De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 9. Brieven 1252-1355
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
godsdienstige studiën bekend werd, met omstandige begroetingen te beginnen - want dat doen de meesten die je schrijven. Maar gebrek aan talent of onervarenheid maakt dat ik van een dergelijk begin afzie. Verder diende ik het feit te rechtvaardigen dat ik vele jaren niets van me heb laten horen. Maar hiermee wil ik me nu evenmin kwellen. Omdat ik werkelijk gezwegen heb en je toch naar vermogen heb gesteund, zal de verborgen sympathie je des te aangenamer moeten voorkomen. Want door mijn voorbeeld kom je te weten dat God duizenden mensen heeft overgehouden, die jou welgezind zijn en hun knie niet voor Baäl gebogen hebben.Ga naar voetnoot1. Ik denk dat je deze brief in Bazel zult ontvangen. Dat is mijn vurige wens, omdat ik zeker weet dat je daar iets voor het algemeen belang van het christendom zult uitdragen. Ik wacht op jouw editie van Aurelius Augustinus. Wij hebben hier een zeer misvormde uitgave, omdat enkele EngelsenGa naar voetnoot2. en ongeletterde mensen als De Mayronnes hem door hun onzin en ondoordacht handelen ongelukkigerwijs onteerd hebben. Daarom ben ik zeer benieuwd naar het oordeel van de oude Amerbach.Ga naar voetnoot3. Zo'n belangrijke auteur wil ik dus van fouten ontdaan en in zijn oude waardigheid hersteld zien. Want dat ik jouw commentaar op Paulus, hoe vaak mij dit ook beloofd en aangekondigd is, op dit moment niet verwacht, leid ik af uit vermoedens over de omstandigheden die jij vanuit jezelf kent. Het verschijnen van Augustinus zullen wij als een nagekomen werk beleven. Natuurlijk word ik bij deze en veel andere zaken in elk geval geraakt door wat er in je omgaat. In je Cyprianusuitgave mis je het werk van Pontius Diaconus.Ga naar voetnoot4. Dit is in het bezit van de bisschopGa naar voetnoot5. of het kapittel van Wrocłav; het staat bij de werken van Cyprianus in een heel bijzonder handschrift. Je moet een brief sturen naar Stanislas Sauer, kanunnik van die kerk en een ontwikkeld iemand, als hij nog leeft, of liever en met meer kans naar het kapittel, omdat dat tussentijds niet kan sterven. Ik heb het handschrift gezien, toen het tijdelijk was uitgeleend aan Simon Schönfeld,Ga naar voetnoot6. doctor in de geneeskunde, goed onderlegd in Hebreeuws, Grieks en Latijn en iemand die al lang bevriend is met onze vriend Reuchlin. Je hebt nu, Erasmus, informatie om het hand- | |
[pagina 30]
| |
schrift op te sporen. Het handschrift verdient een zeer nauwkeurige bestudering, omdat Pontius in deze tekst belangrijke schrijvers, Cornelius, Athanasius of Hieronymus, heeft gevolgd. Hij heeft het martelaarschap, als je dat woord toestaat, van Plinius bij de VesuviusGa naar voetnoot7. in alle opzichten onder woorden gebracht. Moge een kwade genius hem zijn verdiende loon geven, die het verheven verhaal van de marteling bij het vuil heeft gegooid, waarmee hij zelf, de schandelijke knoeier, besmeurd was.Ga naar voetnoot8. Van dit misdadig handelen geef ik een Fransman de schuld. Want dit dwaze volk heeft door een ingeboren rivaliteit met de ouden bij elke tak van wetenschap geschikte schrijvers in één samenzwering volledig laten verdwijnen of zonder kennis van zaken bloemlezingen van hun werken gemaakt. Het heeft zelfs hun titels schandelijk misbruikt en dwaze verhalen, onbenulliger dan Iberische onzin,Ga naar voetnoot9. onze eeuw aangesmeerd. In het originele exemplaar staat te lezen: ‘Hij stond bij de lijn (ad lineam).’ Die knoeier, ik zeg het al zo vaak, zette daarvoor in de plaats: ‘Hij stond er met linnen onderkleren (in lineis).’ In elk geval wordt de vergissing op geen andere plaats met meer recht vergeven. Want nadat hij gelezen had dat men Cyprianus zijn bovenkleren had uitgedaan, nodigde het logische vervolg er bijna toe uit hem in linnen onderkleren ten tonele te voeren. Toch dit is nogal zwak, terwijl de eerste lezing haar eigen echte gewicht behoudt, namelijk: tussen schuldigen vastgebonden werd de martelaar uit de rij geroepen en terechtgesteld. Ik wilde dit onder je aandacht brengen om de passage naar je eigen oordeel te onderzoeken. Het zou de moeite waard zijn, mijn beste Erasmus, met jouw inspanning en die van onze vriend Froben iets te publiceren waarvan je vindt dat het niet helemaal af is, en hierbij ruim van tevoren in een openbare brief aan de geleerden je wens mee te delen. Naar ik hoop, zou je uit onverwachte hoek een betrouwbaar iemand zien opduiken om jouw taak te verlichten. Lang geleden heb ik in Regensburg uit de bibliotheek van het klooster Sankt Emmeran het commentaar van de heilige Hieronymus op de brief aan de Galaten overgeschreven. Ik herinner mij nog dat ik daar bij het voorwoord veel gelezen heb dat in de gangbare uitgaven ontbreekt. Ook bij het commentaar op Mattheus mis ik iets, waarvan ik denk dat ik dat daar gelezen heb. Men mag aannemen dat afwisselend overvloed en gebrek aan lezingen op meer plaatsen aan te treffen zijn. Ik vraag je, welwillend als je bent, een geschikt iemand daar naar toe te sturen om de complete Hieronymus met die handschriften te vergelijken. Als je geen andere vrucht plukt, wat ik nooit kan geloven, zul je als belangrijkste resultaat in elk geval bereiken dat | |
[pagina 31]
| |
je jouw verbetering afgewogen hebt ten opzichte van eerbiedwaardige oude handschriften, die een keizer uit een onaangetaste bibliotheek uit Italië daarheen heeft laten overbrengen. In Rohr, een zeer beroemd klooster van reguliere kanunniken in Neder-Beieren, bevindt zich een handschrift dat niet groot en oud is. Het bevat op naam van de heilige Hieronymus drie korte uitleggingen van elk van de evangelisten, die de lezer geen onderricht geven, maar waarschuwen voor een een verklaring die elders vandaan komt. Een ander oordeel over dit werk kan ik je niet geven, omdat het een herinnering van lang geleden is. Als zij de auteur in de titel juist weergeven, moeten ze compact en scherpzinnig zijn. IJverig als je bent zou je een manier kunnen bepalen om van dit werk een modernere uitgave te maken. Als je geluk hebt, kun je zorgen dat Hieronymus hiermee verrijkt wordt. In Rome zijn twee verdedigers van de Heilige Stoel aangekomen, enkel met de bedoeling hem dit najaar in die positie te beschermen, waarvan sommigen hem willen verdrijven; zij willen daardoor beloningen en kerkelijke ambten verkrijgen en zo door het beschuldigen van een ander zelf goed wegkomen. Zoals je weet heeft een van henGa naar voetnoot10. vroeger door zijn twistgesprekken in scholen bewezen dat hij bij uitstek een onoverwinnelijke sofist is. Vaak heeft hij ook deze dagen in de SapienzaGa naar voetnoot11. in Rome disputen gehouden. Allen verbaasden zich over de heftigheid van deze man, het heen en weer schudden van zijn hoofd, zijn lenige lijf en zijn welsprekende hand waarmee hij punten van een zaak over zijn vingers verdeelde, terwijl hij hierbij zijn mond te ver opendeed. Daarom verwachten wij alles door hem gedaan te krijgen. Onder het voorwendsel van een theologische definitie leek hij eenmaal in het openbaar een leer te handhaven, die volledig tegengesteld is aan de christelijke filosofie, te weten dat geldwisselaars recht hebben rente te ontvangen.Ga naar voetnoot12. Sommige grappenmakers zeggen dat hij de lieveling van de Duitsers is en hebben dat jullie aangerekend. Ervan afgezien dat het misleidend is door de misdaad van één iemand een heel volk te leren kennen,Ga naar voetnoot13. zou ik beslist met tegenzin toegeven dat dit een belediging van het volk is. Bij de tweede manGa naar voetnoot14. ligt de zaak anders. Zijn manier van lopen, zijn woorden, zijn gezicht en zijn hele manier van doen schijnen bedacht om een zeke- | |
[pagina 32]
| |
re bescheidenheid uit te stralen. Midden in een voordracht speelt hij dat op een manier die je niet zo maar aantreft bij gezaghebbende personen. Men denkt dat hij er niets van moet hebben om aanzien en geld bij machthebbers te verkrijgen, en dat de neiging zijn tegenstander te haten en te beledigen, waardoor hij als minder betrouwbaar zou gelden, hem vreemd is. Naar men meent, denkt, zegt en schrijft hij alles om de zuivere verdediging van de waarheid, de levensregel van de apostelen en de mening en de betrouwbaarheid van de oude commentatoren weer te geven. Voorzien van deze vaardigheden heeft hij herhaaldelijk boekenGa naar voetnoot15. naar Rome gestuurd en steunde daarmee onze handelwijze en meningen, waarmee in deze tijd de belangrijkste deur van het christendom, of men het nu wil of niet, wordt bediend. Met deze opzet bereikte hij dat men lang tevoren naar zijn komst verlangde, ook des te opvallender, omdat hij zich niet haastte hoewel zijn superieuren hem meer dan eens riepen. Hij zou hun natuurlijk met des te meer aanzien tegemoet komen en des te meer gunsten verkrijgen, naarmate hij zich belangrijker had voorgedaan dan hij was en minder door rijkdom te beïnvloeden. Zijn verstandig optreden kwam hem goed van pas. Het geluk had hij bijna naar zich toe getrokken, maar het toeval dat de mensen treft, haalde al zijn verwachtingen onderuit. Want bij zijn aankomst blies de oude Leo x zijn laatste adem uit.Ga naar voetnoot16. Ik vraag je nu aan de hand van één voorbeeld te vernemen, wat die slechte leerstellingen zijn die de mensen hier niet kunnen verdragen. Driehonderd christenen hebben bij jullieGa naar voetnoot17. onder beide gedaanten de communie ontvangen. Dat heeft men ons met veel overdrijving meegedeeld, alsof er heiligschennis gepleegd was. Wij hebben het als een verderfelijke kwestie opgevat, we waren ontzet en dachten dat de misdaad met iedere pen en iedere afkeuring veroordeeld moest worden, omdat zij, denk ik, dat tegen de gewoonten van onze voorvaderen en een duidelijke uitspraak van de Schrift gedaan hebben: ‘Voorwaar, voorwaar, ik zeg u, als gij het vlees van de mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij geen leven in uzelf.’Ga naar voetnoot18. En deze uitspraak is viermaal herhaald.Ga naar voetnoot19. En op een andere plaats: ‘Jezus nam het brood, en toen hij een dankgebed uitgesproken had, brak hij het, gaf het aan zijn leerlingen en zei: “Neemt, eet: dit is mijn lichaam.” Toen hij de | |
[pagina 33]
| |
beker genomen had, gaf hij hem na een dankgebed aan zijn leerlingen met de woorden: “Drinkt allen hieruit.”’Ga naar voetnoot20. En Paulus zegt: ‘Maar laat de mens zichzelf onderzoeken en zo van het brood eten en van de wijn drinken.’Ga naar voetnoot21. Ook in deze passage is dezelfde rite zo vaak ter sprake gebracht. Met deze wapens begeven de verdedigers van de publieke moraal en van lang gevestigde verkeerde meningen zich ten strijde. Degene die heilige boeken leest en overdenkt, is nooit op een goede manier vroom, maar wel hij die laat zien dat zijn oog eenvoudig, zijn geest nederig en zijn hart door God onderricht is. Ik kwam vorig jaar op 1 maart in Rome, door Leo x uit Hongarije ontboden omdat Ippolito d'Este, die het rijkste bisdomGa naar voetnoot22. in Hongarije had, de aandacht op mij vestigde. Daar had hij mijn werken leren kennen en deze gewaardeerd. Ik heb de paus begroet met een werk van mij tegen de ketterse Waldenzen,Ga naar voetnoot23. bij wie ik drie jaar tevoren verbleven had. Dit werk had ik al een andere keer in haast geschreven, omdat ik de bisschop van Olumouc,Ga naar voetnoot24. die mij steeds hetzelfde vroeg, snel ter wille wilde zijn. Daarom waren er in dit haastige werk veel ontoelaatbare zaken gekomen. De juiste maat vroeg om meer inhoud dan lengte. De opbouw was in veel opzichten onregelmatig en de felheid in debatten groter dan een christelijke of althans wereldlijke bescheidenheid paste. Deze fout maakte ik, omdat ik uit ervaring wist hoever de OratioGa naar voetnoot25. van hun mening en leefwijze afstond. Toch kan dat niet als verontschuldiging dienen voor de argumentatie waarmee men zijn tegenstander aan zijn kant probeert te krijgen, namelijk hem die het met je zaak eens kon zijn, eerst zo zwaar te grieven, dat hij door de herinnering aan de pijn afhaakt en met degene die de belediging veroorzaakte, geen mening kan delen. Toen ik in Rome was, werden jouw vijandGa naar voetnoot26. en ik bij iemand van grote reputatie, een van de bisschoppen,Ga naar voetnoot27. te eten uitgenodigd. Toen de tafel weggehaald was, kwam men over Luther te spreken, die op verschillende manieren werd aangevallen. Als belangrijkste mening gold dat hij een hoerenloper en een drinkebroer was, gebreken waaraan, naar men zei, de Duitsers in de | |
[pagina 34]
| |
regel leden. Na hem kwam jij ten tonele, maar niet in je eigen rol. Je vijand moest bitter lachen, omdat de meeste mensen die jouw godsdienstige werken over Christus waarderen, je als een zon begroetten. Vervolgens werd er van hem een brief of een voorwoord bij een ander werk voorgelezen.Ga naar voetnoot28. Daarin reageerde hij vijandig op plaatsen waar jij monnikjes, inhoudsloze gebedjes, afgesneden randen van pijen, precies getelde plooien van liturgische gewaden en alle symbolen van verdelingen in de kerk bespot. Die oude man,Ga naar voetnoot29. weliswaar geen monnik maar toch een priestertje, boosaardig en niet innemend, werd door afkeer tegen je naam volledig in beslag genomen. Zijn onstuimigheid kreeg bijval van onze gemeenschappelijke gastheer, omdat hij misschien tot zijn ongenoegen hoorde dat er iets belangrijks in Duitsland ter sprake kwam en hij ook je persoonlijke vriend niet was; voortdurend riep hij dat je hooi op je hoorns had.Ga naar voetnoot30. Mensen die in hun geest zijn aangetast, hebben namelijk het evangelie en de hele canon van de Schrift, de goddelijke bestraffer van zonden, al lang geleden in vergetelheid gebracht en vervangen door een onderdanige theologie en tradities die aan hun bedenkers gehoorzamen. Onder bescherming van deze wetten vallen zij voor hun plezier alles aan. Wie dit dan weer met de goddelijke wetten verbindt en afweegt, krijgt, omdat zij niet tot haat tegen de goddelijke geschriften durven aanzetten, hun wraak te verduren: want hij heeft hun verdorvenheid ontdekt en bij gelegenheid doeltreffend bekend gemaakt. Door deze houding was het hem voorspoedig vergaan, en hij zou op jouw neus naar believen met de meest smerige modder wraak genomen hebben. Ik kreeg zodoende een afkeer van dit gezelschap en verkeerde in een lastig parket. Toch legden wij de ruzie bij, omdat ik vriendelijk was ontvangen, en gingen wij uiteen. Je vijand ging nu tot zijn taak over. Aan de Sapienza Romana gaf hij, goed betaald, college over Oppianus.Ga naar voetnoot31. Hem beschouwde hij als de belangrijkste van alle schrijvers om daarmee Rome zijn eigen talenten te tonen en dat voor de vismarkt te laten blijken. En dat voor een man die vele jaren doorbracht met het bestuderen van de Heilige Schrift, het Oude en het Nieuwe Testament in het Hebreeuws, Grieks en Latijn en die beter dan wie ook zelf met een zeker recht over deze zaken kon oordelen. Ik zocht mijn huis op, vol als ik was met bedreigingen, en ik dacht vanaf dat moment aan een geschikte gelegenheid om de ondraaglijke kwaadwilligheid van die man aan te vallen met een stijl die hij verdiende. Ik zou dat doen in het voorwoord bij het aaneengesloten | |
[pagina 35]
| |
verhaal van de vier evangeliën, die Aurelius Augustinus in zijn De consensu evangelistarum slechts in het vooruitzicht gesteld en niet voltooid heeft. Terwijl ik met dat plan bezig was, troffen wij elkaar weer in november; in het gezelschap verkeerde ook onze vriend Paolo Bombace. Hier voerde je vijand voor de tweede keer nu niet zijn oude voorwoord ten tonele, maar een volledig werk,Ga naar voetnoot32. dat zorgvuldig opgesteld was om ketterij volledig in een kwaad daglicht te stellen en te belasteren. Dit om te bereiken dat men jou als enige veroorzaker beschouwt van alle onbetrouwbaarheid, die beklagenswaardige geesten, verstoken van elk godsdienstig gevoel, ooit op aarde en in de hel hebben kunnen verzinnen. Dit werk las hij in het gezelschap voor; kort tevoren had hij het aan Leo x aangeboden en mensen ertoe aangezet ongunstig over je te gaan denken. Paolo Bombace verzette zich op beide plaatsen tegen deze laster, in het gezelschap door zijn aanwezigheid bij zijn beschermer en bij Leo met een weloverwogen verdediging; hij verdedigde jou en je godsdienstigheid met volle overgave. Toch ging het bergafwaarts met de zaak, zodat de slechtste partij zou winnen, als Leo niet door zijn dood die laster uit weg was gegaan. Je weet nu wat ze met je wilden. Dit was het bewijs. Ook jij had er een voorgevoel van. Ik kon uit je briefGa naar voetnoot33. afleiden dat je bang was en meende dat sommigen jouw werken niet lazen voordat je toestemming van de paus verkreeg. Ik zag die drie jaar waarom je vroeg als een wapenstilstand in de oorlog. Stil heb ik bij mezelf gelachen en leek bijna met jou te zeggen: ‘Er is veel tussen de lip en de beker.’Ga naar voetnoot34. Zolang ik dacht dat je vijand iemand was die door zijn geschriften en een christelijk geweten uitmuntte, verontrustten deze zaken mij in hoge mate en door ongeduld gedreven haastte ik mij zogezegd met roeiriemen en zeilenGa naar voetnoot35. om een verdediging voor jouw zaak te schrijven.Ga naar voetnoot36. Maar toen wij de volgende dagen elkaar vaak troffen en hij iedere dag meer van zichzelf liet zien, begon ik mij minder te ergeren aan de dwaasheid van de man, in de mening dat een heel slechte toneelspeler spoedig een slecht toneelstuk zou opvoeren. En nu raakt hij zijn goede naam kwijt. Een landgenoot van hem,Ga naar voetnoot37. die met jou in Leuven had gesproken en je dagelijkse manier van doen goed kende, heeft hem een eervolle brief over jou geschreven, waarmee hij beoog- | |
[pagina 36]
| |
de dat je vijand vanwege jouw verdienstelijke deugdzaamheid met zijn misdadige optreden zou ophouden. Hier zijn mensen die hem van huis uit kennen en zeggen dat hij daar voor een atheïst doorging. Ik heb hem in elk geval altijd als een EbionietGa naar voetnoot38. beschouwd. Paolo Bombace heeft met een ernstig gezicht hem zijn schandelijk gevlei verweten en zijn afschuwelijke manier van geld verdienen door een onschuldig iemand aan te klagen. Hij zei dat deze man verderfelijker was dan alle ketterij waarvan men Erasmus ten onrechte beschuldigde. De man ontweek de beschuldiging door als DomitianusGa naar voetnoot39. te lachen, maar liep toch niet over van schaamte. Mij en meer mensen die zich beklaagden over zijn ongebreidelde hardheid tegenover jou, gaf hij telkens een ander antwoord: dat het niet de taak van Erasmus was de publieke moraal te hekelen; dat hij de lichtzinnigheid van Erasmus zou beteugelen en, wat nog misdadiger is, dat hij bij Erasmus roem zocht. Die charlatan loopt ook van de ene boekwinkel naar de andere, hij maakt je naam bekend en dringt hem bij hen op, of ze willen of niet; wie hij kan, maakt hij medeplichtig aan zijn waanzinnig optreden en hij heeft nu een landgenoot van zijn eigen soort gevonden.Ga naar voetnoot40. Er worden nu boeken aangeboden,Ga naar voetnoot41. bedoeld om je aan te vallen met de spoken van Scotus, ‘hierheden’ en ‘daarheden’,Ga naar voetnoot42. die je altijd verfoeid hebt en waarvan je je altijd verre hebt gehouden. De auteur van dit treurspel valt ook weer je laatste verbeterde uitgave van het Nieuwe TestamentGa naar voetnoot43. en de aantekeningen daarbij aan. Daarbij zal hij zover gaan dat hij, als God het belieft, zelf als een koude EmpedoclesGa naar voetnoot44. Erasmus in de kraters van de Etna trekt. Ik heb geen enkele hoop dat ik de waanzin van zijn gevoelens voor jou naar behoren kan beschrijven. Innerlijk wordt hij volledig beheerst door afgunst en haat tegen jou en door liefde voor zichzelf. Toch zal ik je zijn karakter schetsen, zoals het met andermans woorden beschreven is. Dat is je vijand, als je de ‘Thaissen’Ga naar voetnoot45. die hem zijn gevolgd, niet van hem afneemt. Bovendien heb je in alle opzichten een soldaatGa naar voetnoot46. op het toneel. Ik dacht dat jij hiervan op de hoogte diende te zijn, omdat ik weet dat een spreker dan pas goed voor zijn zaak opkomt, wanneer hij het uiterlijk, de | |
[pagina 37]
| |
plannen en het gedrag van zijn tegenstander juist in zich opgenomen heeft. Indien het niet mijn bedoeling was je dit te laten weten, zou ik misschien met moeite mijn lichtzinnigheid als verontschuldiging kunnen aanvoeren, omdat ik na zo'n hardnekkig zwijgen van vele jaren meende dan pas te moeten schrijven, wanneer ik de hartstochten van mensen wilde schilderen. Omdat je tegenstander zich in deze zaken overal zo gedraagt, dat er niets van een onaangetast innerlijk en christelijk geweten bij hemzelf overblijft, niets onberispelijks van een algemeen fatsoen, denk ik dat je, mijn beste Erasmus, er heel goed aan zult doen om je voortaan niet op enigerlei wijze tot het volk te verlagen. Dat wil zeggen, wanneer je hem antwoordt, moet je zover mogelijk terugwijken van de lijn die hij zich heeft voorgesteld te volgen, maar de taal terugroepen naar waar zij thuishoort. Hier moet je voor alle Duitsers met een zekere eerbiedwaardigheid en verhevenheid van je heldhaftige geest de misdadige activiteit van buitenlanders beschrijven en het feit dat door hen de oprechtheid, de godsdienstigheid en de waardigheid van de Duitsers wordt bespot en hun geduld op de proef wordt gesteld. Je begrijpt wat je daad tot gevolg zal hebben. Geen ander middel zal uiteindelijk effectief zijn. Welnu dan. Zou jij inderdaad met je armen en je zwakke lichaam lang en tevergeefs tegenstand kunnen bieden, terwijl een hele rivier lang en breed overal naar ons toestroomt? Je dient thuis te blijven en bij de drempel een dijk aan te leggen, hoe kortstondig deze ook maar is, zodat de watermassa niet verder komt en de snelheid wordt verminderd. Neem mijn advies aan, mijn beste Erasmus. Voor je zeer vruchtbare Minerva schrijf ik niets voor. Maar laat het mij toch vergund zijn dit te zeggen, omdat jij, doordat je mijn toewijding aan jou uit dit soort taalgebruik afleidt, op mij gesteld bent en steeds blijk geeft van je warme gevoelens voor mij. Veel mensen genieten bijna onbezorgd van hun omgang met jou; ik ben bijna jaloers op hen om de mogelijkheden die hun geboden worden. Want van de talloze mensen die jouw adviezen in ernstige zaken gebruiken, kan nauwelijks iemand gevonden worden die meer dan ik behoefte heeft bij deze en andere ernstige en onvermijdelijke bezigheden persoonlijk met je om te gaan. Ik ben met een geschrift bezig om je onschuld te verdedigen.Ga naar voetnoot47. Daarmee ben ik al flink gevorderd. Maar wanneer het werk eindelijk af is en jou onder ogen komt, weet ik niet. In hetzelfde werk word ik door je vijand tot veel onderwerpen uitgedaagd. Als ik hier gehoor aan geef, of nu de kwestie dit verdient of niet, kan ik gevaar lopen wanneer deze zaken overal bekend raken. Als ik ze oversla en achterwege laat, zou dat betekenen dat ik mijn post verlaat. Verder ben ik van plan een boek te schrijven, dat de gebeurtenissen van de vier evangeliën chronologisch behandelt. Dezelfde noodzaak brengt mij hier- | |
[pagina 38]
| |
toe en daarom betreur ik het dat ik zover van jullie verwijderd ben, van jou, van onze vriend Froben en van het vrije Duitsland. Maar ik vraag je bij onze vriendschap als christenen deze brief zo op te vatten, dat je begrijpt dat hij zowel aan jou als direct daarna aan Vulcanus is gericht. Als jij mij iets van je wilt laten horen, laat het dan bezorgen bij Paolo Bombace, mijn grote vriend, als je tenminste denkt dat mijn verblijfplaats minder voor de hand ligt. Het is in Rome het huis van de Hongaren bij het Collegio di San Pietro in Vaticano. Het ga je goed, mijn beste Erasmus, 16 februari 1522 Jacob Ziegler uit Landau, Beieren Aan de eerbiedwaardige heer Desiderius Erasmus van Rotterdam, zijn meest geëerde leraar en vriend, te Bazel in het huis van Froben |
|