De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 9. Brieven 1252-1355
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1256 Van Juan Luis Vives
| |
[pagina 21]
| |
Een augustijner monnik is dezer dagen van Antwerpen voor berechting naar Brussel gesleept.Ga naar voetnoot4. De LammeGa naar voetnoot5. en de KameelGa naar voetnoot6. zijn daarheen gesneld. Ik hoor dat deze met lasterlijke beschuldigingen en beschimpingen over je gesproken hebben; dat deden ze al voordat Luther geboren werd. Nooit zijn Orestes of HerculesGa naar voetnoot7. zo waanzinnig geweest als die twee, maar ongelooflijk waanzinnig is die Steenhouwer,Ga naar voetnoot8. van wie alles, of hij nu wat zegt of doet, alleen maar steen is, een man die eerder een tragedie verdient dan die figuren uit de oudheid. De Romeinse gezantGa naar voetnoot9. is een openhartig iemand; wat van hem of wat van een ander is houdt hij niet voor zich. Hij klaagt dat jij hem veel onrecht hebt aangedaan, maar beweert dat hij toch zijn oude genegenheid heeft bewaard. Hij zei dat de hertog van AlvaGa naar voetnoot10. je vijandig gezind is, omdat je aan Barbier in Spanje hebt geschrevenGa naar voetnoot11. dat de Spanjaarden met Luther sympathiseren in de hoop, dat zij als christenen beschouwd worden. Het is niet geloofwaardig, want ik denk niet dat je dat hebt geschreven. En ook al had je het bij wijze van grap geschreven, wie heeft dat dan naar hem kunnen overbrengen? Daarna heb ik met zijn zoonGa naar voetnoot12. gesproken, die vertelde dat zijn vader jou af en toe ter sprake had gebracht, maar die uitspraak van jou toch nooit had gemeld. Wat de gezindheid van zijn vader was, had hij niet kunnen achterhalen, want deze liet nooit merken aan welke kant hij stond. Er is hier een heraut, een vriend van me,Ga naar voetnoot13. die niet zal zwijgen als hij iets te weten is gekomen. Want over twee zaken heeft hij niet gezwegen, in de eerste plaats dat jij een boekhandelaar in Antwerpen gezegd hebt, dat hij zonder angst voor de ordonnantie boeken van Luther moest verkopen.Ga naar voetnoot14. En in de tweede plaats dat Luther, toen hij werd aangespoord zijn leer te herroepen,Ga naar voetnoot15. geantwoord | |
[pagina 22]
| |
had dat hij dat niet kon zonder degenen te raadplegen op wier aanraden en aandringen hij die taak op zich had genomen.Ga naar voetnoot16. Deze heraut zei te vermoeden dat jij een van hen was en dat je als een van de belangrijkste mensen met name werd genoemd. Deze man is de bron van alle geruchten die zich over Duitsland verspreid hebben. Toen je hier was, had je hem ook bijna helemaal door. Want zij die je vroeger beschouwden als een christen die niet met andere namen aangeduid hoeft te worden, denken nog zo over je. En een gerucht wordt, als het de ronde doet, duidelijk steeds sterker.Ga naar voetnoot17. Het is een mistwolk en als je die zelf van verre bekijkt, denk je dat hij enorm is. Je zou hem anders noemen, als je hem van dichtbij zou zien en aanraken. Geen wonder dat mensen zo liegen over dingen die ver weg gebeuren, omdat hier ons dagelijks verteld wordt dat in Brussel en Mechelen gebeurtenissen plaatsvinden die zelfs nooit bedacht zijn. Daarom moet je je over deze geruchten geen zorgen maken. Wie jou hier een aanhanger van Luther noemen en wie dat in Duitsland juist helemaal niet doen, zijn dezelfde mensen die op hetzelfde uit zijn. Maar al naargelang de aard van het toneel en de toeschouwers veranderen zij van rol; zij proberen toch haat te zaaien en doen hun best om iemand die aan alle kanten goed verdedigd is, op deze manier aan te vallen. Ik zou willen dat jij je vrienden aan het hof schrijft, wat voor een laster je vijanden je op een misdadige manier bezorgen, bijvoorbeeld aan Van Halewijn en de biechtvader van de keizer,Ga naar voetnoot18. als je tenminste bevriend met hem bent. Aan het hof is het geloof in hem even groot als in Christus. Ik ga zelf naar hen toe, als ik met Augustinus klaar ben, en zal daar met mijn hitte flink wat van deze mist laten verdwijnen. Want de biechtvader heeft geen geringe dunk van mij en ik doe mijn best deel uit te maken van het personeel van Ferdinand.Ga naar voetnoot19. Maar dit is voor Harpocrates,Ga naar voetnoot20. om te voorkomen dat men het mij verhindert, als het aan het licht komt. Als je de gezantGa naar voetnoot21. bij een geschikte gelegenheid eervol kon vermelden, zou je hem helemaal voor je innemen. Want hij heeft bij mij geklaagd dat je hem niet bedankt hebt voor de kwestie van de za tegen Zúñiga.Ga naar voetnoot22. Ik neem aan dat je dat begrijpt. Zie waarvoor hij gevoelig is, of liever wat hij van jou | |
[pagina 23]
| |
vindt, omdat hij zo graag je lof wil ontvangen. Maar die anderen bijten net als sommige beesten feller, als ze dood gaan. Want het is zeker dat zij niet die jeugdige kracht zullen hebben die jij volledig hebt, dat wil zeggen een kracht die voortkomt uit de humaniora en uit Christus. De Steenhouwer wordt door zijn collega's gehaat, zoals ze zeggen. Hij is zo arrogant geworden door zijn entree in het huis van de bisschop van Kamerijk;Ga naar voetnoot23. en ze denken dat hij heel veel kan bereiken, omdat hij de jongeman overal volgt. O, mensen die voor schimmen bang gemaakt zijn. Alsof degene die hij volgt, tot iets in staat is; alsof hij evenveel zou kunnen als zijn heer. Het grondbeginsel van je ziel is christelijk, zoals het altijd is geweest. En ongetwijfeld heeft Christus je een enorme en overvloedige beloning hiervoor bereid, omdat de mensen je zo ondankbaar zijn. De nieuwe pausGa naar voetnoot24. zal trouwens wat dat betreft hun stemmen vriendelijker of vijandiger maken, al naargelang hij sympathie voor je heeft of niet. Maar, vraag ik je, wil je het lot dat de goede mensen gemeenschappelijk dragen, weigeren? Bij Christus verzoek ik je telkens weer, mijn beste Erasmus, je geen zorgen te maken en niet versneld oud te worden, omdat die roddels je diep hebben geraakt. Want slechte mensen kunnen iemand, die zoveel steun heeft van Christus zelf, van alle goede mensen en van een zuiver geweten, niet zomaar schade toebrengen. Omdat jij niet belast was met schuld - het enige wat een goed iemand in zijn leven dient te bereiken -, hoef jij je niet bezorgd af te vragen, welk einde God voor jou bepaalt. Maar waarom schrijf ik jou het volgende? Ik heb intussen Warham,Ga naar voetnoot25. ThaleGa naar voetnoot26. en MauriceGa naar voetnoot27. als toehoorders; ze zijn me dierbaar, maar door jouw aanbeveling zijn de eerste twee nog dierbaarder en deze laatste ook, voor zover hij dierbaarder kan zijn. Van Augustinus heb ik dertien boeken af.Ga naar voetnoot28. Zeven boeken zijn gecontroleerd en overgeschreven, zes andere worden al een tijd lang gedrukt. Intus- | |
[pagina 24]
| |
sen komt er steeds iets bij. In mijn jeugdige overmoed heb ik mij zo weinig tijd gegund zonder erbij stil te staan dat het om een zo lang, afwisselend en diepzinnig werk gaat, dat zoveel historische, mythologische, natuurlijke, morele en theologische zaken bevat - zaken waarvan jij goed op de hoogte bent. Ik zou een volledige verantwoording van mijn inspanning geven, als ik niet naar jou schreef. Ik vraag je het mij niet kwalijk te nemen dat je het werk later dan verwacht krijgt toegestuurd, als er maar een werk verschijnt dat Augustinus enigszins waardig is. Je hebt mijn geest gepijnigd met je uitspraak ‘Ik zal je niet meer zo vaak lastigvallen met mijn verlangens’. Dus jij schijnt me in het vervolg niet te willen wijzen op het nut van mijn studies. Want jouw aansporing en ook, zoals jij het noemt, dat dringend verlangen, wat zijn die anders dan prikkels, die terwijl ik anders aarzel mij tot bijzondere werken stimuleren? En noem je dit een dringend verlangen? Wat zul je dan aansporingen van een leermeester noemen? Je wilt voor je vrienden en leerlingen zo vriendelijk zijn, dat je hen bedroefd maakt, als zij zien dat jij hen behandelt als mensen die jou nauwelijks bekend of aan jou gelijk zijn. Met woord en daad kon Vives je nog niet ervan overtuigen dat je niets kunt doen dat voor hem onaangenaam is, tenzij je bang bent lastig voor hem te zijn. Want zo staat er boven je brief geschreven: ‘Aan mijn gewaardeerde vriend’, en niet alleen maar ‘gewaardeerd’, maar zelfs, als het de goden behaagt, ‘bijzonder gewaardeerd’. Als je voortaan toestaat, dat die JohannesGa naar voetnoot29. of LievenGa naar voetnoot30. op deze manier schrijft, gooi ik de brief weg; als er iemand is die mij moet waarderen, is dat niet Erasmus. Bij alle wetten van de vriendschap, bij al je weldaden voor mij en bij al mijn plichten tegenover jou smeek ik je om wat vriendelijker met mij om te gaan. Het doet mij goed dat je zo hartelijk in Duitsland bent ontvangen, ook al was het voor mij niets nieuws. Het verheugt mij ook dat jij daar Velius hebt. Zijn verjaardagsgedicht voor jeGa naar voetnoot31. is naar mijn smaak zeer geslaagd. Groet hem namens mij, als het je instemming heeft; groet ook Buschius en Rhenanus, als hij daar is. Maurice groet je zeer hartelijk. Je krijgt ook de groeten van John Clement, die vóór de komende lente niet naar Italië gaat. Hij zegt dat hij het zeer betreurd heeft, dat jij buiten zijn medeweten naar Bazel bent vertrokken. Als hij het geweten had, zou hij je vergezeld hebben en daar de hele winter gebleven zijn. Ik was bezig iemand in dienst te nemen, toen Franz de boekhandelaarGa naar voetnoot32. | |
[pagina 25]
| |
heel attent mij liet weten, dat hij zo snel mogelijk enkele boeken naar jou zou sturen. Als ik wilde dat er iets werd meegenomen, zou hij dat bij de rest van de lading voegen. Daarom gaf ik de opdracht hem de zeven boekenGa naar voetnoot33. die door mij al herzien waren, toe te vertrouwen. Froben kan met drukken beginnen, als het jouw instemming heeft. De tien andere tot aan het zeventiende stuur ik beslist vóór de Vasten. De rest neemt Franz zelf mee, als hij naar de markt van Frankfurt gaat. Uit die zeven boeken kun je, als je tenminste tijd hebt iets van een ander te lezen, te weten komen, welke commentaarmethode ik gevolgd heb. Dat geldt ook voor de overige boeken, behalve voor boek acht, negen, tien en achttien. Ze kosten minder werk en inspanning, omdat ze niet zo afwisselend zijn en een groot deel van wat daar behandeld wordt, voor iedereen overal toegankelijk is. Ik vraag je te zorgen dat er van dat werk enkele honderden exemplaren als een afzonderlijke uitgave van Augustinus worden gedrukt. Want er zullen veel geleerden zijn, die het volledige werk van Augustinus niet willen of kunnen kopen, omdat ze dat niet nodig hebben of omdat ze niet over zoveel geld beschikken. Want je weet wel dat zij die zich op de meer verfijnde studies toeleggen, behalve dit werk van Augustinus bijna niets anders van dezelfde auteur lezen. Opnieuw vaarwel, mijn beste leermeester. Leuven, 19 januari 1522 |
|