De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 8. Brieven 1122-1251
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 352]
| |
1245 Van Pierre Barbier
| |
[pagina 353]
| |
van de kerk van Sint-Egidius in het Waasland, met het verzoek om meteen gevolmachtigden aan te stellen om een jaarlijkse uitkering van alle inkomsten tot uw gebruik overeen te komen, zoals u tot nu toe hebt ontvangen. Ik stuur dit naar u, want ik wil dat hij weet dat hij deze gunst van u krijgt, meer dan van welke andere persoon ook. Ik doe dat tegelijk met de bedoeling dat u, tenzij u het goed vindt, de genoemde volmacht niet verschaft, als hij niet eerst daartoe bevoegde gevolmachtigden zal hebben aangesteld die namens hem, in het geval de beneficie voor de genoemde kerk op hem zal overgaan, een jaargeld kunnen overeenkomen zoals u elk jaar voor de genoemde kerk placht te ontvangen. Tegelijk met de bedoeling dat u, als u en degenen die u in dezen als raadgevers zult gebruiken, ertoe zullen besluiten, een dergelijke volmacht niet geeft totdat ik toestemming verleend zal hebben aangaande het voornoemde jaargeld. Zoals ik al vooraf zei, wordt op deze manier bereikt dat u omtrent mijn broer geen enkele twijfel kunt hebben. Na de genoemde toestemming van mijn kant zal hij immers, zodra hij de beneficie zal hebben ontvangen, niet onder de verplichting uit kunnen om het jaargeld te betalen. Niet dat ik twijfel aan de betrouwbaarheid van mijn broer ten aanzien van u, of aan uw verwachting ten aanzien van hem, maar om problemen geen enkele kans te geven, voor zover dat gemakkelijk kan. Want als de beneficie voor hem vrij zou komen voordat ik toestemming verleende aangaande een dergelijk jaargeld, zou hij intussen kunnen overlijden en zou u uw jaargeld en ik de beneficie kwijt zijn. Ik ga niet schrijven over de gebeurtenissen hier, want ik wil u niet de kans geven om de spot te drijven met mijn stijl, die zo weinig lijkt op die van Livius. Als ik een stijl had als mijn heer Erasmus, zou ik beslist mijn vorst Karel bezingen, zoveel als de waarheid en de betamelijkheid toestonden. Er is niets wat ik u op dit moment zou kunnen aanraden omtrent die Leuvense intriges, want ik merk dat het eerder schaadt dan baat wat ik zeg.Ga naar voetnoot5. Ik zal het enige doen wat ik kan: ik zal bidden dat God u en al uw zaken zo stuurt, dat het tot zijn glorie en eer, tot uw heil en tot ons aller nut is, wat u, naar ik vol vertrouwen hoop, zult doen; en u, mijn heer Erasmus, vraag ik datzelfde te doen. Het ga u goed. Uit Vitoria, 29 november 1521 Pierre Barbier, uw toegewijde dienaar Aan de zeer geleerde en zeer welwillende heer Erasmus van Rotterdam, die ik altijd zal hoogachten |
|