De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 9. Brieven 1252-1355
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1263 Aan [Thomas Wolsey]
| |
[pagina 40]
| |
die eerste boeken uitkwamen, ook al vielen zij bij bijna iedereen in de smaak. Noch met Luther noch met een van zijn volgelingen heb ik ooit een overeenkomst gesloten, zoals Uwe Eminentie dat evenmin heeft gedaan. Als iemand een schrijver is die hem weerhoudt, was ik dat voor hem. Indien iemand die aanspoort anders te schrijven, steun geeft, dan heb ik hem gesteund. Als een verdediger iemand is die eerlijk zegt dat de ander in veel opzichten dwaalt, was ik zo'n verdediger. Tegen de aanhangers van Luther heb ik altijd hetzelfde gezegd als tegen zijn vijanden. Daarvan zullen de brieven getuigen die ik aan Luther zelf en aan zijn vrienden heb geschreven, als zij tenminste daarmee voor de dag willen komen. Indien ik zelfs het geringste contact met de lutheranen had gehad, zouden zij dat in hun woede op mij bekend maken. Hier circuleren veel brieven die ik aan mijn vrienden geschreven heb, maar in het bijzonder een die ik in Brugge aan de bisschop van Rochester heb gericht en waarvan ik betreur dat hij in de openbaarheid is gekomen.Ga naar voetnoot4. Want ik heb snel en tamelijk vrijmoedig aan hem geschreven als aan een verstandige man, een vriend van mij, op wiens zwijgen ik kan rekenen. Deze brieven maken duidelijk dat ik de zaak van Luther niet goedkeur. Tegen hertog FrederikGa naar voetnoot5. in Keulen en tegen de koning van DenemarkenGa naar voetnoot6. heb ik niets anders gezegd. De bevelhebber van Bohemen die alles beloofde, heb ik zo geantwoord dat hij nu boos op mij is.Ga naar voetnoot7. Wat verder nog? Ik ben in zoverre een volgeling van Luther, dat zijn aanhangers mij in hun verklaringen met scheldwoorden verscheuren en mij met smaadschriften bedreigen. Maar Uwe eerbiedwaardige Eminentie zal zeggen ‘Waar komt het gerucht dan vandaan?’ In Leuven zijn twee theologenGa naar voetnoot8. mij vijandig gezind vanwege de geesteswetenschappen, die zij meer haten dan een hond of een slang.Ga naar voetnoot9. Er zijn enkele monniken die het mijn boeken kwalijk nemen, dat zij zelf door anderen minder belangrijk gevonden worden. Het kan hun niet schelen wat ze bij me aanrichten, als ze mij maar de grond in boren; het zijn eerder beesten dan mensen. Dit is de waarheid. In het begin keurde ik het niet goed dat de zaak met waanzinnig geschreeuw onder het volk werd gebracht, toen het kwaad nog te genezen was. Als dit laatste was gebeurd, had Luther zich niet zo dwaas gedragen en was de zaak niet zo uit de hand gelopen. En ik zie nog geen einde, als er geen andere aanpak wordt gevonden. Men moet bij de | |
[pagina 41]
| |
wortels van dit kwaad komen. Zo wijd heeft deze besmettelijke ziekte, die niet zomaar is ontstaan, zich verbreid. Laat ik dit zeggen - en tallozen steunen mij hierin -: ik ben in die mate een volgeling van Luther, dat geen enkele theoloog de zaak van Luther met geschriften of tirades meer heeft tegengewerkt dan ik. Als ik met drie woorden had willen verklaren dat ik een volgeling van Luther was, zouden we hier en in Duitsland een ander spel zien dan we nu aanschouwen. En zo iemand willen zij om het leven brengen, iemand die, hoewel hij op zoveel manieren is uitgedaagd, standvastig katholiek is gebleven, iemand die liever van weerszijden gestenigd wil worden dan zich bij een partij aan te sluiten. Maar, zal men zeggen, ik heb niet tegen Luther geschreven. Ik heb geen boeken geschreven, maar brieven. Om boeken te schrijven had ik geen tijd. En als ik die wel gehad had, waren er toch zwaarwegende redenen waarom het niet zinvol was te schrijven. Ik heb in elk geval oprecht en zelfs met gevaar voor mijzelf verklaard, dat ik niets te maken heb met de aanhangers van Luther. Er zijn genoeg mensen die schrijven. En er zijn andere zaken, waarin ik de christenheid meer van dienst kan zijn. Het nageslacht zal begrijpen dat ik mij in deze kwestie te goeder trouw heb gedragen. Intussen zullen zij die mij met hun leugens aanvallen, door de eeuwige rechter gestraft worden. Ik wilde dat dit Uwe eerbiedwaardige Eminentie niet onbekend bleef. Als ik Uwe Eminentie overtuig, zult u Erasmus steunen zoals u tot nog toe hebt gedaan. Zo niet, dan heb ik mijn plicht vervuld en mijn onschuld allesbehalve verwaarloosd. Want wie zijn goede naam verwaarloost, is wreed. Ik wens Uwe eerbiedwaardige Eminentie, voor wie ik uw toegenegen dienaar ben, het beste toe. Bazel, 7 maart 1522 |
|