De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 9. Brieven 1252-1355
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1264 Aan Nikolaus von Wattenwyl
| |
[pagina 42]
| |
namelijk Henricus Glareanus, die tot mijn vreugde eindelijk uit Frankrijk naar ons is teruggekeerd. Maar ik mocht nog niet van de tredmolen hier weggaan. En als ik al de volledige vrij heid had gekregen, was het niet veilig mij op reis te begeven, zolang de kachels nog branden. Zelfs bij de geringste lucht daarvan word ik direct weer ziek. De komst van onze vriend Glareanus heeft mij zoveel enthousiasme bezorgd dat het lijkt alsof ik weer tot leven ben gekomen. Ik denk dat de Zwitsers alleen al hierom een hart hebben, omdat ze deze man hoogachten. Want hij maakt zich als enige zeer verdienstelijk voor de jeugd van zijn volk door het zaad van een goede geest en een beschaafde opvoeding bij zijn landgenoten uit te strooien, zaad dat eens een zeer vruchtbare opbrengst zal leveren. Ik stuur je de Paraphrasis in Matthaeum toe, als deze tenminste voor het vertrek van Glareanus voltooid is. Wanneer de kachels weer koud zijn geworden, zal ik je stad kunnen bezoeken. Intussen converseren wij door elkaar brieven te sturen. Het ga je goed. Bazel, 7 maart 1522 |
|