De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 8. Brieven 1122-1251
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1247 Van Konrad Peutinger
| |
[pagina 356]
| |
Zie toch wat zich gisteren voordeed. Het was de tweede adventzondag. Ontspannen, omdat het een vrije dag was, vermaakte ik me met mijn muntenverzamelingGa naar voetnoot1. en het lezen van Tacitus' geschiedenis van de keizers. Mijn vrouw MargaretheGa naar voetnoot2. zat bij me, maar aan een andere tafel. Zij was bezig met uw Latijnse vertaling van het Nieuwe Testament en tegelijk de Duitse vertaling, die zeer oud is en van weinig geleerdheid getuigt. Al gauw haalde ze me van mijn liefhebberijen af met de opmerking: ‘Ik lees Mattheus, hoofdstuk 20, en zie dat onze vriend Erasmus iets aan Mattheus heeft toegevoegd.’ Ik antwoordde: ‘En wat is daarmee?’ Zij nogmaals: ‘Maar hij heeft iets wat er ook niet in het Duits staat.’ Al gauw was het evangelie van Mattheus, zoals geïnterpreteerd door dezelfde Hieronymus, erbij gehaald, waar eveneens de woorden ‘Et baptismo quo baptisor, baptisabimini’ (en met de doop, waarmede Ik gedoopt word, zult gij gedoopt worden) niet te vinden waren.Ga naar voetnoot3. Ik werd aangespoord uw annotaties te raadplegen, waar we meteen van u de informatie kregen dat deze woorden, behalve bij Marcus, ook bij Mattheus worden vermeld door Origenes, Chrysostomus en Vulgarius.Ga naar voetnoot4. Vervolgens wilde ze dat we de preken 12 van Origenes en 66 van Chrysostomus over Mattheus lazen, waardoor ons volkomen duidelijk werd wat u op grond van het Grieks had hersteld. Ik hoop dat het u niet onaangenaam zal zijn dat u, een zo vooraanstaand leraar, niet alleen mij, maar ook mijn vrouw dagelijks onderwijst. Met onze stad, waar een tijd lang de pest woedde, gaat het nu evenwel beter; want terwijl op aarde alles wit wordt van de sneeuw, verschrompelt door winterse kou, verstart door vorst en ijs, keert de vroegere hemelse genade terug. Ons huis is echter tot nu toe gespaard gebleven. Als zich toch eens een gelegenheid voordeed, dat we u, ook in ons land, opnieuw persoonlijk zouden kunnen bezoeken! Het blaadje dat ik heb ingesloten,Ga naar voetnoot5. heeft mijn | |
[pagina 357]
| |
vrouw eigenhandig geschreven. Zoudt u mij willen berichten wat u recent de drukpers waard achtte? Het ga u goed. Mijn vrouw groet u in Christus. Uit Augsburg, 9 december 1521 Aan de eerwaarde en zeer geleerde heer Desiderius Erasmus van Rotterdam, enz., mijn hooggeachte heer en leraar Bazel
‘Potestis bibere poculum quod ego bibiturus sum, et baptismate quo baptizor, baptizari?’ Dicunt ei, ‘Possumus.’ Ait illis: ‘Calicem quidem meum bibetis et baptismate quo ego baptizor, baptizabimini: sedere autem’ enz.Ga naar voetnoot6. ‘Mögend ir trincken den kelch den ich wird trincken, vnd mit dem tawf, darin ich getawft, ir getawft werden?’ Sy sprachen, ‘Wir mögen.’ Vnd er sprach zu yn: ‘Wan meinen kelch werden ir trincken vnd mit dem tauf, darin ich getauft, ir getauft werden: aber zu sitzen’ enz. De gebruikelijke Duitse vertaling heeft alleen dit: ‘Mögend ir trincken den kelch den ich wird trincken?’ Sy sprachen, ‘Wir mögen.’ Vnd der Herr sprach: ‘Ja, mein kelch werden ir trincken’ enz. Hier staat niets over de doop. Margarethe Peutingerin uit Augsburg |
|