De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 9. Brieven 1252-1355
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdErasmus van Rotterdam groet de onoverwinnelijke keizer Karel, de vijfde met die naamIk weet heel goed, onoverwinnelijke keizer Karel, hoeveel ontzag en hoeveel eerbied men niet alleen moet hebben voor de hele Heilige Schrift, die ons de heilige vaders met goddelijke inspiratie hebben overgeleverd, maar vooral voor die werken, die ons op betrouwbare wijze vertellen, wat de hemelse Vader tot heil van de hele wereld door zijn Zoon Jezus heeft gedaan of verkondigd. Tegelijk was ik mij bewust van mijn eigen onwaardigheid, toen ik enkele jaren geleden ermee begon de brieven van Paulus door middel van een paraphrasis uit te leggen - want dat plan kwam toen spontaan bij mij op -.Ga naar voetnoot1. Ik dacht dat ik een heel roekeloze en schaamteloze taak op mij nam, en zoals men zegt, een gevaarlijk dobbelspel.Ga naar voetnoot2. Het ging zover dat ik, toen ik met een of twee hoofdstukken een proef van het werk had gemaakt, zeker besloten zou hebben de zeilen te reven en met de voorgenomen tocht op te houden, als geleerde vrienden mij in een wonderlijke eenstemmigheid niet hadden aangespoord door te gaan. Vanwege hun verlangens was het mij niet vergund uit te rusten voordat ik alle brieven van de apostelen had behandeld, hoewel ik zelf alleen die brieven had uitgekozen die buiten kijf door Paulus zijn geschreven. Raadgevingen van vrienden op te volgen is mij | |
[pagina 17]
| |
niet altijd goed bekomen. Maar toch heb ik mij in deze zaak gelukgewenst, omdat deze gewaagde onderneming voorspoediger uitpakte dan verwacht. Dat geldt zowel voor de auteur, voor wie zij vrijwel geen kritiek opleverde als voor hen die de filosofie van het evangelie bestuderen. Als om strijd bedanken deze mensen mij, omdat zij door mijn toewijding zijn aangespoord tot of geholpen bij de kennismaking met de wijsheid van de apostelen. Maar toen ik deze taak voltooid had, verwachtte ik niet dat ik mij daarna nog ooit met zo'n soort geschrift bezig zou houden. Maar zie, ik ging in Brussel mijn opwachting maken bij de eerwaarde kardinaal Matthäus van Sion,Ga naar voetnoot3. toen hij van de Rijksdag te Worms was teruggekeerd. Het was op zijn instigatie dat ik de canonieke brieven voltooid had.Ga naar voetnoot4. En alsof hij het al bedacht had, begon hij direct in het gesprek mij aan te sporen om wat ik met de brieven van de apostelen had gedaan, ook te doen met het evangelie van Mattheus. Ik voerde direct allerlei excuses aan: dat een waagstuk dat ik voor de brieven van de apostelen had aangedurfd, meer dan genoeg was; dat de apostelen wel door God bezield, maar toch mensen geweest waren; dat de majesteit van Christus bovendien te groot was dan dat men met zijn woorden hetzelfde zou mogen aandurven. Zelfs als de verhevenheid van het werk mij er niet van zou weerhouden, verbood de aard van de inhoud dat toch en liet geen auteur van een paraphrasis toe. Bovendien gaat het hier om verschillende personen, aan wie men de schrijfstijl noodgedwongen aanpast, met als gevolg dat men de pen binnen zeer beperkte kaders hanteert en natuurlijk van die vrijheid is uitgesloten die andere soorten commentaren toestaan. Want ook de paraphrasis is een soort commentaar. En omdat een aanzienlijk deel van het Evangelie uit een eenvoudige en heldere vertelling van gebeurtenissen bestaat, zal daarna misschien blijken dat de schrijver van een paraphrasis niets anders doet dan volgens een Grieks spreekwoord de lamp 's middags aansteken.Ga naar voetnoot5. Ook verschillen de ouden gedeeltelijk van elkaar bij het uitleggen van de allegorieën en gedeeltelijk gaan zij zo te werk, dat zij soms op mij de indruk maken ermee te spelen. Ik zou ze alleen maar in de persoon van Christus of van een evangelist mogen vermelden. Daarom is het duidelijk met wat voor problemen ik te maken zou hebben. Ik breng maar niet ter sprake, dat Christus sommige uitspraken zo gedaan heeft, dat hij niet wilde dat men ze op dat moment begreep. Bijvoorbeeld: ‘Breek deze tempel af en ik zal hem in drie dagen weer opbouwen’,Ga naar voetnoot6. of over het kopen van een zwaardGa naar voetnoot7. of het vermij- | |
[pagina 18]
| |
den van het zuurdesem van de farizeeën.Ga naar voetnoot8. En verder worden door Jesus in de toespraak waarin hij de ondergang van de stad Jeruzalem, het einde van deze wereld en de kwellingen die eens de apostelen zullen overkomen, voorspelt,Ga naar voetnoot9. zijn woorden vermengd en zo aangepast, dat ik meen dat hij niet alleen voor de apostelen, maar ook voor ons duister heeft willen zijn. Aan de andere kant zijn er enkele passages die naar mijn mening volledig onverklaarbaar zijn, bijvoorbeeld over de zonde tegen de Heilige Geest, die nooit vergeven kan wordenGa naar voetnoot10. en over de laatste dag, die alleen de Vader kent en zelfs de Zoon onbekend is.Ga naar voetnoot11. In de commentaren mag men hier zonder risico uiteenlopende meningen van verschillende mensen weergeven en mag men eerlijk toegeven, dat de plaats niet duidelijk is. Maar hetzelfde recht heeft de auteur van een paraphrasis niet. Bovendien zijn bepaalde zaken zo gezegd, dat ze ook betrekking hebben op deze tijden, waarin heel wat kwesties afwijken van de leerstellingen van apostelen. Zelfs als de evangelisten met hun profetische geest hiervan tevoren op de hoogte waren, dan nog kan men deze alleen maar zonder opsmuk en compact in hun naam behandelen. Ook maakte ik mij zorgen dat, als ik alleen Mattheus behandelde, er meteen mensen zouden komen, die van mij verlangden hetzelfde met de andere evangelisten te doen. Als ik hun ter wille zou zijn, zou ik meermaals zaken moeten herhalen - met name alles waarin de evangelisten onderling overeenstemmen. Als ik van al hun teksten een of ander doorlopend verhaal zou maken,Ga naar voetnoot12. had ik, omdat het uitleggen van afwijkende plaatsen niets anders is dan zich in een labyrint op te houden, geen heldere paraphrasis kunnen geven. Hoewel ik met deze en talrijke soortgelijke argumenten smeekte de opgedragen taak niet te hoeven uitvoeren en ik een goede en overtuigende reden hiervoor meende te hebben, heeft de kardinaal toch door zijn welsprekendheid en zijn gezag gewonnen, waarbij hij het risico en het ongewisse van de hele onderneming voor zijn rekening nam. Ik durfde mij niet langer tegen het advies van die man te verzetten, wiens adviezen Uwe Majesteit in de moeilijkste kwesties gaarne pleegt op te volgen. En hoewel ik met het werk helemaal nog niet begonnen was, maar slechts beloofd had dat ik het een keer zou proberen als het toevallig goed uitkwam, had hij toch op weg naar MilaanGa naar voetnoot13. namens mij aan de Duitsers beloofd, dat het werk deze winter | |
[pagina 19]
| |
zou verschijnen. Daarom werd ik bij mijn terugkeer naar Bazel aan alle kanten door mijn Duitsers - zeer schaamteloze eisers - zo belaagd, dat ik om zijn en mijn belofte na te komen het werk in ongeveer een maand heb voltooid.Ga naar voetnoot14. Ach, mogen zijn bevel en mijn gehoorzaamheid allen geluk brengen. En ik hoop dat dit zal gebeuren, als Uwe Majesteit dit geschenk, dat aan u is opgedragen, aanvaardt. Maar hier zal misschien iemand die u alleen maar als keizer kent, zeggen: waarom dit werk opgedragen aan een wereldlijk vorst, dat beter paste bij een opdracht aan abten en bisschoppen? In de eerste plaats lijkt mij al wat eervol aan een christelijke vorst wordt aangeboden, een passend geschenk. Bovendien is geen vorst zo werelds, dat het belijden van het evangelie hem vreemd is. Keizers worden gezalfd en gewijd met de bedoeling dat zij de godsdienst van het evangelie beschermen, herstellen of verspreiden. De keizer is dus geen leraar, maar een voorvechter van het evangelie. Dat geef ik toe, maar intussen is het gepast te weten wat datgene waarvoor u de wapens opneemt, betekent. Wanneer ik verder de gezindheid zie waarmee u de godsdienst en vroomheid zozeer bent toegedaan, dat zij voor bisschoppen en abten een regel of een aansporing kan zijn naar vroomheid te streven, kan ik naar mijn mening aan niemand beter dan aan Uwe Majesteit dit werk opdragen. Wat ik op een gepaste wijze zou opdragen aan een christelijke vorst, draag ik daarom nog beter op aan een keizer en het allerbeste aan Karel. Zij die zeldzame edelstenen, vurige paarden, jachthonden en exotische tapisserieën schenken, dragen minder passende geschenken aan. Omdat de evangelisten het evangelie voor iedereen hebben geschreven, zie ik niet in waarom niet alle mensen het zouden moeten lezen. Ik heb de stof zo behandeld, dat ook ongeletterden hem kunnen begrijpen. Maar het lezen zal de meeste vruchten opleveren, als iedereen het ter hand neemt met de bedoeling er beter van te worden dan hij tevoren was. Laat hij het evangelie niet aan zijn eigen verlangens aanpassen, maar zijn leven en zijn begeerten naar de regel hiervan verbeteren. Ik heb in dit werk vooral Origenes, verreweg de bekwaamste godgeleerde, en Chrysostomus en Hieronymus, beiden de voortreffelijkste van de orthodoxe theologen, gevolgd. Moge de hemelse vorst u, zeer verheven keizer, toestaan wat het beste is, te willen en te ondernemen. En moge hij tevens uw ondernemingen gunstig gezind zijn, zodat u het zeer omvangrijke rijk, dat u tot nu toe zonder verlies aan mensenlevens hebt verkregen, ook zo kunt uitbreiden of beschermen. | |
[pagina 20]
| |
Moge u in uw mildheid intussen steeds eraan denken, dat geen oorlog om zulke gerechtvaardigde redenen wordt begonnen en niet zo beheerst wordt gevoerd, dat hij niet een geweldige stoet aan misdaden en rampen met zich meebrengt. Het grootse deel van alle ellende komt dan terecht bij onschuldigen en hen die het niet verdiend hebben. Bazel, 13 januari 1522 |
|