibald Pirckheimer, senator te Neurenberg |
|