De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 8. Brieven 1122-1251
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1238 Aan Nicolaas Everaerts
| |
[pagina 340]
| |
eiland van u te bezoeken anders dan in de zomermaanden.Ga naar voetnoot1. Maar de zomer is bij ons zo kort, dat er soms helemaal geen zomer is: hij is voorbij voordat we in de gaten hadden dat hij er was. Nooit is mij zo duidelijk gebleken dat ons leven eerder bepaald wordt door het weer dan door voedsel. Ik heb deze hele zomer buiten de stad doorgebracht en niets was ooit zo'n succes. Dankzij de zuivere lucht hier had ik zoveel nieuwe energie toen ik terugging, dat ik een ander mens leek. Toch ben ik mijn eigen Holland niet minder welgezind omdat ik op gespannen voet sta met het weer daar. Integendeel, het doet me een enorm genoegen wanneer ik zie dat het, naast de overvloed aan andere dingen, ook rijk is aan grote talenten die het waard zijn in de herinnering van het nageslacht voort te leven. Hoe vaak immers heb ik het gelukkig geprezen dat het Maarten van Dorp heeft,Ga naar voetnoot2. de enige theoloog uit onze omgeving die de scholastische theologie heeft weten te verbinden met kennis van de betere literatuur, gedegen inzicht met waarachtige welsprekendheid. Maar de afgelopen dagen kreeg ik bezoek van Herman Lethmaet, afkomstig uit Gouda, die Dorp misschien wel zal evenaren of zelfs overtreffen, ware het niet dat Dorp met onverdroten ijver dagelijks zichzelf overtreft. Herman was, voordat hij de renbaan van de theologie betrad, met succes begonnen zich de Griekse en zogeheten schone letteren eigen te maken, maar hij deed het bij die wedloop in de theologie aan de Sorbonne zo goed, dat hij alle stemmen kreeg en de eerste plaats behaalde, en dat nog wel aan een universiteit die volgens iedereen de eerste plaats inneemt als het om dit soort studie gaat. Maar hij is niet alleen onderwezen in die spitsvondigheden waarmee men elkaar aan de universiteiten te lijf gaat; alles wat er is aan raadgevingen, geschiedverhalen of vroege theologen, heeft hij uitgeplozen en kent hij op zijn duimpje. Hij denkt snel en pakt de dingen vlug op, zijn honger naar kennis is onverzadigbaar, zijn oordeel trefzeker en direct gereed en, wat je bij dit soort mensen niet vaak ziet, hij kent geen arrogantie, geen ontstemdheid, geen trots. Hij is uiterst beleefd, uiterst bescheiden. Hij luistert geduldig naar iedereen. Hij wijkt zelfs voor ondergeschikten. De meesten die de eindstreep aan de Sorbonne halen, doen meteen alsof ze nooit meer hoeven te studeren en trekken zich terug zonder werk, of wachten op een kans om de ene prebende op de andere te stapelen zonder nog een boek aan te raken. Hij, die de lauwerkrans van de theologie met zoveel lof heeft verkregen, is bezig de beste schrijvers te verslinden met een gretigheid alsof hij niet klaar is met de studie, maar nu pas echt mag beginnen met studeren. Hij | |
[pagina 341]
| |
omarmt die meer op de mens gerichte studie evenwel zo, dat hij zijn vak niet verwaarloost. Daarom heb ik werkelijk goede hoop, dat hij en niemand anders degene zal zijn die de oude en nieuwe kennis zo vermengt en op elkaar afstemt, dat de aanhangers van beide richtingen volop aan hun trekken komen. Want hij is amper dertig. Hij heeft een goede gezondheid, wat uitzicht geeft op een lang leven, des te meer omdat hij uiterst sober leeft - als de man tenminste kans ziet om dat vol te houden tussen de Hollanders. Het staat voor mij vast dat er nog meer zoals hij zullen opstaan, mits men hier te lande leert uitnemende talenten eer te betonen en inziet hoeveel waarachtiger en duurzamer de roem is die men daarmee zal verwerven. Ik beveel Herman niet bij u aan, want ongetwijfeld kent u hem beter dan ik; ook ontgaat het me niet met welk enthousiasme u altijd dit soort mensen tegemoet treedt. Ik vraag alleen of u hem ook bij andere vooraanstaande mensen in ons beider geboorteland Holland wilt aanbevelen. Hij zal sneller bij iedereen goed bekend staan, als de steun van de voornaamsten hem tot aanbeveling strekt en hij goedkeuring verdient volgens het oordeel van juist die mensen die zelf in ieders ogen goedkeuring verdienen. Hijzelf is niet uit op roem, maar des te meer verdient hij die. Verder is het van belang voor het algemeen welzijn dat ook het volk een voortreffelijke indruk heeft van voortreffelijke mensen. De hogere soort studie was bezig overal aardig door te dringen, hoe hard de kikkers ook kwaakten, als de tragedie die rond Luther ontstond niet alles in de war had gestuurd. En alsof dat niet genoeg ellende is, vrees ik dat ze niet alleen in de war wordt gestuurd, maar volledig ten onder gaat, als niet een deus ex machina het huidige oorlogstumult, dat steeds verder om zich heen grijpt, tot bedaren brengt. De hele christelijke wereld, als het ware in tweeën gesplitst, raakt onderling slaags in een rampzalige oorlog. Twee vorsten, oppermachtig, maar ook nog jong en eerder vol vuur door verheven gedachten dan wijs door ervaring, streven met volle overgave elkaars ondergang na en trekken de wereld met zich mee naar de ondergang. Waar blijft intussen in hemelsnaam het gezag van de paus van Rome? Hij kan, wanneer een lucratieve zaak onder zijn aandacht wordt gebracht, zelfs over engelen en boze geesten heersen; nu zou hij niets kunnen uitrichten om zijn zonen af te houden van een zo funeste oorlog? Waar blijven nu die predikanten met hun al te luide stemmen? Nu hebben ze hun tong verloren of gebruiken ze die voor vleierij. Misschien komt er een moment dat onze Karel zal zeggen: ‘Ik had niet gedachtGa naar voetnoot3. dat oorlog zoiets verschrikkelijks was.’ Toch zal die uitspraak te duur betaald zijn. Maar wij kunnen in deze situatie niets anders dan de hemel om betere tijden vragen. Als er aan ons hof tien mensen zoals u zou- | |
[pagina 342]
| |
den zijn, zou er beter met de belangen van de mensheid worden omgegaan. Maar om terug te komen op het onderwerp van de studie, nu de zaak rond Luther is afgehandeld (hopelijk op de juiste manier!), is de studie weer terug bij af. Openlijk veroordelen ze tijdens preken en openbare colleges de talen en een meer verfijnde stijl, sommigen gaan met geweldige scheldpartijen tekeer tegen Erasmus, met naam en al. Ik zie werkelijk niet wat hun voor ogen staat. Want als het hun bedoeling is het volk duidelijk te maken, dat er bij die ordenGa naar voetnoot4. mensen te vinden zijn die ongegeneerd kwaadspreken: daarvan is het volk al meer overtuigd dan voor hen dienstig is. Als het hun bedoeling is jonge mensen die geen affiniteit hebben met de literatuur naar een studie theologie in hun trant te lokken, konden ze hen niet erger afschrikken dan door zich zo te gedragen. In Parijs en Cambridge bloeit de theologische studie als nooit tevoren. Hoe dat komt? Ze schikken zich naar de veranderende tijden; nu een meer literaire stijl zelfs stormenderhand probeert door te breken, jagen ze hem niet als vijand de deur uit, maar verwelkomen ze hem als gast. Dat de belangstelling voor de colleges van de theologen in Leuven terugloopt (want daar klagen sommigen over), kunnen ze mij niet aanrekenen, aangezien ik nooit een woord heb gezegd om iemand op andere ideeën te brengen. Het zijn een paar mensen die met hun even dolzinnige als domme vuilspuiterij weldenkende mensen op een afstand houden. Verder rekent het volk de hele groep aan wat door een paar wordt gedaan, wanneer het merkt dat het vaak en ongestraft wordt gedaan, en wanneer ze zo'n ophef maken om een enkel woordje uit de mond van de hoogleraar Grieks,Ga naar voetnoot5. waardoor niemand zich gekwetst hoeft te voelen. Ik ben het er volkomen mee eens dat ze met het keizerlijk edictGa naar voetnoot6. schotschriften een halt hebben toegeroepen, al klaagt niemand van hen over de meer dan verschrikkelijke smaadschriften die Pfefferkorn, naar ik hoor, telkens opnieuw in Keulen laat verschijnen; het is geen geheim wie hem daartoe aanzetten.Ga naar voetnoot7. Ze hadden meteen ook tongen van dat slag, nog misdadiger dan smaadschriften, met een keizerlijk edict een halt moeten toeroepen. Zo niet, dan worden de goeden fraai behandeld, als zulke grappenmakers, die niets hebben behalve hun schaamteloosheid en lastertaal, ongestraft publiekelijk andermans reputatie kunnen aanvallen, terwijl het de anderen niet geoorloofd is dat ze, door boeken te verspreiden waar het maar mogelijk is, voor hun reputa- | |
[pagina 343]
| |
tie opkomen. Ze zijn verontwaardigd als iemand in een brief aan een vriend klaagt over iets wat zij zelf publiekelijk onder de aandacht van het volk brengen. Persoonlijk zou ik me liever willen verdedigen op een manier dat ik anderen niet schaad; maar als iemand een ander zo aanvalt dat die laatste zijn eigen leven niet kan beschermen zonder de aanvaller van het leven te beroven, ligt de schuld volgens de wetten bij degene die de aanleiding gaf.Ga naar voetnoot8. U zult zeggen: ‘Daag hem voor het gerecht!’ Waar dan? Ze erkennen noch hun vorst, noch hun bisschop als rechter. De theologen, naar wier willekeur zaken worden geregeld, gedragen zich zo, dat het lijkt alsof ze door hen bewerkt zijn. De priors steunen hen of zijn niet bevoegd over hen recht te spreken. Dus moet hun zogeheten vicaris worden gezocht. Intussen zal de persoon die vandaag tekeerging ten overstaan van het volk, elders aan het ontbijt zitten. En zo durven de grappenmakers alles, omdat ze weten dat ze die omstandigheden mee hebben. U zou het amper geloven hoezeer ze met deze manier van handelen de gehele menigte van zich vervreemden, en vooral vooraanstaande mensen met verstand. Zodra ze daar lucht van krijgen, geven ze mij natuurlijk de schuld van problemen die ze zelf met hun eigen wagen hebben binnengehaald.Ga naar voetnoot9. Ik voor mij moet zelfs lachen om alle heisa die ze maken; alleen betreur ik het dat door de schuld van mensen de theologie een slechte naam krijgt, dat de zoetheid van de studie door de slechte zuurdesemGa naar voetnoot10. bedorven wordt en het normbesef wordt aangetast. Het ga u goed, zeer geachte heer. Uit Anderlecht, 1521 |
|